ECLI:NL:RBNNE:2025:3395

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
18-000444-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor bedreiging met vuurwapen

Op 19 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een incident met een vuurwapen in de oudejaarsnacht van 2024 op 2025. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld met wat voor vuurwapen de verdachte had geschoten en of er kogels of knalpatronen waren gebruikt. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde poging tot doodslag en zware mishandeling.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan twee bedreigingen, waarbij hij een vuurwapen richtte op twee slachtoffers. De rechtbank vond de verklaringen van de slachtoffers en getuigen voldoende betrouwbaar, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen schadebedragen hadden gevorderd.

De rechtbank paste de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht toe, die betrekking hebben op bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van een vuurwapen in een openbare setting en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18-000444-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , adres: [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (vuur)wapen (van korte afstand) te richten op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende, verdachte, (meermaals) met een (vuur)wapen (van korte afstand) geschoten op die
[slachtoffer 2] , althans in de richting van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende, verdachte, (meermaals) met een (vuur)wapen (van korte afstand) geschoten op die [slachtoffer 2] , althans in de richting van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermaals) met een (vuur)wapen op die [slachtoffer 2] te schieten, althans (meermaals) in de richting van die
[slachtoffer 2] te schieten met een (vuur)wapen;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ander, te weten [slachtoffer 3] van het leven te beroven, hebbende, verdachte, (meermaals) met een vuurwapen geschoten, waarbij die [slachtoffer 3] is geraakt in zijn been, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
hebbende, verdachte, (meermaals) met een vuurwapen geschoten, waarbij die [slachtoffer 3] is geraakt in zijn been, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Coevorden [slachtoffer 3] heeft mishandeld, door met een vuurwapen te schieten in het been van die [slachtoffer 3] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 primair en 3 primair en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de aangiftes, de medische verklaring van het letsel bij [slachtoffer 3] , de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van [getuige 2] is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte een vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer 1] , met dat vuurwapen heeft geschoten op [slachtoffer 1] en een kogel uit dat vuurwapen uiteindelijk in het been van [slachtoffer 3] is terechtgekomen. Er zijn geen aanwijzingen dat iemand anders daar ter plaatse met een vuurwapen heeft geschoten. Ten aanzien van [slachtoffer 1] is sprake van een bedreiging, ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] kunnen de gedragingen gekwalificeerd worden als een poging tot doodslag. Verdachte heeft op korte afstand op een bewegend persoon, [slachtoffer 1] , geschoten, en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hem zou raken. Verdachte heeft ongecontroleerd geschoten op een plek met meerdere omstanders en daarmee tevens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een willekeurig persoon, in dit geval [slachtoffer 3] , zou raken in een vitaal lichaamsdeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] bevatten aantoonbaar onjuistheden. Daar komt bij dat hun verklaringen op details niet consistent zijn. De verklaring van [getuige 1] is eveneens onbetrouwbaar, nu hij inconsistent is in hetgeen hij verklaart. De verklaringen kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Het kan zijn dat iemand anders in die omgeving heeft geschoten. De politie heeft in de straat knalpatronen gevonden, geen kogels. De reconstructie zoals door de politie is gemaakt kan ook niet bijdragen aan het bewijs. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de gedragingen onder feit 3, is dat te kwalificeren als een mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en [getuige 1]
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en [getuige 1] voldoende betrouwbaar zijn. Hoewel de verklaringen op details wisselend en
soms tegenstrijdig zijn, zijn zij op hoofdlijnen consistent. Daar komt bij dat hetgeen zij verklaren ook door verklaringen van anderen wordt ondersteund, namelijk door de verklaringen van [getuige 2] , afgelegd vlak na het incident, en [getuige 3] , die een dag na het incident is gehoord. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat de aangevers en/of getuige [getuige 1] , [getuige 2] of [getuige 3] een motief hebben dan wel er belang bij hebben om onjuist en belastend over verdachte te verklaren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen wel voldoende betrouwbaar en is zij van oordeel dat deze op onderdelen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook op onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2025, opgenomen op pagina 69 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2025000452
d.d. 4 maart 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 1 januari 2025, omstreeks 03:32 uur, ben ik samen met [slachtoffer 1] en [getuige 2] naar [adres] gegaan. [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte] , verdachte) kwam in mijn richting lopen. [verdachte] sloeg mij tegen mijn hoofd. Ik heb [verdachte] hierop teruggeslagen. Toen ik [verdachte] sloeg, viel hij op de grond. Toen [verdachte] opstond vanaf de grond, zag ik dat hij een normaal pistool gepakt had en in zijn rechterhand hield. Dat pistool richtte [verdachte] op mij. Ik hoorde een knal. Ik raakte in paniek en trok [naam] voor mij. Ik schrok mij kapot en realiseerde mij dat [verdachte] een echt pistool had en mij probeerde te doden. Ik vreesde voor mijn eigen leven en hoopte dat hij zo niet zou schieten. [verdachte] kwam naar mij toe lopen en richtte, op nog geen meter, het pistool weer op mijn hoofd. Ik had [naam] nog steeds vast en duwde die tussen mij [verdachte] in, zodat [verdachte] niet kon schieten. Ik hoorde nog een aantal knallen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanvullend verhoor aangever d.d. 10 juni 2025, aanvullend opgemaakt, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
[verdachte] richtte het wapen op mij, maar omdat ik zijn zoon ertussen trok schoot hij niet. [slachtoffer 1] wilde mij helpen en heeft [verdachte] van achteren aangevallen. Ik zag dat [verdachte] zijn wapen in de richting van mijn broertje zwaaide. Ik zag dat mijn broertje wegrende in de richting van de steeg. Terwijl mijn broertje wegvluchtte hoorde ik meerdere knallen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2025, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
In de nacht van 31 december 2024 op 1 januari 2025 was ik met [slachtoffer 1] en [getuige 2] in [adres]. [verdachte] sprak [slachtoffer 1] aan. Daarop sloeg [verdachte] [slachtoffer 1] met een bierfles. Daarop sloeg [slachtoffer 1] [verdachte] . [verdachte] viel op de grond. Ik kreeg een klap van [naam] tegen mijn hoofd. Vervolgens liep [naam] naar [slachtoffer 1] . [verdachte] stond op en had een pistool in de hand. [slachtoffer 1] pakte daarop [naam] voor zich om tussen hem en [verdachte] en het wapen te houden.
Daarop begon [verdachte] op mij te schieten. Ik voelde meteen dat er een druk langs mijn been ging. Ik rende weg. [verdachte] liep me achterna en schoot nog enkele keren op mij. Ik denk één of twee keer.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2025, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van (opper)wachtmeester der Koninklijke Marechaussee [naam] en [naam] :
Op woensdag 1 januari 2025 omstreeks 03:40 uur kregen wij een melding inhoudende dat er aan de [adres] te Coevorden een slachtoffer van mishandeling zou zitten. Korte tijd later kwamen wij ter plaatse
aan de [adres] , waar wij drie manspersonen rondom een tafel troffen. Wij zagen dat één van hen verwondingen in zijn gelaat had, met name zijn neus en rondom zijn linker oog. Deze gaf op te zijn [slachtoffer 1] . De andere persoon gaf op te zijn [getuige 2] . De derde persoon
gaf op te zijn [slachtoffer 1] . Wij hoorden [getuige 2] zeggen dat hij [verdachte] herkende en zag schieten.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 januari 2025 januari 2025, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3]:
Op 1 januari omstreeks 03:45 uur werd er hard op het raam gebonsd en aangebeld. Ik zag [slachtoffer 1] voor de deur staan met zijn gezicht vol bloed. [getuige 2] en [slachtoffer 1] waren daar ook bij. [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] op [slachtoffer 1] af liep en toen kreeg [slachtoffer 1] een paar klappen in het gezicht. [verdachte] heeft twee keer geschoten op [slachtoffer 1] en ook nog een keer op [slachtoffer 1] .
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 januari 2025, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
In de nacht van 31 december 2024 op 1 januari 2025 was ik aan de [adres] in Coevorden . Ik zie [verdachte] vechten met 2 of 3 jongens. Ik zag dat [verdachte] een beweging maakte bij zijn broek alsof het leek alsof hij daar zijn pistool vandaan haalde. Ik zie dat hij er 2 keer mee geschoten heeft.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat er in de nacht van 31 december 2024 op 1 januari 2025, omstreeks 03:30 uur, in [adres] een gevecht ontstaat tussen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , verdachte en de zoon van verdachte, waarbij over en weer wordt geslagen. Tijdens dat gevecht trekt verdachte een (vuur)wapen en richt deze op het hoofd, dan wel het lichaam, van [slachtoffer 1] . Vervolgens schiet verdachte meermalen op, althans in de richting van, [slachtoffer 1] met voornoemd (vuur)wapen.
Vrijspraak feiten 2 primair en subsidiair en 3
De rechtbank acht feit 2 primair en subsidiair en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Na afloop van de schietpartij is verdachte enige tijd onvindbaar geweest voor de politie. Het (vuur)wapen waar verdachte mee heeft geschoten is niet gevonden. In het been van [slachtoffer 3] is een kogel aangetroffen, passend bij het kaliber 7.65 Broming. Ter hoogte van het perceel waar de schietpartij heeft plaatsgevonden zijn intacte knalpatronen en een verschoten knalpatroon aangetroffen, kaliber 9mm. De aangetroffen knalpatronen zijn kogel-loze patronen, die slechts een luide knal produceren.
De rechtbank is van oordeel dat zij, nu niet is komen vast te staan met wat voor (vuur)wapen verdachte heeft geschoten en of daar kogels en/of knalpatronen mee zijn verschoten, niet kan worden bewezen dat verdachte door het schieten met dat wapen een aanmerkelijke kans op de dood of op zware mishandeling van [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het ten laste gelegde onder feit 2 primair en subsidiair.
De rechtbank is van oordeel dat, nu zij niet kan vaststellen met wat voor (vuur)wapen verdachte heeft geschoten, zij tevens niet kan vaststellen dat met dit wapen de kogel is verschoten die in het been van [slachtoffer 3] is aangetroffen. Uit het dossier volgt dat in [adres] tijdens het incident ongeveer twintig tot dertig mensen op straat waren, hetgeen maakt dat niet uitgesloten kan worden dat naast verdachte een ander dan verdachte met een vuurwapen heeft geschoten waarbij een kogel is verschoten die in het been van [slachtoffer 3] is terechtgekomen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij het ten laste gelegde onder feit 3.
Bewezenverklaring feiten 1 en 2 meer subsidiair
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een (vuur)wapen, zijnde al dan niet een vuurwerkpistool, heeft gericht op [slachtoffer 1] en met dit (vuur)wapen heeft geschoten op [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedragingen van verdachte bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 meer subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2025 te Coevorden [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een (vuur)wapen van korte afstand te richten op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] .
2 meer subsidiair.
hij op 1 januari 2025 te Coevorden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermaals met een (vuur)wapen op die [slachtoffer 2] te schieten, althans meermaals in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten met een (vuur)wapen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2 meer subsidiair. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 primair en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen over een eventuele strafoplegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 8 juli 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 1 januari 2025 schuldig gemaakt aan twee bedreigingen door het richten van een (vuur)wapen op [slachtoffer 1] en het schieten met voornoemd (vuur)wapen op [slachtoffer 1] . De rechtbank acht dit zeer ernstige strafbare feiten.
Verdachte heeft in oudejaarsnacht, midden op straat en in nabijheid van meerdere personen, tijdens een vechtpartij een (vuur)wapen getrokken en voornoemde slachtoffers hiermee bedreigd. Of met dat vuurwapen scherpe munitie kan worden afgeschoten of alleen knalpatronen, maakt voor de ernst van de bedreiging niets uit. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen volgt dat de handelwijze van verdachte zeer hevige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers tot gevolg heeft gehad. Daar komt bij dat dergelijke feiten niet slechts grote impact hebben op de directe slachtoffers, maar ook zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent voorgaande verdachte zwaar aan.
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten dan ook oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur rechtvaardigen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 juli 2025 waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor (met name) vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 juli 2025. Hieruit volgt dat verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert en niet in staat is om met complexe situaties om te gaan. Verdachte heeft in het verleden klinische- en ambulante behandeling gehad, waardoor hij meer zicht heeft gekregen op zijn problematiek. De reclassering acht de responsiviteit van verdachte ten opzichte van hulpverlening laag. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling wordt oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Op te leggen straf
Bij een bedreiging met een (vuur)wapen is het uitgangspunt, overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (het LOVS), oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, zoals hiervoor beschreven, neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking. De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding waarbij geen bedrag is gevorderd.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding waarbij geen bedrag is gevorderd.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben in hun verzoeken tot schadevergoeding geen bedrag gevorderd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen alsnog de hoogte van de schade te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 1] zijn eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 2
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 augustus 2025.
Mr. H.C.L. Vreugdenhil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.