ECLI:NL:RBNNE:2025:3505

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
18/022075-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drie gewapende overvallen met geweld en bedreiging

Op 26 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drie gewapende overvallen. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 januari 2025 in Meppel geld heeft weggenomen van [bedrijf 1] door bedreiging met een mes tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast heeft hij op 9 januari 2025 [slachtoffer 3] gedwongen tot afgifte van geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] en op 13 januari 2025 heeft hij [slachtoffer 5] bedreigd en een tas met geld weggenomen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] 650 euro en [slachtoffer 4] 190 euro toegewezen kregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar was, ondanks zijn verslavingsproblematiek, en dat de feiten ernstig waren, met aanzienlijke impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/022075-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 augustus 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 augustus 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. Lek, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter
terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2025 te Meppel een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of dat mes te richten aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
EN/OF
hij op of omstreeks 20 januari 2025 te Meppel met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [bedrijf 1] en/of een derde toebehoorde(n), door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of dat mes te richten op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te Meppel met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 2] en/of een derde toebehoorde(n), door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 3] en/of dat mes te richten op die [slachtoffer 3]
EN/OF
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te Meppel een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 3] en/of dat mes te richten op die [slachtoffer 3] ;
3.
hij op of omstreeks 13 januari 2025 te Meppel een tas en/of portemonnee (met daarin een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 5] en/of dat mes te richten op die [slachtoffer 5] en/of dat mes te houden tegen de nek, buik en/of heup van die [slachtoffer 5] , althans tegen het lichaam, en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer 5] te drukken
EN/OF
hij op of omstreeks 13 januari 2025 te Meppel met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en/of portemonnee en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] en/of een derde toebehoorde(n), door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen/voor te houden aan die [slachtoffer 5] en/of dat mes te richten op die [slachtoffer 5] en/of dat mes te houden tegen de nek, buik en/of heup van die [slachtoffer 5] , althans tegen het lichaam, en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer 5] te drukken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde dient te worden weggestreept dat verdachte een mes tegen het lichaam van aangeefster [slachtoffer 5] heeft gehouden en zijn arm tegen haar nek heeft gedrukt. Zij stelt geen reden te hebben om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster maar nu er geen steunbewijs voorhanden is, zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging moeten worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Tevens is ook de raadsvrouw van mening dat niet bewezen kan worden dat ten aanzien van het onder 3 primair ten laste verdachte een mes tegen het lichaam van aangeefster [slachtoffer 5] heeft gehouden en zijn arm tegen haar nek heeft gedrukt.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw - de onder 3 primair ten laste gelegde geweldscomponent, bestaande uit dat verdachte een mes tegen het lichaam van aangeefster [slachtoffer 5] heeft gehouden en zijn arm tegen de nek van haar heeft gedrukt, niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2025, opgenomen op pagina 178 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek [naam] ) d.d. 16 april 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 januari 2025, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek [naam] ) d.d. 16 april 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2025, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlage) d.d. 13 januari 2025, opgenomen op pagina 125 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek [naam] ) d.d. 16 april 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 januari 2025 te Meppel geld, dat geheel aan [bedrijf 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en die
[slachtoffer 2] en dat mes te richten aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] ;
2.
hij op 9 januari 2025 te Meppel met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, dat geheel aan die [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 2] toebehoorde, door een mes te tonen aan die [slachtoffer 3] en dat mes te richten op die [slachtoffer 3] ;
3.
hij op 13 januari 2025 te Meppel een tas en portemonnee met daarin een hoeveelheid geld, die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een mes te tonen aan die [slachtoffer 5] en dat mes te richten op die [slachtoffer 5] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2. primair afpersing;
3. primair diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd en ter terechtzitting besproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen gelet op zijn verslavingsproblematiek. Ook heeft zij naar voren gebracht dat een lange op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is nu dit verdachte zijn behandeltraject bij de FPA [instelling 2] , waar hij op 1 december 2025 voor is aangemeld, zal doorkruisen. Het is van groot belang dat verdachte aansluitend aan de gevangenisstraf een klinische behandeling zal ondergaan. De raadsvrouw acht een gevangenisstraf voor de duur van 219 dagen, met een fors voorwaardelijk deel, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en ter terechtzitting besproken, passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 28 mei 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een kort tijdbestek en op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan drie gewapende overvallen, te weten op de [bedrijf 2] op 9 januari 2025, op [bedrijf 3] op 13 januari 2025 en op [bedrijf 1] op 20 januari 2025, waarbij geld is weggenomen. De verdachte is in het zwart gekleed en met gezichtsbedekkende kleding, waaronder een bivakmuts, binnengegaan, zodat hij niet herkend zou worden. De rechtbank vindt het vooral kwalijk dat verdachte in alle drie de overvallen heeft gedreigd met een mes en dit ook daadwerkelijk getoond heeft. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank overweegt dat de overvallen beangstigend moeten zijn geweest voor de slachtoffers die in de ondernemingen aanwezig waren. De ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met gebruik van een mes nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Daarnaast zorgt een gewapende overval niet alleen voor onrust en angst bij de directe slachtoffers maar ook bij overige aanwezigen. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij veel spijt heeft van zijn handelen en zegt zich te realiseren wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan, rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij enkel aan zijn eigen financiële gewin heeft gedacht om zijn drugsverslaving te financieren en niet aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 28 mei 2025 - kort samengevat - het volgende vermeld. De reclassering ziet op vrijwel alle leefgebieden risicos, namelijk: huisvesting, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. Verdachte kampt met een ernstige harddrugs verslaving. De reclassering ziet een hoog recidiverisico, omdat het delictgedrag druggerelateerd
is. Zij acht het risico op letselschade gemiddeld omdat verdachte meermaals is veroordeeld voor geweldsdelicten. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog, gelet op de middelenproblematiek. De reclassering adviseert een langdurig klinische opname, aangezien verdachte herhaaldelijk is teruggevallen in middelengebruik. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, de verplichting om te verblijven bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan dagbesteding.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht, omdat het enkele feit dat sprake is van ernstige verslavingsproblematiek - zonder nadere onderbouwing geen reden is om een verminderde toerekeningsvatbaarheid aan te nemen. Daarnaast geeft het reclasseringsrapport hiertoe geen aanleiding. De bewezen geachte feiten kunnen daarom aan verdachte worden toegerekend.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers alsmede de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het opleggen van een gevangenisstraf de enige passende sanctie is. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de verslavingsproblematiek van verdachte die een rol zal hebben gespeeld bij de door hem begane delicten. De rechtbank acht het van belang dat verdachte de gevolgen van zijn handelen ervaart, maar ook dat hij behandeling krijgt en aan zijn problematiek kan werken.
De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan de proeftijd zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, de verplichting om te verblijven bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan dagbesteding. Nu verdachte zelf ter terechtzitting heeft aangegeven dat het plegen van de strafbare feiten voortkwam uit zijn verslavingsproblematiek, ziet de rechtbank aanleiding om naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden ook de bijzondere voorwaarden van een harddrugsverbod en het meewerken aan controle op het gebruik van zowel harddrugs als softdrugs op te leggen. De rechtbank wil met deze voorwaardelijke straf bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst niet weer zal laten verleiden om voor geldelijk gewin zich met dit soort feiten in te laten.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Feit 1
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Feit 2
[slachtoffer 4] , tot een bedrag van 690,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal kan worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk kan worden toegewezen tot het bedrag van 190,00 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Het overige deel van de vordering dient niet- ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen tot het bedrag van 190,00. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat delicten als de onderhavige een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval dan ook mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Uit de toelichting bij het verzoek om schadevergoeding is gebleken dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde psychische schade heeft geleden. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de gevraagde vergoeding wegens immateriële schade redelijk en zal deze volledig toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
20 januari 2025.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade, die ziet op vergoeding van de kosten voor het gestolen kasgeld, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2025.
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de materiële schade die ziet op vergoeding van het omzetverlies, onvoldoende onderbouwd is dat er daadwerkelijk sprake is geweest van het gestelde omzetverlies en dat dit een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen mes, dat op de beslaglijst staat vermeld als keukenartikel dient te worden onttrokken aan het verkeer. De kleding en de telefoon dienen aan verdachte te worden teruggegeven, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat het mes dient te worden onttrokken aan het verkeer en dat de kleding en de telefoon aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het mes onttrekken aan het verkeer, nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in dit geval in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank is van oordeel dat de kleding en de telefoon moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte cumulatief en meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij verslavingsreclassering in de regio waar hij zal verblijven. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat opnemen in [instelling 3] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de Justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct na detentie. De
opname duurt een jaar zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. dat veroordeelde zich na afloop van de klinische behandeling laat begeleiden door [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat veroordeelde na afloop van de klinische behandeling verblijft in [instelling 3] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. Indien de reclassering het nodig vindt, laat hij zich hierin begeleiden door een instantie;
6. dat veroordeelde geen harddrugs zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (ademtest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
7. dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (ademtest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1 primair- benadeelde partij: [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
13 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2 primair - benadeelde partij: [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 4]te betalen:
  • het bedrag van 190,00 (zegge: honderdnegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 4]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 4]aan de Staat te betalen een bedrag 190,00 (zegge: honderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
3 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen

1 STK keukenartikel ( [nummer] )
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 PR schoenen (beige, merk: Gentiluomo Sneaker, [nummer] )
  • 1 STK jas (blauw, merk: Petrol, [nummer] )
  • 1 STK jas (zwart, merk: Stone Island, [nummer] )
  • 1 STK jas (zwart, merk: Emporio Armani, [nummer] )
  • 1 PR schoenen (Australian, [nummer] )
  • 1 STK broek (blauw, merk: Livergy, [nummer] )
  • 1 STK gsm ( [nummer] )
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr.
A.S. Venema-Dietvorst, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2025.