ECLI:NL:RBNNE:2025:3538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
18-026229-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en meerdere inbraken bij bedrijfspanden met bijzondere voorwaarden

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak en meerdere inbraken, dan wel pogingen tot inbraak bij verschillende bedrijfspanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de komende drie jaren. De verdachte, geboren in 1986, werd bijgestaan door mr. R.F. Klunder, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf. De tenlastelegging omvatte onder andere het vernielen van ruiten van bedrijfspanden en het stelen van goederen, waaronder sigaretten en geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, mede op basis van camerabeelden en DNA-onderzoek. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraken, vooral de inbraak in een woning, en de impact daarvan op de slachtoffers. De verdachte had eerder soortgelijke delicten gepleegd en de rechtbank hield rekening met zijn problematiek op het gebied van verslaving en psychosociaal functioneren. De opgelegde straf en voorwaarden zijn bedoeld om de kans op herhaling te verkleinen en de verdachte te helpen bij zijn re-integratie in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-026229-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 14 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F. Klunder, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
(aangifte blz. 237 e.v.)
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, in een woning (gelegen aan of bij de [adres] , een magazijn van een Airsoft wapen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (die woning) heeft verschaft en/of dat weg te nemen magazijn van dat Airsoft wapen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan of bij de [adres] ) enig(e) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
  • over een schutting (welke toegang geeft tot het erf rond/bij die woning is geklommen en/of
  • een houten deur (van een hok) heeft opengebroken en/of (vervolgens)
  • zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of
  • in die woning heeft gezocht naar enig(e) goed(eren) van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
(aangifte blz. 132 e.v.)
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, in/uit een bedrijfspand van [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres] ), een (grote) hoeveelheid rookwaar (sigaretten), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen rookwaar onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een of meer bedrijfspand(en), te weten aan/of bij de [adres] (aangifte blz. 92 e.v.)
  • enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of het bedrijf " [bedrijf 2] ", in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), en/of aan of bij het [adres] (aangifte blz. 105 e.v.)
  • enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf " [bedrijf 3] ", in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), en/of aan of bij de [adres] (aangifte blz. 125 e.v.)
  • enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of het bedrijf [snackbar] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), (telkens) weg te nemen met het oogmerk om het zich (telkens) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen (telkens) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door (telkens) een ruit van dat/die bedrijfspand(en) te vernielen (teneinde een opening te doen ontstaan en/of dat bedrijfspand binnen te gaan en/of op zoek naar enig(e) goed(eren) van verdachtes gading), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, opzettelijk en wederrechtelijk
(aangifte blz. 92 e.v.)
- een ruit van een bedrijfspand gevestigd aan/of bij de [adres] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of het bedrijf " [bedrijf 2] ", in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), en/of
(aangifte blz. 105 e.v.)
- een ruit van een bedrijfspand gevestigd aan of bij het [adres] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf " [bedrijf 3] ", in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), en/of
(aangifte blz. 125 e.v.)
- een ruit van een bedrijfspand aan of bij de [adres] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of het bedrijf [snackbar] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), (telkens) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
(aangifte blz. 19 e.v.)
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in/uit een bedrijfspand (van kledingwinkel [kledingwinkel] ), gelegen aan of bij de [adres] , een hoeveelheid geld en/of een sleutel, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan kledingwinkel [kledingwinkel] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een bedrijfspand (van kledingwinkel [kledingwinkel] ), gelegen aan of bij de [adres] , een hoeveelheid geld en/of een of meer ander(e)
goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan kledingwinkel [kledingwinkel] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
  • een (schutting)deur/hek (van een omheining) heeft verbroken/vernield welke toegang geeft tot een erf aan achterzijde van dat bedrijfspand en/of
  • een ruit van dat bedrijfspand heeft vernield en/of
  • zich door de ontstane opening de toegang tot dat bedrijfspand heeft verschaft en/of
  • een bedieningspaneel van een in dat bedrijfspand aanwezige kluis heeft vernield/verwijderd en/of
  • ( met een flex of een slijptol) een onderste deur van die/een kluis heeft geopend en/of
  • ( met een flex of slijptol) handelingen heeft verricht aan de bovenste deur van die kluis en/of
  • in dat bedrijfspand heeft gezocht naar geld/goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
(aangifte blz. 49 e.v.)
hij op of omstreeks 23 oktober 2024 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in/uit een bedrijfspand (van [bedrijf 5] ), gelegen aan of bij de [adres] een kassalade (met inhoud, te weten geld (ongeveer 15 euro)), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf [bedrijf 5] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen kassalade (met inhoud, te weten geld (ongeveer 15 euro)) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
(aangifte blz. 73 e.v.)
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 23 december 2024 en 24 december 2024 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, een modem (van een televisie) en/of meerdere flessen Beerenburg en/of een fles Jenever en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf [bedrijf 6] in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat het onder feit 1 en 3 primair en het onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte bekend dat hij in de woning in [plaats] is geweest. Op grond van de verklaring van de partner van aangeefster, [slachtoffer 1] , en het werktuigsporenonderzoek kan bewezen worden verklaard dat verdachte zich daarbij schuldig heeft gemaakt aan braak. De inbraak bij het tankstation in Surhuisterveen (feit 2) heeft verdachte bekend. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat twee verbalisanten verdachte hebben herkend op de camerabeelden van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en
[snackbar] . Verdachte heeft bij alle drie de panden een ruit kapot gemaakt. Dat kan, mede gelet op het feit dat verdachte in dezelfde nacht ook een inbraak heeft gepleegd bij het tankstation in Surhuisterveen, gekwalificeerd worden als een poging tot inbraak. Ten aanzien van feit 4, 5 en 6 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een voorwerp waarmee is ingebroken in de bedrijfspanden, dan wel op een goed dat direct te relateren is aan het voorwerp waarmee is ingebroken. Verdachte heeft geen duidelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op deze voorwerpen. Er kan dan ook bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze inbraken. Nu niet duidelijk is of er goederen zijn weggenomen bij kledingwinkel [kledingwinkel] (feit 4) is er ten aanzien van dat feit enkel sprake van een poging tot inbraak zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak, verbreking en inklimming. Op basis van de bewijsmiddelen kan namelijk niet bewezen worden dat verdachte de woning van aangeefster door middel van braak, verbreking of inklimming binnen is gekomen. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de overige ten laste gelegde feiten. Er is onvoldoende bewijs voorhanden op basis waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 januari 2025, opgenomen op pagina 237 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 24 januari 2025, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ) van 30 januari 2025, opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek van 4 februari 2025, opgenomen op pagina 243 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2025, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] .
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 januari 2025, opgenomen op pagina 132 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudend de verklaring van [naam] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2025, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2025, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feit 3 primair
Ten aanzien van feit 3 primair past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025, voor zover inhoudende:
Ik had bij de inbraak bij het tankstation in Surhuisterveen een groene bivakmuts op. Ik ben in de nacht van 7 januari 2025 gaan rondfietsen. Op de fiets zat een fietstas, daar zat een moker in.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 januari 2025, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 7 januari 2025 kwam ik bij mijn zaak [bedrijf 2] aan [adres] in Surhuisterveen. Ik zag dat er een gat in het raam zat. Ik zag dat er allemaal glas op de grond lag. Ik kon op de beelden zien dat er een persoon op de fiets vlak voor de deur langs fietste. Ik zag dat deze persoon de fiets voor de winkel neerzette. Ik zag dat de persoon met een voorwerp het raam naast de deur kapot maakte. Ik zag dat de persoon een hand naar binnen stak en probeerde om vanaf de binnenkant de deur te openen. Ik zag dat dit niet lukte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 januari 2025, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 7 januari 2025 was ik aan het werk in de [bedrijf 3] aan het [adres] te Surhuisterveen. Ik zag dat het raam van de linker deur een grote ster had ter hoogte van de deurklink. Op 6 januari 2025 heb ik de winkel om 18:00 uur afgesloten. Het raam welke nu kapot is, was toen nog heel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2025, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik bekeek de camerabeelden en fotos van [bedrijf 3] in Surhuisterveen. Datum 7 januari 2025. Ik zie om 03:20:06 een fiets in beeld voor de winkel. Ik zie om 03:20:58 een persoon voor de winkel staan met een bivakmuts op. Ik zie dat de persoon een groene of grijze jas en een zwarte lange broek draagt. Ik zie dat de persoon donkere handschoenen draagt en met zijn handen tegen het raam naar binnen kijkt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 januari 2025, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 7 januari 2025 werd mijn man gebeld door de meldkamer. Zij vertelden dat het alarm van onze zaak was afgegaan. Wij hebben een snackbar in Surhuisterveen aan [adres] . Op de camerabeelden is op 7 januari 2025 om 03:44 uur te zien dat er een man in beeld komt fietsen. De man staat stil voor het raam van de snackbar. Ik zie dat deze man een donkere jas draagt en een grijs/groene bivakmuts op heeft. Met
zijn rechterhand zit hij aan het voorruit en maakt daar een slaande beweging. Nadat hij deze beweging maakt hoor ik dat het alarm in de snackbar afgaat. Ik zie dat de man wegfietst.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2025, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 24 januari 2025 heb ik verdachte [verdachte] gehoord in het onderzoek naar een inbraak aan de [adres] te [plaats] . Tijdens dit verhoor heb ik de verdachte goed kunnen bekijken en herkende ik de persoon welke was weergeven op de camerabeelden van een inbraak in een tankstation gepleegd op dinsdag 7 januari 2025 aan de [adres] te Surhuisterveen. In de BVH-registratie [nummer]
(de rechtbank begrijpt dat dit de BVH-registratie is ten aanzien van feit 2)zag ik een fotoblad met daarop een afbeelding van een inbreker. Ik heb "Fotoblad [nummer] " bekeken en herkende de persoon op de afbeeldingen als zijnde de verdachte [verdachte] . Op foto 20 is het gezicht van de verdachte zichtbaar. Hierop herken ik de jukbeenderen die prominent naar voren komen vanwege het ingevallen gezicht. Op foto 21 is de rechterhand van de verdachte zichtbaar. Deze was voorzien van tatoeages welke overeenkwamen met de tatoeages van verdachte [verdachte] . Verder zag ik op foto 5 een kenmerkende bivakmuts met opvallende gaten voor de ogen welke erg breed en groot waren. Ik zag dat hij een opvallende jas, type parka, droeg en een zwarte broek met witte opdruk op de voorzijde van het linkerbeen.

[nummer]

In een zaak met BVH-registratienummer [nummer]
(de rechtbank begrijpt dat dit de BVH-registratie is ten aanzien van de poging tot inbraak bij [bedrijf 3] op 7 januari 2025 in Surhuisterveen)herkende ik de persoon welke op de camerabeelden te zien was als zijnde verdachte [verdachte] . Ik herkende de persoon op het fotoblad " [pdf document] ". Ik herkende de opvallende bivakmuts met de opvallende brede en grote gaten voor de ogen welke overeenkwamen met de bivakmuts als voornoemde bivakmuts. Ik zag dat deze muts gifgroen van kleur was. Tevens kwamen de parka en de broek overeen met de persoon die ik herkende op de voornoemde beelden.

[nummer]

In de BVH-registratie [nummer]
(de rechtbank begrijpt dat dit de BVH-registratie is ten aanzien van de poging tot inbraak bij [snackbar] op 7 januari 2025 in Surhuisterveen)zijn beelden beschikbaar met bestandsnaam " [mp4 document] ". Op die beelden zag ik een persoon welke een gifgroene bivakmuts droeg met opvallende grote gaten voor de ogen. Ik zag dat deze exact overeenkwam met de beelden van voornoemde herkenningen.
[nummer]
In de BVH-registratie [nummer]
(de rechtbank begrijpt dat dit de BVH-registratie is ten aanzien van de poging tot inbraak bij [bedrijf 2] op 7 januari 2025 in Surhuisterveen)herken ik de persoon op de beschikbare camerabeelden " [mp4 document] " als zijnde verdachte [verdachte] . Ik zag dat het postuur overeenkwam met de eerder herkenningen. Tevens herkende ik de fiets welke een enkele fietstas aan de rechterzijde van de fiets had welke ik ook zag op voornoemde camerabeelden. Ik kan met zekerheid zeggen dat de persoon welke te zien is op beelden van de volgende BVH-registraties verdacht [verdachte] betreft.
  • [nummer] ;
  • [nummer] ;
  • [nummer] :
  • [nummer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2025, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik ben in het verleden adoptieagent geweest van de verdachte [verdachte] . In die hoedanigheid had ik regelmatig contact met de verdachte [verdachte] .
[nummer] - camerabeelden tankstation.
Ik bekeek de camerabeelden van 7 januari 2025. Dit betroffen de camerabeelden van binnen in de winkel. Dit bestand zal worden bijgevoegd en heet: BVH [nummer] - Inbraak 7-1-25 tankstation. Op het eerder opgemaakte fotoblad [nummer] afkomstig van de camerabeelden is op foto 16, 17, 18, 19, 20 het gezicht van een persoon te zien. Dit betreft de verdachte [verdachte] .
[nummer] - [nummer] - [nummer]
Ik bekeek de camerabeelden in de zaken [nummer] - [nummer] en [nummer]
(de rechtbank begrijpt dat dit de beelden zijn van de pogingen tot inbraak op 7 januari 2025 bij [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [snackbar] in Surhuisterveen). Ik zag dat steeds exact dezelfde persoon naar voren kwam met dezelfde modus operandi. Daarnaast kwam de persoon steeds op een fiets aan fietsen. Bij de bovengenoemde camerabeelden had de persoon steeds een bivakmuts op met dezelfde kleding. Degene die tracht in te breken in de zaken [nummer] - [nummer] - [nummer] had het zelfde signalement als in de zaak [nummer] - camerabeelden tankstation. In de zaak [nummer] herkende ik de persoon als zijnde de verdachte [verdachte] . Derhalve is met zekerheid te zeggen dat de verdachte [verdachte] geboren [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] verdachte is in onderstaande zaken:
  • [nummer]
  • [nummer]
  • [nummer]
  • [nummer]
Feit 4 subsidiair
Ten aanzien van feit 4 subsidiair past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 oktober 2024, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 10 oktober 2024 werd ik gebeld door alarmcentrale [alarmcentrale] . Er was een melding geweest van een inbraak bij het [kledingwinkel] filiaal aan de [adres] in Drachten. Ik kwam aan bij de winkel en ik zag in de keuken een ravage. Deze ravage bestond uit heel veel gebroken glas op de grond, een groot gat in een van de ramen en een opengebroken kluis. Ik zag dat deze opengebroken was omdat er een digitaal bedienpaneel aan de voorzijde van de kluis behoort te zitten, deze lag kapot op de grond naast de kluis. Ik zag dat de onderste deur van de kluis wagenwijd openstond. Ik zag dat aan de linker bovenzijde van deze deur met (vermoedelijk) een flex of een slijptol is gepoogd deze deur open te maken. Ik zag in de ravage een ornament liggen. Dit ornament is een paalkop in de vorm van een eikel. Ik zag ook een tegel op de grond in de keuken liggen, tussen de glasscherven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] Drachten) van 6 november 2024, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik zag dat de ruit van het raam beschadigd en gebroken was. Aan de binnenzijde van het raam zag ik op de vloer een stoeptegel en een ornament in de vorm van een eikel liggen. Tevens lagen er meerdere glasscherven op de grond. Ten behoeve van vergelijkend DNA-onderzoek heb ik het ornament bemonsterd en de bemonsteringen veiliggesteld.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute van 31 oktober 2024 opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Verzocht is biologisch sporenonderzoek en/of vergelijkend DNA-onderzoek te verrichten aan het in Tabel 1 omschreven onderzoeksmateriaal.

Tabel 1 Sporenmateriaal

SIN
Omschrijving
[nummer]
Bemonstering ornament onder raam
De resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2 Resultaat van het (vergelijkend) DNA-Onderzoek

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Ornament onder raam [nummer]
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren, van
wie zeker één man.
[verdachte]
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA- onderzoek.
Zie 6. Berekening van de bewijskracht

Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van [verdachte] in de bemonstering [nummer] is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en een onbekende persoon. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van twee onbekende persoon/personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Feit 5
Ten aanzien van feit 5 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 49 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudende als verklaring van [naam] :
Vannacht, 23 oktober 2024, werd ik gebeld door de alarmcentrale met het bericht dat er een alarm afging in de [bedrijf 5] aan de [adres] . Bij aankomst zag ik dat er een raam bij de receptie kapot was en open stond. Ook zag ik dat de kassalade verdwenen was. In de kassalade was ongeveer 15 aanwezig.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] ) van 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant
[verbalisant] :
Buiten op de grond onder het hekwerk waar hoogstwaarschijnlijk overheen was geklommen, lag een verstelbare moersleutel van het merk Baco. De aangever gaf aan dat deze moersleutel niet van hen was. De moersleutel is veiliggesteld voor een DNA vervolg onderzoek. Aan de linker zijkant van het pand was een ruit vernield van een openslaand raam dat toegang geeft tot de wachtruimte/balie.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute van 11 november 2024 opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Verzocht is biologisch sporenonderzoek en/of vergelijkend DNA-onderzoek te verrichten aan het in Tabel 1 omschreven onderzoeksmateriaal.

Tabel 1 Sporenmateriaal

SIN
Omschrijving
[nummer]
Bemonstering steel + verstelwiel
De resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2 Resultaat van het (vergelijkend) DNA-Onderzoek

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Steel en verstelwiel [nummer]
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard.
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Feit 6
Ten aanzien van feit 6 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 december 2024, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 28 februari 2025, inhoudende als verklaring van [naam] :
Pleegdatum: tussen 23 december 2024 om 23:45 uur en dinsdag 24 december 2024 om 11:35 uur.
Op 24 december 2024 kwam ik bij de [bedrijf 6] aan de [adres] in Surhuisterveen. Ik merkte dat de toegangsdeur van de hoofdingang los was. Ik zag in de kantine dat er een chipszak op de grond lag en dat de kastdeuren van de bar open stonden. Ik zag dat het raam van de keuken vernield was. Ik zag dat er een stoeptegel in de keuken lag. De beheerder van de kantine merkte op dat het modem van de televisie ontbrak. Daarnaast miste hij 6 flessen Berenburg en 1 fles jenever. Ook mist er wat snoepgoed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek sporthal (De [adres] Surhuisterveen) van 25 december 2024, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik zag dat aan de voorzijde van het pand een straattegel uit de bestrating was gehaald. Ik zag dat de tegel die daar had gezeten, een schuine hoek had. In het zand waar de tegel had gezeten lag een beitel. Bij mijn voorverkenning onderzoek had ik de straattegel gezien die binnen op de vloer lag van de kantine.
Deze tegel had dezelfde schuine hoek als in het zand. Kennelijk is dit de straattegel die uit de bestrating was gehaald. Hoogstwaarschijnlijk was met de aangetroffen beitel de tegel uit de betrating gestoken en was de beitel achtergebleven. De beitel is veiliggesteld voor een DNA vervolg onderzoek.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute van 11 februari 2025 opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Verzocht is biologisch sporenonderzoek en/of vergelijkend DNA-onderzoek te verrichten aan het in Tabel 1 omschreven onderzoeksmateriaal.

Tabel 1 Sporenmateriaal

SIN
Omschrijving
[nummer]
Bemonstering handvat beitel
De resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2 Resultaat van het (vergelijkend) DNA-Onderzoek

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Handvat beitel [nummer]
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard.
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)

Bewijsoverwegingen

Feit 1 primair
Ten aanzien van de ten laste gelegde braak overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaring van getuige [slachtoffer 1] volgt dat hij de houten deur van het hok in de ochtend van 24 januari 2025 heeft afgesloten. Uit die verklaring volgt ook dat de houten deur later is opengebroken. [slachtoffer 1] heeft daarnaast verklaard dat een balk van de schutting loshing, terwijl dit een dag eerder nog niet het geval was. De rechtbank overweegt verder dat er forensisch onderzoek is uitgevoerd. Tijdens dat onderzoek is een indrukspoor aangetroffen in het kozijn van de houten deur. Dit spoor is vergeleken met de schroevendraaier die bij verdachte is aangetroffen op het moment dat hij in de woning is aangehouden. Uit dit onderzoek volgt dat het spoor mogelijk is veroorzaakt met die schroevendraaier. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan braak.
Feit 3 primair
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 primair ten laste gelegde pogingen tot inbraak en overweegt daartoe als
volgt.
Verdachte is door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] herkend op de beelden van de inbraak bij het tankstation in Surhuisterveen, welke inbraak verdachte overigens ook heeft bekend. De pogingen tot inbraak bij [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [snackbar] hebben, kort na elkaar, in dezelfde nacht plaatsgevonden als de inbraak bij het tankstation, te weten op 7 januari 2025. Van die pogingen tot inbraak zijn camerabeelden beschikbaar. Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben die camerabeelden bekeken en komen op basis daarvan tot de conclusie dat de persoon op die beelden telkens dezelfde persoon is als de persoon op de beelden van het tankstation, welke persoon zij hebben herkend als verdachte. Zo beschrijft verbalisant [verbalisant] dat de persoon op de beelden van [bedrijf 3] een gifgroene bivakmuts met opvallende brede en grote gaten voor de ogen draagt en dat deze bivakmuts overeenkomt met de bivakmuts die verdachte draagt op de beelden van het tankstation. Ditzelfde geldt voor de beelden van de snackbar. Ook op die beelden is een persoon te zien die een gifgroene bivakmuts draagt met opvallende grote gaten voor de ogen. De rechtbank merkt op dat verdachte ter terechtzitting ook heeft verklaard dat hij bij de inbraak bij het tankstation een groene bivakmuts droeg. Uit de processen-verbaal van de verbalisanten volgt verder dat ook de kleding van de persoon op de beelden telkens overeenkomt met de kleding die verdachte op de beelden van het tankstation draagt.
De rechtbank overweegt verder dat uit de camerabeelden blijkt dat de persoon telkens aankomt op de fiets en dat er telkens een ruit wordt ingeslagen, hetgeen overeenkomt met de inbraak bij het tankstation. Ook daar kwam verdachte op de fiets aan en sloeg hij een ruit in. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij in de nacht van 7 januari rond is gaan fietsen en dat hij toen een moker bij zich had.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de persoon op de beelden bij voornoemde bedrijven steeds dezelfde persoon is als degene die de inbraak bij het tankstation heeft gepleegd, waarbij vaststaat dat dit verdachte is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de persoon is die te zien is op de beelden van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [snackbar] .
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte is te kwalificeren als een begin van uitvoering van een inbraak. Verdachte fietst heen en weer langs de panden, kijkt door de ruiten naar binnen, slaat in op de ruiten en steekt bij het pand van [bedrijf 2] zelfs zijn hand naar binnen door het gat in het raam en probeert op die manier bij de deurklink te komen. Deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van een inbraak. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte die nacht ook een voltooide inbraak heeft gepleegd bij het tankstation.
Ten aanzien van de poging tot inbraak bij [bedrijf 3] overweegt de rechtbank nog het volgende. Op de beelden van [bedrijf 3] is niet te zien dat verdachte daadwerkelijk een raam inslaat. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat het raam is ingeslagen in de nacht van 6 op 7 januari 2025 en dat verdachte die nacht bij [bedrijf 3] is geweest. Gelet op het voorgaande kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die het raam heeft ingeslagen.
Feit 4 subsidiair
De rechtbank overweegt dat in de keuken van de kledingwinkel, onder een kapot raam, een ornament is gevonden. Van dit ornament is een bemonstering genomen. Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute volgt dat uit deze bemonstering een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren is verkregen.
Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het is kort gezegd meer dan één miljoen keer waarschijnlijker dat verdachte één van de donoren is van dit profiel dan dat hij dat niet is. De rechtbank merkt dit DNA-spoor voorts aan als daderspoor, gelet op de plaats waar het object lag waarop het DNA is aangetroffen. Dit spoor is op zichzelf beschouwd redengevend voor het bewijs dat verdachte de inbraak heeft gepleegd. In een dergelijke situatie mag van verdachte worden verwacht dat hij een verifieerbare, die redengevendheid ontzenuwende verklaring geeft voor het aantreffen van zijn DNA op de plaats van het misdrijf. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij niet bekend is met de kledingwinkel en dat hij daar nooit is geweest. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte degene is geweest die op 10 oktober 2024 heeft ingebroken bij kledingwinkel [kledingwinkel] in Drachten.
Vrijspraak feit 4 primair
De rechtbank overweegt verder dat op basis van voornoemde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld of er ook daadwerkelijk goederen zijn weggenomen uit de winkel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 4 primair ten laste gelegde.
Feit 5
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank dat buiten op het terrein van de [bedrijf 5] een verstelbare moersleutel is aangetroffen. Van deze moersleutel is een bemonstering genomen. Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute volgt dat uit deze bemonstering een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren is verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. Het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering is meer dan één miljard keer waarschijnlijker van verdachte dan dat niet zo is. De rechtbank merkt dit DNA-spoor voorts aan als daderspoor, gelet op de plaats waar zij is aangetroffen. Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte geen verklaring gegeven hoe het komt dat zijn DNA op de plaats van het misdrijf is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij de moersleutel, waarvan hij overigens aangeeft dat het een bandenlepel betreft, aan iemand heeft uitgeleend. Verdachte heeft deze verklaring op geen enkele wijze onderbouwd. Bij de politie heeft verdachte niet willen verklaren aan wie hij de moersleutel zou hebben uitgeleend. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit een buurman was, een naam heeft hij echter niet genoemd. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift die verklaring terzijde. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die de inbraak bij de [bedrijf 5] heeft gepleegd.
Feit 6
De rechtbank overweegt dat ook bij de sporthal een voorwerp, te weten een beitel, is aangetroffen waarvan een bemonstering is genomen. Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute volgt dat uit deze bemonstering een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren is verkregen, waaruit een DNA- hoofdprofiel kon worden afgeleid. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. Het DNA- hoofdprofiel uit de bemonstering is meer dan één miljard keer waarschijnlijker van verdachte dan dat dat niet zo is. Ook dit DNA-spoor merkt de rechtbank aan als daderspoor, gelet op de plaats waar zij is aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte ook ten aanzien van dit feit geen verifieerbare verklaring heeft gegeven op basis waarvan verklaard kan worden waarom zijn DNA op de plaats van het misdrijf is aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie niets willen verklaren. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij zijn werkauto in de buurt van de sporthal parkeerde. Verdachte kan echter niet verklaren waarom de beitel, met daarop zijn DNA-spoor, voor de sporthal is gevonden. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij op 24 december 2024 bij zijn ex-vriendin was. Dit heeft verdachte tegenover de politie niet verklaard, zodat de politie deze verklaring niet heeft kunnen verifiëren. Daarnaast is deze verklaring op geen enkele wijze onderbouwd door verdachte. De rechtbank komt dan ook ten aanzien van dit feit tot
het oordeel dat verdachte degene is geweest die de inbraak bij de sporthal heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen onder feit 1 primair, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 januari 2025 te [plaats] in een woning gelegen aan de [adres] , een magazijn van een Airsoft wapen dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij op 7 januari 2025 te Surhuisterveen uit een bedrijfspand van [bedrijf 1] gelegen aan de [adres] , een grote hoeveelheid rookwaar (sigaretten) die aan [bedrijf 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij op 7 januari 2025 te Surhuisterveen, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit bedrijfspanden, te weten
aan [adres]
- enig(e) goed(eren) van verdachtes gading dat/die aan [slachtoffer 3] en/of het bedrijf " [bedrijf 2] " toebehoorde(n), en
aan het [adres]
  • enig(e) goed(eren) van verdachtes gading dat/die aan het bedrijf " [bedrijf 3] " toebehoorde(n), en aan [adres]
  • enig(e) goed(eren) van verdachtes gading dat/die aan [slachtoffer 4] en/of het bedrijf Snackbar [snackbar] toebehoorde(n),
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak door een ruit van die bedrijfspanden te vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 10 oktober 2024 te Drachten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand van kledingwinkel [kledingwinkel] , gelegen aan de
[adres] , één of meer goederen dat/die aan kledingwinkel [kledingwinkel] toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak
  • een ruit van dat bedrijfspand heeft vernield en
  • zich door de ontstane opening de toegang tot dat bedrijfspand heeft verschaft en
  • een bedieningspaneel van een in dat bedrijfspand aanwezige kluis heeft verwijderd en
  • een onderste deur van die kluis heeft geopend en
  • handelingen heeft verricht aan de bovenste deur van die kluis en
  • in dat bedrijfspand heeft gezocht naar goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 23 oktober 2024 te Drachten uit een bedrijfspand van [bedrijf 5] gelegen aan [adres] , een kassalade met ongeveer 15 euro die aan [bedrijf 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij in de periode van 23 december 2024 en 24 december 2024 te Surhuisterveen een modem van een televisie, meerdere flessen Berenburg, een fles Jenever en snoepgoed die aan [bedrijf 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
primair poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
subsidiair poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van het onder feit 1 en 3 primair en het onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de proeftijd op 3 jaren wordt gesteld en dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden verbonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onvoorwaardelijke deel van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf beperkt dient te worden tot 7 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 11 juli 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan meerdere inbraken, dan wel pogingen tot inbraak bij verschillende bedrijfspanden. De inbraak bij het tankstation in Surhuisterveen en de pogingen tot inbraak bij [bedrijf 2] , de [bedrijf 3] en [snackbar] hebben plaatsgevonden in dezelfde nacht. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte getoond weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Met zijn handelen heeft verdachte veel materiële schade en overlast veroorzaakt voor de aangevers en enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en de omwonenden. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarbij vindt de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd waarin hij aangeefster (van feit 1) in een kwaad daglicht stelt die achteraf volkomen verzonnen bleek te zijn.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Zo is verdachte in januari 2025 nog veroordeeld voor heling. De overige veroordelingen voor het plegen van vermogensfeiten zijn van langer dan vijf jaar geleden.
Persoon van verdachte
Uit het rapport van de reclassering volgt dat er zorgen bestaan over het psychosociaal functioneren van verdachte. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige emotieregulatie, van impulsiviteit en het ontbreekt verdachte aan vaardigheden om problemen op te lossen. Daarnaast kampt verdachte al lange tijd met verslavingsproblematiek, heeft hij al ruim een jaar geen dagbesteding en is hij door de detentie zijn huurwoning kwijtgeraakt. Ook is er sprake van forse schuldenproblematiek en zijn er zorgen ten aanzien van het sociale netwerk van verdachte. De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog en acht interventies op verschillende leefgebieden nodig om die kans te verminderen. Positief is dat verdachte open staat voor hulp, waarbij hij lijkt te erkennen dat hij niet alleen in staat is om stabiliteit te creëren en te behouden in zijn leven. De reclassering adviseert de rechtbank daarom een deels voorwaardelijke straf op te leggen met (kort gezegd) de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, het hebben van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole en inzicht geven in het sociale netwerk.
Straf
Gelet op het voorgaande en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), acht de rechtbank een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf oplegt van 20 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank stelt de proeftijd vast op 3 jaren en zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4 subsidiair, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, te weten 8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jarende hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ VNN Leeuwarden op het adres: [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Dat de veroordeelde zich laat diagnosticeren en behandelen voor zijn verslavings- en psychische problematiek door GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
Dat de veroordeelde, indien de reclassering dat nodig vindt, verblijft bij GGZ Friesland of bij een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling, in overleg met de reclassering, voor hem heeft opgesteld;
4. Dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
5. Dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
6. Dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. Dat de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn sociale netwerk.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Boskma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2025.