Op 26 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, het voorhanden hebben van een vuurwapen en bedreiging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 31 augustus 2024 in Groningen, waar de verdachte met een vuurwapen op een rijdende auto heeft geschoten, bestuurd door [slachtoffer 1]. De verdachte heeft daarbij verklaard dat hij het vuurwapen voor zijn eigen bescherming bij zich had. Tijdens de zitting op 12 augustus 2025 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.G. Wolffs, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de rechtbank voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] vaststelde. De verdachte werd veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en ter beschikking gesteld met dwangverpleging. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 1] voor materiële en immateriële schade, in totaal 2.750,20 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die een tbs-maatregel noodzakelijk maakte.