ECLI:NL:RBNNE:2025:3674

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
18-380986-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging met een vuurwapen in Leeuwarden

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 27 november 2024 in Leeuwarden betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte een andere man had mishandeld door hem met een glazen fles tegen het hoofd te slaan en hem met een mes in de buik te steken. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte in nauwe samenwerking hebben gehandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd met de slachtoffers en de medeverdachte. De rechtbank hield rekening met de impact van de feiten op de slachtoffers en de noodzaak om herhaling te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-380986-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juli 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (toen deze met zijn vriendin in een auto reed en/of was gezeten) heeft bedreigd met
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
  • zware mishandeling, door dreigend
  • (als bestuurder van een auto) de door die [slachtoffer 1] bestuurde auto (zeer plotseling) (gedwongen) tot stilstand te doen brengen, door de door verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto kort voor die door die [slachtoffer 1] bestuurde auto tot stilstand te brengen en/of (vervolgens)(nadat verdachte en/of zijn mededader uit die/een auto was/waren gestapt, waarin zij (kort daarvoor) waren gezeten)
  • die [slachtoffer 1] te mishandelen en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen/roepen: "ik maak je dood" en/of "ik ga schieten" en/of "schieten" en/of "doodschieten", althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (daarbij) naar/in (een binnenzak van de) kleding te grijpen (alsof verdachte en/of zijn mededader iets wilde(n) pakken) en/of een (glinsterend) voorwerp uit (de binnenzak van) de kleding te halen en/of (vervolgens) met de hand een beweging naar achteren te maken (bij/met dat voorwerp) (gelijkend op het (door)laden van een wapen);
3.
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/bij een woning gelegen aan of bij de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk, van het leven te beroven,
  • met medeneming van een glazen fles, althans voorwerp, en/of een mes zich naar de woning van die [slachtoffer 2] heeft begeven en/of (vervolgens)(nadat die [slachtoffer 2] de voordeur van die woning had geopend)
  • die [slachtoffer 2] met een glazen fles, althans voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de rug, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/bij een woning gelegen aan of bij de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • met medeneming van een glazen fles, althans voorwerp, zich naar de woning van die [slachtoffer 2] heeft begeven en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer 2] de voordeur van die woning had geopend)
  • die [slachtoffer 2] met een glazen fles, althans voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, een gedeelte van feit 2 en van feit 3 primair. Ten aanzien van de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Zij heeft het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte ontkent aangever te hebben mishandeld. Daarvoor is onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden, aangezien de verklaringen van aangever en zijn vriendin niet overeen komen ten aanzien van de mishandeling en er geen objectief bewijs van het letsel aanwezig is. Gelet op het zeer beperkte tijdsbestek waarin de voertuigen hebben stilgestaan, kon er ook geen mishandeling plaatsvinden.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de verklaringen volgt dat niet verdachte, maar de medeverdachte iets uit zijn zak haalde en een vuurwapenhouding aannam en iets naar achterhaalde met zijn hand. Deze dreigende gedragingen kunnen niet verdachte worden verweten, zodat verdachte van deze gedragingen moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3:
Er is onvoldoende bewijs dat sprake is van medeplegen van poging tot doodslag. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van gedragingen van verdachte waaruit kan worden afgeleid dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte met als doel aangever van het leven te beroven. Er is geen voorbereiding van een plan. Verdachte wilde het onderliggende geldelijke conflict oplossen door een fles whisky als cadeau mee te nemen. Verdachte heeft in een opwelling de fles op het hoofd van aangever kapotgeslagen. Medeverdachte was achter hem aangelopen naar de woning van aangever en had zonder medeweten van verdachte een mes bij zich. Dit is een geloofwaardige verklaring. Het dossier biedt geen aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever, noch op samenwerking daartoe. Verdachte moet daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feiten 1 en 2
1. De door verdachte ter zitting van 29 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik bestuurde op 27 november 2024 een voertuig en in mijn voertuig zat nog een andere man. Dit was in Leeuwarden aan de [adres] . Ik heb een ander voertuig ingehaald en mijn auto voor zijn auto geplaatst. Vervolgens ben ik boos het voertuig uitgestapt en dreigend op de bestuurder van het andere voertuig afgestapt. Ik heb daarbij boze woorden geuit.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 27 november 2024 opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 9 januari 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was vandaag, 27 november 2024, om 18:57 uur onderweg in mijn auto naar mijn huis. Ik bestuurde de auto en naast mij zat mijn vriendin [slachtoffer 3] . Toen ik rechtsaf de [adres] was ingereden zag ik ineens dat er een auto met hoge snelheid achter mij aan kwam en ik zag dat ie ineens heel dicht bij was. Ik zag toen dat die auto mij voorbij vloog en toen voor mij stopte. Ik moest vol in de ankers, anders was ik op die auto gebotst. Ik zag dat de bestuurder uitstapte. Ik zag dat er aan de andere kant ook een inzittende uitstapte. Ik deed het raampje open en voor ik het wist kreeg ik een paar harde klappen van die bestuurder tegen mijn hoofd. Ik werd geraakt op mijn oor en oog aan de linkerkant en ik kreeg ook een bloedneus door die klappen. Ondertussen hoorde ik hem roepen: “Ik ga schieten, schieten, schieten.” Ik zag ook dat hij in zijn binnenzak greep en iets pakte of wilde pakken. Door de klappen voelde ik pijn en ik heb nu een blauw linkeroog. Ik zag ook dat de bijrijder was uitgestapt. Ik zag dat die bijrijder iets uit zijn binnenzak haalde en ik zag dat het een glinsterend iets was. Ik zag dat hij toen een vuurwapenhouding aannam en ik zag ook dat hij iets naar achteren haalde met de hand. Ik zette de auto in de achteruit en reed vol gas achteruit. Ik ben toen weggereden. Ik zag dat de beide mannen achter mijn auto aanrenden. Ik dacht echt dat er een vuurwapen op mij werd gericht door de bijrijder, maar ik heb niet echt een vuurwapen gezien. Ik zag de vuurwapenhouding, het richten op mij of op ons en het naar achteren halen van de hand door die man. Ik voelde mij ernstig bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 november 2024, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 27 november 2024 bevond ik mij met mijn vriend [slachtoffer 1] in een auto in Leeuwarden. Mijn vriend bestuurde de auto. Wij werden ingehaald door een auto die ons vervolgens klemreed. Hierdoor moest [slachtoffer 1] stoppen. Ik zag toen dat de bestuurder uit de auto stapte en heel boos was. [slachtoffer 1] deed zijn raam helemaal open en ik zag toen dat hij [slachtoffer 1] direct een klap in het gezicht gaf. Ik heb de bestuurder horen zeggen: “Schiet, schiet.” Toen zag ik dat er nog een tweede man uit de auto stapte als bijrijder. Ook deze man liep naar ons toe. Het leek alsof wij werden aangevallen. Ik zag dat de bijrijder in mijn richting kwam lopen en dat de eerder genoemde bestuurder naar de kant van [slachtoffer 1] liep. Zijn gezicht was afgedekt. Ik zag dat op het moment dat deze bijrijder uitstapte dat hij zijn hand in zijn jas stopte. Hierbij leek het alsof hij een vuurwapen zou pakken. Omdat ik ook zijn gezicht niet kon zien omdat deze afgedekt was, werd ik heel erg bang en hoopte ik dat ze maar niet op mij zouden schieten. Vervolgens is [slachtoffer 1] achteruit gereden en weggereden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2024, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op camerabeelden die gemaakt zijn met een camera die zicht heeft op de [adres] en de [adres] , zie ik het volgende. Op 27 november 2024 om 18.57.46 uur stopt een voertuig op de hoek van de [adres] en de [adres] . Te zien is dat het voertuig hard remt en blijft staan. Ik hoor vervolgens dat een portier open gaat en dat er een mannenstem wat schreeuwt. Ik hoor dat er onder andere geroepen wordt: “Who the fuck kom je mij zo met me (onverstaanbaar). Who the fuck man. Who the fuck kom je mij (onverstaanbaar). Ik maak je dood. Schieten. Doodschieten.” Ik hoor vervolgens een auto hoge toeren maken en ik zie dat het schijnsel verplaatst, alsof het voertuig erachter wegrijdt en vertrekt. De man schreeuwt vervolgens nog een aantal onverstaanbare dingen waaronder iets met “moeder”. Ik hoor ook nog een tweede man iets zeggen. Deze zegt: “Stap in dan” en “stap in, dan vechten” of iets wat hierop lijkt.
Feit 3 primair
5. De door verdachte ter zitting van 29 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik bevond mij in de avond van 27 november 2024 na het eerdere voorval nog steeds in het gezelschap van medeverdachte [medeverdachte] . Ik reed met hem naar aangever [slachtoffer 2] die ook in Leeuwarden woont toe en had een fles whisky meegenomen. [medeverdachte] liep met mij mee. Wij gingen de woning van aangever binnen. Aangever was boos dat ik iemand had meegenomen. Ik heb hem met de fles tegen het hoofd geslagen. [medeverdachte] zei tegen mij dat hij aangever met een mes had gestoken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 november 2024, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Vanavond, 27 november 2024, omstreeks 19:40 uur, stond [verdachte] bij mij voor de deur van mijn woning aan de [adres] te Leeuwarden. Ik opende de voordeur en zag [verdachte] staan. Ik vroeg hem direct of hij mij 30 euro kwam betalen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij daar inderdaad voor kwam. Op het moment dat hij dat zei liep er een jongen met een bivakmuts op bij mij de woning binnen. We stonden toen nog in de hal van mijn woning, vlakbij de voordeur. Ik had die jongen in eerste instantie niet gezien. Ik blokkeerde die jongen de toegang tot mijn woning en vroeg aan [verdachte] of hij gek geworden was om ongevraagd iemand mee te nemen naar mijn woning. Ik zag dat die jongen een donkere huidskleur had. Dit zag ik doordat hij zijn bivakmuts af deed. Ik kende die jongen niet. Hij leek van [nationaliteit] afkomst. Hij was dun. Hij had een mager gezicht. Ik kreeg namelijk een klap in mijn gezicht van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] die klap gaf met een glazen fles. Ik had die fles niet eerder opgemerkt. Het was een grote, redelijk zware glazen fles. Hij hield die fles vast in zijn rechterhand en raakte mij hard op de linkerkant van mijn gezicht. Ik had niet direct pijn, het voelde verdoofd. Die fles barstte direct kapot en de scherven vielen op de grond. Op dat moment begon die zwarte jongen op mij in te steken. Ik zag een mes in zijn hand. Ik zag dat het een mes van ongeveer 20 cm lang was. Ik zag dat hij onderhands stak ter hoogte van mijn buik. Ik voelde druk van het mes tegen mijn buik. Ik denk dat hij mij 2 of 3 keer stak. Ik riep dat ze moesten stoppen. Ik zag dat zij snel mijn woning uit vluchtten. Ik zei tegen mijn vriend [getuige] dat hij de politie en een ambulance moest bellen omdat ik was gestoken. Ik voelde toen al pijn en zag en voelde bloed aan mijn hoofd en buik. Ik zag bloed op de grond van mijn woonkamer druppelen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2025, als aanvullend proces-verbaal opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door de forensische opsporing zijn op de plaats delict aan de [adres] in Leeuwarden fotos gemaakt van de aangetroffen situatie, waaronder van een deel van de glazen fles die in de gang van de woning is aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat de aangetroffen fles een whiskyfles betreft en dat het een literfles is. Dit blijkt uit de tekst waar 1,0L staat onder het logo.
8. Een deskundigenverslag, te weten een forensisch medische letselrapportage, d.d. 20 maart 2025 opgemaakt en ondertekend door H. Stigter, forensisch arts, inhoudend als verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1990.
Soort letsel/verwonding (duiding):
Op basis van de letselbeschrijving van 29 november 2024 en daarin opgenomen letselfoto's, in combinatie met de medische informatie van het ziekenhuis, was er sprake van de volgende letsels:
Hoofd:Het letsel ter hoogte van de neusrug, onder het linkeroog aan de neuszijde, de buitenzijde van de linker oorschelp betreft oppervlakkig snijletsel en/of schaaf/krasletsel. Schaaf- en/of krasletsel kan ontstaan door contact tussen de huid en een ruw of scherprandig voorwerp of ondergrond, zoals kan ontstaan na vallen, schuren langs een voorwerp, stoten en wrijving of samendrukkend geweld door een harde onderlaag of voorwerp. Krasletsel ontstaat door een bijzondere vorm van schavend geweld, namelijk door met een puntig voorwerp over de huid te bewegen of met het lichaam langs een puntig voorwerp te bewegen. Het primaire letsel ter hoogte van de linkerwang en de buitenste ooghoek van het linkeroog bevindt zich onder hechtpleisters.
Hals:Een deel van het letsel ter hoogte van de linkerzijde van de hals en nek betreft krasletsel.
-Huidverkleuringen: ten minste een deel van de waargenomen huidverkleuringen betreft bloeduitstortingen. Bloeduitstortingen kunnen ontstaan door inwerking van stomp uitwendig geweld zoals door, maar niet gelimiteerd tot, slaan, schoppen, samendrukken of stoten.
Buik:Vermoedelijk is de locatie van het primaire letsel op de buik boven de navel geweest. Huiddoorklievingen kunnen o.a. ontstaan door perforerend geweld gericht op de huid met een scherprandig voorwerp, bijvoorbeeld maar niet gelimiteerd tot een mes. Scherprandig letsel kan worden onderverdeeld in snij- of steekletsel, waarbij het onderscheid niet altijd te maken is. Bij een snijwond is de lengte van de wond groter dan de diepte, terwijl bij een steekwond de diepte groter is dan de lengte. Er is sprake geweest van wondbehandeling. Het in het ziekenhuis geconstateerde inwendige letsel ter hoogte van het S-vormige deel van de dikke darm (sigmoïd) duidt op dieper penetrerend letsel, passend bij steekletsel.
Linkerflank:Er zijn hechtpleisters aangebracht. Radiologisch beeld laat een oppervlakkig gelegen letsel zien. Het is aannemelijk dat het primaire letsel ter hoogte van de linkerflank snijletsel is geweest.
Gevaarzetting van stomp botsend geweld gericht op het hoofd:
Stomp botsend geweld kan, afhankelijk van de locatie van impact, leiden tot breuken van de hersenschedel en de schedelbasis. Dit kan leiden tot directe schade aan de hersenen zelf of een bloeding in het hoofd wat kan leiden tot overlijden.
Stomp botsend geweld kan, leiden tot breuken in de halswervelkolom of tot schade aan structuren die zich in de hals bevinden, zoals halsvaten. Schade aan halsvaten kan leiden tot verbloeding en/of hersenschade door zuurstoftekort wat tot overlijden aanleiding kan geven.
Gevaarzetting van scherprandig geweld gericht op de buik en rug:
Buik:Scherprandig geweld gericht op de buik kan, afhankelijk van de locatie van impact, de kracht, de richting de frequentie en het type voorwerp waarmee geweld inwerkt tot verschillende typen letsels aanleiding geven:
Bij beschadiging van de bloedvaten ontstaat een bloeding. De omvang van de bloeding hangt af van het soort weefsel dat wordt geraakt (bij het raken van een groot vat ontstaat een grote bloeding) en de diepte van de wond. De AIS-score kan daarom uiteenlopen van 1 (licht) tot 4 (levensbedreigend) wanneer een grote slagader wordt geraakt.
Wanneer er in de buik gestoken wordt kunnen borst en buikholte bereikt worden. Daardoor kunnen inwendige organen geraakt worden en belangrijke bloedvaten. Schade door penetrerend geweld aan hart, longen en/of de grote bloedvaten in de borstkast is levensbedreigend tot kritiek. Doorklieving van de darmen leidt ertoe dat de darminhoud/ontlasting en bacteriën in de buikholte terecht kunnen komen met als gevolg een buikvliesontsteking die kan leiden tot bloedvergiftiging, waardoor de functie van diverse organen kan uitvallen.
-Welke risico's zijn er aan deze wijze van toebrengen van dit letsel? (in het licht van de kans op ernstig letsel)
De beschreven wijze van toebrengen van letsel
(stomp botsend geweld gericht op het hoofd en scherprandig geweld gericht op de buik en rug)brengt uiteenlopende risico's met zich, waaronder overlijden indien vitale structuren worden geraakt, zoals bijvoorbeeld grote bloedvaten en organen zoals het hart, longen of de milt.
-In hoeverre kan je bij iemand potentieel (dodelijk) letsel veroorzaken door te slaan met een volle literfles whisky op de zijkant van het hoofd van slachtoffer en in hoeverre kan je bij iemand potentieel (dodelijk) letsel veroorzaken door steken met een mes in de buik en de rug van het slachtoffer.
Het slaan met een volle fles whisky op het hoofd of scherprandig letsel gericht op de borst en/of buik brengt uiteenlopende risico's op letsel met zich, tot aan overlijden toe in het geval van inwendig letsel van het hoofd (hersenschade, bloedingen) en/of indien vitale structuren worden geraakt in de borst of buik zoals bijvoorbeeld grote bloedvaten en organen zoals het hart, longen of de milt. Bij meerdere malen inwerkend geweld op het hoofd en/of de rug en/of de buik neemt het risico op letsel logischerwijs toe.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 december 2024, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik was op 27 november 2024 aanwezig in de woning van [slachtoffer 2] . Die avond ging de deurbel. [slachtoffer 2] opende de deur. Ik hoorde dat de deur op een normale manier geopend werd en vervolgens hoorde ik dat de deur tegen de muur aansloeg of zoiets. Vervolgens hoorde ik dat het één en ander geroepen werd. Ik hoorde vervolgens mannengeschreeuw van twee verschillende personen. Ik hoorde voornamelijk de twee die naar binnen drongen. Ik hoorde [slachtoffer 2] hierop reageren en hoorde hem kreten uitslaan van: “Auw”. Het moment dat [slachtoffer 2] opendeed begon direct het geschreeuw. Vanaf het moment van het geschreeuw tot aan het moment dat de mannen weer weg renden, duurde ongeveer 2 a 3 minuten. Dat is een schatting. Ik was nog half aan het bedenken van: “Wat moet ik hier mee”, toen [slachtoffer 2] alweer binnenkwam. Ik hoorde toen ook mensen wegrennen. Kort daarna zag ik [slachtoffer 2] weer de woonkamer binnenkwam en zei tegen mij: “Ik ben gestoken, bel 112.” Dit heb ik toen direct om 19.43 uur gedaan. Tijdens de vechtpartij in de hal hoorde ik een gerinkel. [slachtoffer 2] stonk helemaal naar alcohol toen hij binnenkwam en dat was daarvoor niet zo. Ook liet [slachtoffer 2] mij toen de wond boven zijn navel zien. Ik zag hier en daar bloed en kreeg wel in de gaten dat hij daadwerkelijk gestoken was.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 november 2024 was ik aanwezig aan de [adres] te Leeuwarden in verband met een melding van een steekpartij. Ik sprak met een getuige. Zij vertelde mij het volgende: “Op woensdag 27 november 2024 omstreeks 19:40 uur verliet ik mijn woning. Ik reed achteruit en ik zag dat er twee personen naar huisnummer [adres] lopen. Toen ik ter hoogte van [adres] was, hoorde ik geschreeuw. Ik zag dat de deur van [adres] open ging en dat er twee personen de woning uit kwamen rennen. Ik kan de personen als volgt omschrijven: 1 donkere man, 1 vermoedelijk [nationaliteit] man. 1 had een mager postuur.
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 3] geloofwaardig. Deze verklaringen vinden niet alleen ondersteuning in elkaar, maar worden ook ondersteund door de bevindingen van de politie naar aanleiding van het zien van de camerabeelden. Ook vinden zij deels bevestiging in de verklaringen van verdachte en de medeverdachte die aangeven dat zij ter plaatse zijn geweest, dat aangever en getuige zijn klemgereden en dat sprake was van boosheid bij verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is geenszins gebleken dat sprake is van onderlinge afstemming tussen aangever en de getuige om de zaak aan te dikken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever en de getuige allebei verklaren over hetgeen zij zelf hebben waargenomen, maar ook benoemen dat zij bepaalde dingen niet hebben gezien. Bovendien was sprake van een heftig voorval dat plaatsvond binnen een kort tijdsbestek. Dit verklaart dat sprake is van geringe verschillen tussen de verklaringen, maar doet niet af aan hun geloofwaardigheid.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat zowel verdachte als de medeverdachte het voertuig hebben verlaten en vervolgens naar het voertuig waarin aangever en de getuige zich bevonden zijn gelopen.
Verdachte heeft aangever daarna meerdere klappen in het gezicht gegeven en er zijn verschillende bedreigingen geuit, waaronder de gedraging van de medeverdachte die door aangever als vuurwapenhouding is omschreven. In tegenstelling tot dat wat de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank het zeer goed mogelijk dat deze gedragingen binnen een kort tijdsbestek zijn verricht.
De woordelijke bedreigingen die naar aangever zijn geuit, houden in dat aangever zal worden doodgeschoten. Deze bewoordingen zijn onmiskenbaar tegen het leven gericht. De woordelijke bedreigingen werden kracht bijgezet doordat naar de kleding werd gegrepen alsof iets gepakt zou worden en waarbij met de hand een vuurwapengedraging werd verricht, die door aangever als vuurwapenhouding is omschreven. De rechtbank is van oordeel dat deze bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte de bedreigingen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte heeft gepleegd en dat aldus sprake is van medeplegen. Verdachte bevond zich immers in de auto met de medeverdachte en heeft toen zijn voertuig voor dat van aangever en de getuige geplaatst, zodat zij niet meer naar voren konden rijden. Daarna is hij boos uit het voertuig gestapt en heeft hij aangever dreigend aangesproken en mishandeld. Gedurende deze situatie is ook de medeverdachte uitgestapt. Uit de verklaringen van aangever en getuige volgt dat zowel verdachte als de medeverdachte bedreigingen hebben geuit. De medeverdachte heeft de woordelijke bedreigingen die verdachte in eerste instantie maakte, versterkt door ook bedreigende gebaren te maken. Op het moment dat aangever en de getuige met het voertuig wisten te ontkomen, zijn zij gezamenlijk achter dit voertuig aangerend. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een gezamenlijke uitvoering van de richting aangever geuite bedreigingen.
Feit 3
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank gaat uit van het feitencomplex zoals gesteld door aangever. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever. Aangever heeft consistent verklaard en zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Verdachte daarentegen heeft wisselend verklaard en zijn verklaring vindt geen steun in het dossier ook niet in de verklaring van de medeverdachte die tegenstrijdig met verdachte heeft verklaard.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte en de medeverdachte aangever met een glazen fles hard tegen de zijkant van het hoofd hebben geslagen en vervolgens met een mes in de buik, namelijk boven de navel, hebben gestoken. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat aangever ook in de rug is gestoken. In de letselrapportage valt namelijk te lezen dat de wond aan de linker flank eerder bij snijletsel past.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en de medeverdachte hierbij in nauwe en bewuste samenwerking gehandeld, zodat sprake is van medeplegen. Verdachte en de medeverdachte waren die avond gezamenlijk op pad. Nadat zij eerder die avond gezamenlijk bij een voorval betrokken waren dat als eerste feit op de tenlastelegging staat en hierboven is beschreven, zijn ze enige tijd later met de auto van verdachte naar de woning van aangever gegaan vanwege een conflict dat verdachte met deze persoon
had. Daar aangekomen zijn ze allebei naar binnen gegaan. Nadat verdachte aangever met een door hem meegenomen whiskyfles tegen het hoofd heeft geslagen, heeft de medeverdachte dat geweld ondersteund door aangever direct daarop volgend met een mes in de buik te steken. De medeverdachte heeft zich daarmee aangesloten bij het door verdachte geïnitieerde heftige geweld en daaraan vervolgens eveneens een substantiële bijdrage geleverd. Dat niet gebleken is dat deze werkwijze hieraan voorafgaand onderling is besproken en dat daarvoor een gezamenlijk plan is gemaakt, doet daaraan niet af. De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat verdachte er gelet op het eerdere voorval vanuit kon gaan dat de medeverdachte door hem geïnitieerd geweld zou ondersteunen. Deze gezamenlijke uitvoering heeft vervolgens ook bij dit voorval plaatsgevonden.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood, overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van een poging doodslag is onder meer vereist dat ten minste het voorwaardelijk opzet van verdachte gericht was op de dood van aangever. Dit is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De geweldshandelingen die verdachte en de medeverdachte hebben verricht, zijn het slaan met een glazen literfles tegen de zijkant van het hoofd van aangever, met zon kracht dat deze glazen fles daardoor is gebroken en het vervolgens steken met een mes in de buik en snijden met een mes in de rug van aangever. De geweldshandelingen vonden daarbij plaats in een hal, een ruimte die doorgaans niet erg breed is, en tijdens een hectische situatie, waarin aangever eerst door de verdachte en direct daarna door de medeverdachte werd aangevallen. Aangever heeft hierdoor verwondingen opgelopen aan zijn hoofd, hals, buik en rug. De steekbeweging in de buik heeft geleid tot inwendig letsel in de nabijheid van de dikke darm.
Gelet op de inhoud van de forensisch medische letselrapportage, maar ook gelet op algemene ervaringsregels, brengen deze geweldshandelingen een reële en niet onwaarschijnlijke kans, en daarmee een aanmerkelijke kans, met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Het geweld op of tegen het hoofd en de hals kan leiden tot levensbedreigend inwendig letsel van het hoofd, zoals hersenschade en bloedingen en levensbedreigende schade aan belangrijke bloedvaten. Ook het steken in de buik kan leiden tot levensbedreigend letsel als vitale structuren worden geraakt in de buik, zoals de grote bloedvaten en organen. De combinatie van de uitgevoerde gedragingen verhoogt de kans op een dodelijke afloop. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder en dus ook verdachte wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans.
De hiervoor aangeduide door verdachte en de medeverdachte verrichte geweldshandelingen, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm, zeker gelet de combinatie van gedragingen, zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Aan het voorgaande doet niet af dat in de forensisch medische letselrapportage de kans op overlijden gebaseerd op het geconstateerde letsel een score van nagenoeg nihil oplevert. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Er is immers sprake van een poging verricht onder omstandigheden waarbij er een aanmerkelijke kans op het ontstaan van levensbedreigend letsel was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door zijn handelen met de medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door hun gewelddadige handelen zou komen te overlijden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 27 november 2024 te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan;
hij op 27 november 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht
door dreigend (nadat verdachte en zijn mededader uit een auto waren gestapt, waarin zij kort daarvoor zaten)
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te roepen: "ik maak je dood" en "schieten" en "doodschieten",
en naar/in (een binnenzak van de) kleding te grijpen alsof verdachte en/of zijn mededader iets wilden pakken en een (glinsterend) voorwerp uit (de binnenzak van) de kleding te halen en vervolgens met de hand een beweging naar achteren te maken (bij/met dat voorwerp) gelijkend op het (door)laden van een wapen;
3. primair
hij op 27 november 2024 te Leeuwarden in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk, van het leven te beroven,
  • met medeneming van een glazen fles en een mes zich naar de woning van die [slachtoffer 2] heeft begeven en vervolgens, nadat die [slachtoffer 2] de voordeur van die woning had geopend,
  • die [slachtoffer 2] met een glazen fles tegen het hoofd heeft geslagen en
  • die [slachtoffer 2] met een mes in de buik heeft gestoken en in de rug heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling;
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Primair: medeplegen van poging tot doodslag.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 primair wordt veroordeeld tot 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Zij heeft daarbij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en daarnaast de voorwaarde contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar ministerie, de LOVS-oriëntatiepunten en een aantal uitspraken van andere gerechten bepleit dat voor oplegging van een straf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij heeft betoogd dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte niet langer is dan het reeds ondergane voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage van 13 februari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. In de avond van 27 november 2024 heeft hij met zijn medeverdachte eerst een weggebruiker tot stoppen gebracht door hem klem te rijden, hem in het gezicht te slaan en gedreigd hem dood te schieten. Dit voorval heeft een grote impact op het slachtoffer gehad en hem veel angst bezorgd. Korte tijd later is verdachte met dezelfde medeverdachte naar een persoon gegaan om verhaal te halen. Daarbij heeft verdachte deze man met een glazen
whiskyfles op de zijkant van zijn hoofd geslagen en heeft de medeverdachte deze man vervolgens met een mes gestoken. Ook door dit feit heeft hij het slachtoffer veel angst aangejaagd. Daarnaast heeft hij het slachtoffer pijn en letsel toegebracht.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt beschreven dat er problemen worden geconstateerd op verschillende leefgebieden. Indien de aan hem ten laste gelegde feiten bewezen worden, volgt daaruit dat verdachte op de betreffende dag niet bij machte is geweest om adequaat op ontstane situaties te reageren, zonder aan de consequenties daarvan te denken. Zonder nadere diagnostiek kan niet worden vastgesteld of worden uitgesloten dat sprake is van een agressie regulatie- dan wel persoonlijkheidsproblematiek. Opgemerkt wordt dat het maken van impulsieve keuzes hem eerder in de problemen heeft gebracht. Positief is dat verdachte over huisvesting beschikt en dat hij aangeeft dat hij een positief en steunend sociaal netwerk heeft. Het gebruik van verdovende middelen blijft een aandachtspunt. Ook positief is het feit dat verdachte inziet dat er op bepaalde gebieden stabiliteit gecreëerd moet worden om zijn leven op de rit te krijgen en te houden. Hij zegt zich te realiseren dat hij daarin begeleiding nodig heeft en hij staat daarom open voor ondersteuning en sturing in een verplicht kader. De reclassering adviseert ter voorkoming van herhaling de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden meerdere bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten de oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij is van belang dat de rechtbank tot een zwaardere kwalificatie komt dan de raadsvrouw. Verdachte heeft in een tijdsbestek van minder dan een uur verschillende woede-uitbarstingen gehad, met verschillende slachtoffers. De gevolgen hiervan hadden veel groter kunnen zijn. De rechtbank acht het van belang dat verdachte ook doordrongen raakt van de ernst en impact van de door hem geïnitieerde feiten. Ter voorkoming van herhaling acht de rechtbank de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. In aanvulling hierop zal zij een contactverbod met de medeverdachte opleggen. De rechtbank zal aan de gevangenisstraf een langer voorwaardelijk deel verbinden dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op het door haar gevorderde contactverbod met de medeverdachte, heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet hoofdelijk moet worden opgelegd, maar gelijkelijk onder de verdachten moet worden verdeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 500,-- gematigd moet worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door of namens verdachte is betwist, zal daarom deels worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 november 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Toch zal zij niet bepalen dat verdachte en de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het gehele bedrag. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dat in dit geval niet wenselijk is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vordering van de benadeelde partij in de zaak van verdachte tot de helft van het gevorderde bedrag, te weten 750,00, wordt toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] en dat de veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de polikliniek forensische psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. Dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met beide aangevers (de heer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1992 en de heer [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1990), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. Dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachte ( [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. Dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van werk (betaald of onbetaald en/of vrijetijdsbesteding) met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. Dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
7. Dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 november 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter, mr. M.M. Spooren en
mr. A. Dijkstra, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2025.
Mr. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.