ECLI:NL:RBNNE:2025:3754

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
18-276869-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzetverkrachting met dwang, geweld en bedreiging in Groningen

Op 9 augustus 2024 heeft verdachte in Groningen geprobeerd een vrouw te verkrachten. Hij trok haar van haar fiets, sleurde haar naar een afgelegen plek en bedreigde haar met de dood terwijl hij haar keel omklemde. Het slachtoffer schreeuwde om hulp, wat buurtbewoners alarmeerde. Dankzij hun ingrijpen bleef het bij een poging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot opzetverkrachting, waarbij dwang, geweld en bedreiging zijn toegepast. De verdachte werd veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf en een TBS-maatregel met dwangverpleging. Het slachtoffer kreeg schadevergoeding toegewezen. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18-276869-24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

16.september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2025. De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 10 december 2024, 6 maart 2025, 20 mei 2025 en 1 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil
ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door, vergezellen van en/of volgen door dwang, geweld en/of bedreiging, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
  • die [slachtoffer] van haar fiets af geduwd en/of getrokken, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds benaderd, en/of
  • op die [slachtoffer] gaan en/of blijven liggen (nadat hij, verdachte, en die [slachtoffer] ten val waren gekomen), en/of
  • de keel van die [slachtoffer] vastgegrepen en/of (vervolgens) gedurende enige tijd vastgeknepen en/of dichtgeknepen, en/of
  • die [slachtoffer] meegesleurd, in ieder geval meegenomen, naar een verderop gelegen donkere en afgelegen plek, en/of
  • die [slachtoffer] op haar knieën gedrukt, en/of
  • die [slachtoffer] verteld dat zij haar rokje omhoog moest doen, en/of
  • het rokje van die [slachtoffer] proberen uit te trekken door aan dit rokje te trekken en/of door zijn handen te bewegen tussen de benen van die [slachtoffer] en/of door te proberen om de knoopjes van de body van die [slachtoffer] los te maken,
waarbij hij (onder andere) tegen die [slachtoffer] telkens en meermaals heeft gezegd: "Als je nu niet meewerkt draai ik je nek om", en/of
"Je moet meewerken", en/of
"Als je niet meewerkt maak ik je dood", en/of "Meewerken of ik maak je nu dood", en/of
waarbij hij gedurende deze gehele periode zijn hand om de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of gedurende een langere periode heeft dichtgehouden en/of dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Groningen met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
  • het omhoog trekken van het rokje van die [slachtoffer] , en/of
  • het betasten van de vagina (boven de kleding) van die [slachtoffer] , en/of
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door: telkens en meermaals (onder andere) te zeggen:
  • " Als je nu niet meewerkt draai ik je nek om", en/of
  • " Je moet meewerken", en/of
  • " Als je niet meewerkt maak ik je dood", en/of
  • " Meewerken of ik maak je nu dood", en/of door:
gedurende een langere periode zijn, verdachtes, hand om de keel van die [slachtoffer] te houden en/of gedurende een langere periode haar keel dicht te knijpen en/of te houden.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primaire feit (poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting), gelet op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] die gedetailleerd, consistent en betrouwbaar zijn. Haar verklaringen worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] en de waarnemingen van verbalisanten. Verdachte voldoet aan het signalement, zijn fiets stond op de plaats delict en zijn DNA is op de nek/hals en body (kledingstuk) van het slachtoffer aangetroffen. Ook de modus operandi vertoont zeer sterke overeenkomsten met de zedenmisdrijven waarvoor verdachte eerder is veroordeeld. Daarbij komt dat verdachte (kort na het feit) zeer actief heeft gezocht op rapeporno en incestporno met jonge meisjes en vrouwen.
De verklaringen van verdachte over de diefstal van zijn fiets en de opgezochte porno vinden geen steun in het dossier en moeten als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Dit geldt eveneens voor het verweer ten aanzien van de secundaire overdracht van DNA.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Het primaire feit kan niet worden bewezen, omdat er geen handelingen zijn verricht die tot doel hadden een begin te maken met het binnendringen van het lichaam van aangeefster [slachtoffer] . Wettig en overtuigend bewijs voor het subsidiaire feit ontbreekt eveneens. Verdachte heeft iedere betrokkenheid ontkend en verklaard dat hij de hele nacht thuis was. Zijn verklaring vindt steun in het dossier, gelet op het algemene signalement van de dader die past bij een andere eerdere aangehouden verdachte, het onderzoek naar de gegevensdragers van verdachte, het ontbreken van camerabeelden en het uitblijven van een herkenning door aangeefster [slachtoffer] . Ook de modus
operandi is niet onderscheidend en anders dan bij zijn eerdere veroordeling.
De raadsman heeft een alternatief scenario geschetst. Op basis van het dossier kan niet worden uitgesloten dat de fiets van verdachte in de nacht van 8 op 9 augustus 2024 is gestolen. In het verlengde daarvan kan niet worden uitgesloten dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht (via de handvatten van zijn fiets) door een derde op het lichaam en het kledingstuk van aangeefster [slachtoffer] terecht is gekomen.
Het oordeel van de rechtbank1
Handelingen dader
Op 9 augustus 2024 om 4.40 uur krijgen verbalisanten van de meldkamer het verzoek om naar [adres] te Groningen te gaan vanwege een mogelijke verkrachting. Vijf minuten later komen zij ter plaatse en treffen daar de zichtbaar geëmotioneerde [slachtoffer] (verder: aangeefster).2 Verbalisanten zagen dat het broekje
[de rechtbank begrijpt: broekrokje]van aangeefster openstond en dat er schaafwonden op haar knieën zaten.3
Aangeefster heeft terstond verklaard dat zij na het stappen naar huis fietste en op [adres] werd aangesproken en achtervolgd door een mannelijke fietser. Ter hoogte van [adres] werd zij door deze man van haar fiets afgeduwd en meegesleurd naar de zijkant van het pand. Aangeefster werd daarbij bedreigd en bij haar keel gepakt. Ze moest haar onderkleding uitdoen en de man probeerde haar bij haar vagina te pakken, hetgeen mislukte omdat de body die zij droeg ervoor zat en de getuigen op dat moment arriveerden.4
Uit het informatieve gesprek met aangeefster volgt dat zij door de dader van haar fiets werd getrokken waarop beide fietsen vielen.5 Aanvankelijk heeft aangeefster zich daar nog verzet waarna de dader haar van achter bij de keel vastgreep en met zijn arm haar keel dichtkneep. In het begin heeft aangeefster geprobeerd om los te komen met als gevolg dat de dader zijn arm nog strakker om haar keel deed.
Aangeefster heeft veel gehuild, meermaals nee geroepen en hard geschreeuwd. Op den duur merkte ze dat dit niet meer lukte, omdat haar keel zo hard werd dichtgeknepen.6
De dader heeft onder meer gezegd Als je nu niet meewerkt draai ik je nek om, Je moet meewerken, Als je niet meewerkt maak ik je dood, Meewerken of ik maak je nu dood. Vervolgens heeft hij aangeefster naar beneden op haar knieën gedrukt, hetgeen veel pijn veroorzaakte. Hij vertelde haar dat ze haar rokje omhoog moest doen en begon eraan te trekken om deze omhoog te krijgen. Nadat aangeefster aangaf dat dit niet werkte, omdat ze een broekrokje droeg gaf de dader haar opdracht om het broekrokje uit te doen. Uit angst heeft aangeefster hieraan gehoor gegeven. Vervolgens is de dader met zijn hand tussen haar benen gegaan. Aangeefster droeg een body die met knoopjes vastzat rond het kruis. De dader heeft vervolgens ter hoogte van dat gat
[de rechtbank begrijpt: de vagina]gefrummeld aan deze knoopjes en meermaals gezegd dat aangeefster mee moest werken, omdat hij haar anders zou doden.7 Daarbij heeft hij aangeefster continu van achter vastgehouden met zijn arm om haar nek.8 Terwijl de dader bezig was om de body los te krijgen kwamen getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] op hen afgerend waarop hij aangaf dat aangeefster geluk heeft gehad en vluchtte.9
In haar aangifte heeft aangeefster gespecificeerd dat ze rond 4.00 uur uit de binnenstad vertrok en na een korte tussenstop bij een vriendin besloot om naar huis te fietsen.10 Na de worsteling bij de fietsen hield de dader haar continu stevig vast bij haar keel11 en nam hij haar mee naar een donkere plek.12
Drie bewoners van [adres] te Groningen werden op 9 augustus 2024 rond 4.30 uur wakker van een knal gevolgd door paniek en geschreeuw.13 [getuige 1] (verder: getuige [getuige 1] ) kwam als eerste ter plaatse. Hij zag buiten twee fietsen liggen en keek om de hoek van het gebouw.14 Aldaar zag hij een man half op aangeefster liggen terwijl zij zich verzette en aangaf dat zij dit niet wilde. Getuige [getuige 1] is meteen teruggelopen en kwam zijn buurman [getuige 2] tegen.15 [getuige 2] (verder: getuige [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij samen met getuige [getuige 1] is teruggelopen. Achter in de hoek van het donkere parkeerterrein zag hij twee gedaantes liggen. De dader vluchtte en aangeefster kwam hierna in paniek op hen afgerend.16 Terwijl getuige [getuige 2] de achtervolging inzette belde hij om 4.32 uur17 met 112. Ter hoogte van de [straatnaam] is hij de dader vervolgens uit het oog verloor.18 [getuige 3] (verder: getuige [getuige 3] ) was met haar vriend (getuige [getuige 2] ) meegelopen en zag aangeefster in paniek op haar af komen. Getuige [getuige 3] heeft gezien dat de knieën van aangeefster bebloed waren en dat de rits van haar broekrokje los was en helemaal open stond.19
Tussenconclusie: kwalificatie feit
Voor een strafbare poging tot verkrachting is vereist dat de dader handelingen heeft verricht die kennelijk tot doel hadden een begin te maken met het binnendringen van het lichaam. Daarnaast moeten die handelingen niet zodanig zijn dat zij ook bedoeld hadden kunnen zijn om andere misdrijven, zoals een aanranding, te plegen.
Uit de bovenstaande verklaringen volgt dat de dader een toevallige passant van haar fiets af trok, met de dood bedreigde en naar een donkere/afgelegen plek sleurde. Aangeefster heeft zich hiertegen verzet en als reactie hierop heeft de dader haar bedreigd en dwang en geweld toegepast. De dader dwong aangeefster op haar knieën te zitten, is half op haar gaan liggen en heeft geprobeerd om haar broekrokje uit te trekken en haar body, ter hoogte van de vagina, los te maken. Dit terwijl hij de hele tijd met zijn arm de keel van aangeefster omklemde en (dicht)kneep.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit een onmiskenbare seksuele intentie blijkt en dat de handelingen van de dader naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Dat voornemen heeft zich door een begin van uitvoering geopenbaard en stopte pas nadat de getuigen ingrepen. Het broekje van aangeefster was immers al uit en ook haar body was bijna open. Dat de dader aangeefster toebeet dat zij geluk heeft gehad nadat de getuigen verschenen en hij hierna vluchtte onderschrijft dit voornemen naar het oordeel van de rechtbank des te meer.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging op dit punt en concludeert dat de gedragingen van de dader gericht waren op het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Er is dan ook sprake van een poging tot een gekwalificeerde opzetverkrachting.
Fiets dader
De fiets die door de dader bij de poging tot verkrachting is gebruikt, is daarna door getuigen [getuige 3] en [getuige 1] veiliggesteld20 en door de politie in beslag genomen.21 Verdachte heeft bekend dat zijn fiets is gebruikt bij dit feit.22
Gebleken is dat verdachte op loopafstand (zestien minuten) van de plaats delict woont.23 Zijn privé telefoon (Samsung Galaxy S23 Ultra) is in beslag genomen.24 Uit onderzoek blijkt dat verdachte het telefoonscherm van dit toestel op 9 augustus 2024 om 2.17 uur bij hem thuis heeft uitgezet en om 4.53 in
zijn woning weer heeft aangezet.25 Vervolgens heeft verdachte om 5.06 uur de applicatie Stopheling op deze telefoon geopend.26
De politie heeft naderhand met directe buren van verdachte gesproken en hen als getuige gehoord.27 Buurman [getuige 4] heeft verklaard dat de portiekdeur altijd afgesloten is met een sleutel. Volgens hem sluit de portiekdeur, die toegang geeft tot de gezamenlijke berging, sinds februari 2024 goed en waren er op 9 augustus 2024 geen sporen van braak.28 Ook buurvrouw [getuige 5] heeft verklaard dat de gezamenlijke portiekdeur doorgaans dicht zit.29 Buurman [getuige 6] is op 5 september 2024 gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte zijn fiets vaak bij de voordeur op dubbel slot zet en ook in de gezamenlijke berging op slot zet. Deze getuige heeft drie maanden geleden één keer gezien dat verdachte zijn fiets buiten niet op slot had gezet en heeft dit toen voor verdachte gedaan.30
De portiekdeur van de woning van verdachte, die toegang geeft tot de gezamenlijke berging, is door verbalisant [verbalisant] op 28 augustus 2024 onderzocht en getest. Hieruit volgt dat de portiekdeur, ondanks dat er herhaaldelijk met kracht tegenaan werd gedrukt, niet open ging. Dit is zowel van binnenuit als van buitenaf getest. Ook is er op 2 september 2024 contact opgenomen met de verhuurder van de woning van verdachte. Hieruit volgt dat de laatste reparatie plaatsvond in februari 2024 en betrekking had op de portiekverlichting. Er zijn bij de verhuurder geen meldingen binnengekomen over een defecte portiekdeur of overige defecten.31 Verbalisant [verbalisant] heeft ook de aangifte van een buurvrouw van verdachte nagetrokken. Hieruit volgt er in de periode van 5 tot en met 9 augustus 2024 bij haar een raam is vernield.32
Tussenconclusie: alternatief scenario
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de fiets van verdachte is gebruikt bij de poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de verdediging geschetste alternatieve scenario het volgende. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij op 9 augustus 2024 tussen
7.3
en 8.45 uur achter de diefstal van zijn fiets is gekomen. Die dag heeft hij aan meerdere personen laten weten dat zijn fiets in de nacht van 8 op 9 augustus 2024 is gestolen uit de gezamenlijke berging van zijn portiekwoning. Zo stuurde hij op 9 augustus 2024 om 8.43 uur een Whatsapp bericht in de buurt- groepsapp dat zijn fiets (met sleutel in het slot) niet meer in de gezamenlijke berging stond. Ook belde hij die ochtend met een teamgenoot waarvan hij wist dat diens partner bij de politie werkte. Op diens advies is hij vervolgens om 13.47 uur naar het politiebureau gegaan om te melden dat zijn fiets was gestolen. Diezelfde middag stelde verdachte zijn toenmalige vriendin op de hoogte van de diefstal en stuurde haar een video waaruit bleek dat hij op het politiebureau was. Aan voornoemde personen liet verdachte weten dat er problemen waren met (de sluiting van) de portiekdeur. Ook gaf hij aan dit al eerder bij de verhuurder te hebben gemeld. Verder heeft verdachte verklaard dat hij zijn fiets nooit op slot zette in de gezamenlijke berging en dat de portiekdeur op 9 augustus 2024 op een kier stond en dat er die nacht is geprobeerd om in te breken bij zijn buurvrouw.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat er geen problemen waren met (de sluiting van) de portiekdeur en er geen sporen van braak zijn aangetroffen. Evenmin is gebleken dat er die nacht bij de woning van de buurvrouw van verdachte (gepoogd) is in te breken. Ook de verklaring van verdachte dat hij zijn fiets nooit op slot zet wordt door de bewijsmiddelen weerlegd. De vermeende diefstal van verdachtes fiets is niet met concrete feiten onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de diefstal van zijn fiets in scène heeft gezet. Het
verweer van de verdediging wordt daarom als zijnde ongeloofwaardig verworpen.
Nu de rechtbank het verweer van de verdediging met betrekking tot de diefstal van de fiets heeft verworpen concludeert de rechtbank dat de fiets niet door een derde, maar door verdachte is gebruikt in de nacht van 8 op 9 augustus 2024. Deze conclusie sluit uit, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht (via de handvatten van zijn fiets) door een derde op het lichaam en het kledingstuk van aangeefster [slachtoffer] terecht is gekomen. Gelet op deze tussenconclusie wijst de rechtbank het voorwaardelijk verzoek tot onderzoek naar DNA op activiteitenniveau af, omdat zij dit niet noodzakelijk acht in het licht van enig te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv).
Daderschap verdachte
*DNA
Op 9 augustus 2024 is de body van aangeefster veiliggesteld en in beslag genomen.33 De body heeft [nummer] gekregen.34 De buitenzijde van de body rondom de hals is bemonsterd, omdat de dader aangeefster van achteren in een soort wurggreep heeft vastgepakt. Deze bemonstering is veiliggesteld onder [nummer] .35 Uit deze bemonstering ( [nummer] ) werd een DNA-mengprofiel verkregen dat overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte. De bewijskracht ten aanzien van verdachte is berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier personen. Ook is aangenomen dat aangeefster één van de donoren is. Gebleken is dat het DNA-mengprofiel [nummer] meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster, verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster en drie willekeurige onbekende personen.36
Ook is forensisch onderzoek verricht bij aangeefster. Verschillende lichaamsbemonsteringen van aangeefster ( [nummer] ) zijn onderzocht op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA, waaronder een bemonstering van haar hals ( [nummer] ).37 Uit deze bemonstering werd een DNA- mengprofiel verkregen van minimaal drie personen dat overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte. Van deze bemonstering ( [nummer] ) is de bewijskracht ten aanzien van verdachte berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen. Tevens is aangenomen dat aangeefster één van de donoren is. Gebleken is dat het DNA-mengprofiel [nummer] ongeveer 20 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster, verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster en twee willekeurige onbekende personen.38
Ten aanzien van beide bemonsteringen ( [nummer] en [nummer] ) concludeert de rechtbank hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van (een deel) van het aangetroffen DNA op de body en dat verdachte aangeefster bij haar hals en body heeft beetgepakt.
*Modus operandi
Verdachte is eerder veroordeeld voor zedendelicten, waaronder voor een verkrachting in 2005. De werkwijze van verdachte was destijds dat hij het slachtoffer opwachtte, vastpakte en aangaf dat hij haar nek zou breken als het slachtoffer een kik gaf. Ook moest het slachtoffer haar fiets laten vallen, trok hij haar de bosjes in en gaf hij haar onder meer instructies om op haar knieën te zitten.39 Op een onder verdachte in beslag genomen USB-stick40 zijn voorts Word-documenten aangetroffen met verdachte als auteur. Op deze bestanden zijn onder meer een delict-scenario en seksuele anamnese aangetroffen. Hierin is beschreven dat het slachtoffer van achteren werd gegrepen, gevolgd door een arm om de nek en
geschreeuw dat zij haar broek moest uitdoen. Er was een parallel met een fiets en shut up or ill snap your neck. Het slachtoffer kreeg geen lucht en betrof een onbekend en willekeurig slachtoffer.41
Tussenconclusie: daderschap verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster bij haar nek/keel is vastgegrepen en dat deze door de dader is dichtgeknepen. Op de hals van aangeefster en op de buitenzijde van haar body (ter hoogte van de hals) is DNA van verdachte aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat dit dadersporen betreffen.
De rechtbank stelt verder vast dat de modus operandi van de dader overeen komt met de wijze waarop een eerder slachtoffer van verdachte is verkracht. Gelet op de inhoud van de aangetroffen Word- bestanden gaat de rechtbank er vanuit dat deze bestanden betrekking hebben op de eerdere veroordeling uit 2005 waarbij het slachtoffer werd gedwongen van haar fiets te stappen en mee te gaan naar een verlaten plek. Ook in die zaak werd het slachtoffer van achteren rond de nek gepakt, werd gedreigd met het breken van de nek en werd het slachtoffer op haar knieën gedwongen. Deze modus operandi komt naar het oordeel van de rechtbank overeen met hetgeen aangeefster [slachtoffer] is overkomen. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat hierdoor sprake is van een specifiek en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte, in die mate dat de rechtbank deze werkwijze bij wijze van schakelbewijs gebruikt als steunbewijs voor het daderschap van verdachte. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt daarom verworpen.
Eindconclusie
Op grond van de hierboven beschreven bevindingen ten aanzien van de fiets, het DNA en de modus operandi komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster op 9 augustus 2024 heeft achtervolgd en aangevallen waarna hij is gevlucht. De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat het verdachte niet kan zijn geweest, omdat de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte die nacht zonder telefoon op de fiets is gestapt, een willekeurig slachtoffer heeft uitgekozen en naderhand de diefstal van zijn fiets heeft geënsceneerd.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil
ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door en vergezellen van dwang, geweld en bedreiging, immers heeft hij, verdachte, altoen en aldaar:
  • die [slachtoffer] van haar fiets af geduwd en getrokken, en
  • de keel van die [slachtoffer] vastgegrepen en vervolgens gedurende enige tijd vastgeknepen en dichtgeknepen, en
  • die [slachtoffer] meegesleurd naar een verderop gelegen donkere en afgelegen plek, en
  • die [slachtoffer] op haar knieën gedrukt, en
  • die [slachtoffer] verteld dat zij haar rokje omhoog moest doen, en
  • het rokje van die [slachtoffer] proberen uit te trekken door aan dit rokje te trekken en door zijn handen te bewegen tussen de benen van die [slachtoffer] en door te proberen om de knoopjes van de body van die [slachtoffer] los te maken,
waarbij hij (onder andere) tegen die [slachtoffer] telkens en meermaals heeft gezegd: "Als je nu niet meewerkt draai ik je nek om", en
"Je moet meewerken", en
"Als je niet meewerkt maak ik je dood", en "Meewerken of ik maak je nu dood",
waarbij hij gedurende deze gehele periode zijn hand om de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden en gedurende een langere periode heeft dichtgehouden en dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. Poging tot opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang, geweld en bedreiging.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, alsmede de ongemaximeerde terbeschikkingstelling (verder: TBS) met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsman bepleit dat geen TBS kan worden opgelegd, omdat niet is komen vast te staan dat er ten tijde van het delict bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ook aan het gevaarscriterium is niet voldaan volgens de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de hierna genoemde rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van het feit
Na een avond stappen fietste het slachtoffer vanuit de binnenstad in Groningen naar huis. Verdachte is naast haar komen fietsen en heeft haar van haar fiets getrokken, waardoor ze samen ten val zijn gekomen. Vervolgens klemt verdachte zijn arm om haar keel en dwingt haar mee te gaan naar een stille plek. Het slachtoffer probeert uit alle macht los te komen, maar verdachte is te sterk voor haar. Hij dwingt haar op haar knieën te gaan zitten, die daardoor kapot gaan. Het slachtoffer schreeuwt, huilt en veinst zelfs nog een allergie om verdachte te laten stoppen. Hij gaat echter door en bedreigt het slachtoffer meerdere keren met de dood als ze niet mee werkt. Het slachtoffer moet haar broekrokje naar beneden doen en na wat gefrummel krijgt verdachte de knoopjes van haar body bij haar kruis bijna los. Nog altijd zit het slachtoffer op haar knieën en klemt verdachte haar keel dicht, waardoor ze amper lucht krijgt. Op dat moment is gelukkig redding nabij. Door haar geschreeuw zijn buurtbewoners gealarmeerd en schieten te hulp. Het is dankzij hun dappere optreden dat het bij een poging is gebleven en een nog grotere nachtmerrie het slachtoffer is bespaard. Vlak voordat verdachte wegrent bijt hij haar nog toe dat zij geluk heeft gehad.
Het slachtoffer heeft na die 9 augustus weken lang last gehad van haar keel en knieën. Naast deze fysieke klachten heeft zij de nodige psychische gevolgen overgehouden aan deze misdaad. Zij heeft nog altijd wekelijks nachtmerries en moet elke dag terugdenken aan wat er gebeurd is die dag. Het slachtoffer schrijft in haar vordering tot schadevergoeding dat zij nu altijd op haar hoede is en letterlijk over haar schouder kijkt om haar omgeving in de gaten te houden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij haar heeft beroofd van haar jeugdige vrijmoedigheid en vertrouwen. Temeer het niet de eerste keer is dat verdachte zo een feit begaat.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 21 mei 2025. Daaruit blijkt dat verdachte op 16 oktober 2006 door het gerechtshof te Den Bosch is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging voor onder andere verkrachting van een minderjarige. De TBS met dwangverpleging is in 2022 geëindigd. De rechtbank houdt doorgaans bij de strafoplegging geen rekening met een strafbaar feit dat langer dan vijf jaar geleden is gepleegd. Dat zal zij in dit geval dan ook niet doen. De rechtbank acht het echter wel zeer zorgwekkend dat verdachte binnen drie jaar na beëindiging van de TBS maatregel opnieuw eenzelfde ernstig feit pleegt. Aangezien hij daar geen enkele verantwoordelijkheid voor heeft genomen gaat de rechtbank ervan uit dat hem een lange behandeling te
wachten staat.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychiatrische rapportage van 9 april 2025 en van de psycholoog van 28 januari 2025. Uit die laatste rapportage blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken omdat hij daar geen voordeel in zag, het verleden niet wilde oprakelen en het ten laste gelegde niet wilde horen. De psychiater schrijft in zijn rapport dat verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat geen recente hetero-anamnestische informatie voorhanden is. Verdachte heeft niets willen zeggen over zijn eerdere TBS behandeling in de Van Mesdagkliniek en evenmin over zijn verleden dat gekenmerkt wordt door seksueel misbruik door zijn eigen moeder, vader en andere familieleden. Over zijn huidige seksuele belevingen lijkt verdachte niet open te zijn en zijn er volgens verdachte geen problemen, aldus de psychiater.
Volgens de psychiater kan niet met zekerheid een stoornis worden vastgesteld, maar ook niet worden uitgesloten. Uit zijn rapportage blijkt verder dat bij verdachte eerder een Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS), een borderline persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, een seksuele stoornis NAO en recidiverende depressies zijn vastgesteld. Van PTSS is blijkens de rapportage momenteel geen sprake meer, maar ten aanzien van de persoonlijkheidsproblematiek ligt dit lastiger. Persoonlijkheidsstoornissen zijn in principe levenslang en kunnen door behandeling milder worden en ook verdwijnen, waarbij de kernovertuigingen passend bij de persoonlijkheidsstoornissen wel sluimerend aanwezig blijven. Vanwege de beperkte medewerking kan de psychiater zich geen goed oordeel vormen over de vraag hoe dit bij verdachte was op 9 augustus 2024.
Omdat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van een multidisciplinaire rapportage betrekt de rechtbank bij de vraag of een TBS-maatregel wenselijk en noodzakelijk is ook andere rapporten dan voornoemde.
In het advies indicatie onderzoek geestvermogens van het NIFP van 27 september 2024 wordt geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een stoornis bij verdachte. Daarbij wordt onder meer verwezen naar de psychiatrische rapportage van 9 oktober 2021, die opgemaakt is in het kader van verlengingszitting van zijn vorige TBS-maatregel. De psychiater schrijft dat problemen met seksualiteit als een rode draad door het leven van verdachte lopen en dat deze seksuele problematiek zo veelomvattend is, maar niet ondergebracht kan worden bij een specifieke seksuele stoornis of parafilie en om die reden wordt geclassificeerd als seksuele disfunctie. Ook blijkt uit die rapportage dat bij verdachte sprake was van een borderline persoonlijkheidsstoornis, wel minder aanwezig dan voorheen.
De rechtbank is, op basis van voornoemde rapportages en in het licht van de eerdere veroordeling die veel gelijkenis vertoont met het huidige delict, van oordeel dat bij verdachte nog altijd sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en een seksuele stoornis.
De rechtbank heeft ter zitting verdachte ook bevraagd over zijn weigering om mee te werken aan de psychiatrische en psychologische onderzoeken, alsmede zijn huidige seksuele beleving, zoals het zoeken naar heftig pornografisch materiaal op het internet. Verdachte wil of kan daar niet goed over praten. Ter zitting raakte verdachte daar gefrustreerd van. Het heeft de rechtbank gesterkt in haar op voornoemde rapporten gegronde overtuiging dat er op die 9 augustus 2024 bij verdachte sprake was van genoemde persoonlijkheidsstoornis en seksuele disfunctie toen hij het ten laste gelegde beging. Gelet op deze
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan het ten laste gelegde feit verdachte verminderd worden toegerekend.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het reclasseringsadvies van 24 juli 2025. Hieruit volgt dat het recidiverisico niet kon worden ingeschat vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte. Uit de Static99-R, het risicotaxatie-instrument specifiek voor zeden, volgt echter een hoog herhalingsgevaar. Hierbij is gelet op de eerdere veroordelingen voor zeden en geweld en het feit dat het slachtoffer extra-familiair is en een onbekende betreft. Door de reclassering wordt een langdurig klinisch behandeltraject geadviseerd vanwege de complexe problematiek van verdachte, de moeite om een behandelrelatie met hem op te bouwen en het gebrek aan vertrouwen van verdachte.
Op te leggen maatregel
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voorgaande aan de voorwaarden is voldaan om de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Op grond van de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) zijn daaraan de volgende voorwaarden gesteld:
bij de verdachte moet tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben bestaan;
op het begane misdrijf moet een gevangenisstraf van vier jaar of meer zijn gesteld;
de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, moet het opleggen van een TBS-maatregel en bevel tot verpleging van overheidswege eisen.
er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt, tenzij de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank vereist de veiligheid van anderen oplegging van deze maatregel. Verdachte heeft binnen afzienbare tijd nadat zijn vorige TBS maatregel is geëindigd opnieuw eenzelfde soort delict gepleegd. Opvallend daarbij is dezelfde modus operandi zoals hierboven ook beschreven. Aangezien de rechtbank ook van oordeel is dat verdachte bij het plegen van deze feiten leed aan een gebrekkig ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens is daarmee naar haar oordeel ook gegeven dat de veiligheid van anderen oplegging van de dwangverpleging eist.
De rechtbank legt verdachte de maatregel TBS op ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting. De totale duur van de maatregel is daarom ongemaximeerd.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor verkrachting met beperkte mate van dwang uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Voor een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang schrijft het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor. De rechtbank houdt er rekening mee dat het in onderhavige gaat om een poging tot verkrachting met bedreiging, dwang en geweld. De rechtbank neemt daarom in dit geval als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
Op te leggen straf
Gelet op de strafoplegging in soortgelijke zaken en al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Daarbij is ook meegewogen dat de op te leggen TBS-maatregel langdurige vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen fiets (voorwerp 1 beslaglijst) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat de fiets door verdachte is gebruikt bij de uitvoering van de poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting.
De rechtbank is van oordeel dat de overige inbeslaggenomen goederen (voorwerpen 2 tot en met 37 beslaglijst) moeten worden teruggegeven aan verdachte, omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 6.048,90, bestaande uit 48,90 aan materiële schade en 6.000,00 aan immateriële schade. Vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in
mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen fiets met hulpmotor (voorwerp 1) met omschrijving G1743736.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • Voorwerp 2. Twee onderdelen van Sandisk met omschrijving G1749471;
  • Voorwerp 3. Horloge met omschrijving G1749473;
  • Voorwerp 4. GSM zwart, merk Samsung met omschrijving G1749489;
  • Voorwerp 5. GSM zwart merk Samsung met omschrijving G1749504;
  • Voorwerp 6. GSM zwart merk Samsung met omschrijving G1749517;
  • Voorwerp 7. Jas zwart met omschrijving G1749523;
  • Voorwerp 8. Jas met omschrijving G1749527;
  • Voorwerp 9. Onderdeel van Giant Neostrack met omschrijving G1749532;
  • Voorwerp 10. Fototoestel met omschrijving G1749539;
  • Voorwerp 11. USB-stick (memorykaart Sandisk) met omschrijving G1749540;
  • Voorwerp 12. USB-stick (memorykaart transcend 8gb) met omschrijving G1749542;
  • Voorwerp 13. Computer (HP Pavilion) met omschrijving G1749547;
  • Voorwerp 14. Computer (Samsung Galaxy A8) met omschrijving G1749549;
  • Voorwerp 15. Harddisk (Samsung 980 pro) met omschrijving G1749552;
  • Voorwerp 16. Filmcamera (JVC Full HD) met omschrijving G1749557;
  • Voorwerp 17. USB-stick (memorykaart Sandisk 2 gb) met omschrijving G1749565;
  • Voorwerp 18. GSM Nokia met omschrijving G1749571;
  • Voorwerp 19. USB-stick (memorykaart Veka best) met omschrijving G1749573;
  • Voorwerp 20. Computer (Samsung) met omschrijving G1749577;
  • Voorwerp 21. Harddisk (My passport ultra) met omschrijving G1749596;
  • Voorwerp 22. Speelgoed (Falcon) met omschrijving G1749599;
  • Voorwerp 23. Computer (Asus) met omschrijving G1749606;
  • Voorwerp 24. Koptelefoon set (Samsung) met omschrijving G1749610;
  • Voorwerp 25. Kist met omschrijving G1749611;
  • Voorwerp 26. GSM (Samsung) met omschrijving G1748630;
  • Voorwerp 27. USB-stick (memorykaart) met omschrijving G1757292;
  • Voorwerp 28. Sleutel Mercedes-Benz met omschrijving G1757284;
  • Voorwerp 29. Bankbescheiden ABN-AMRO met omschrijving G1757286;
  • Voorwerp 30. Pas (SNS digipas) met omschrijving G1757288;
  • Voorwerp 31. Paspoort met omschrijving G1757290;
  • Voorwerp 32. Pas (VGZ) met omschrijving G1757293;
  • Voorwerp 33. Pas (Martini) met omschrijving G1757294;
  • Voorwerp 34. Pas met omschrijving G1757296;
  • Voorwerp 35. Drie adapters met omschrijving G1757297;
  • Voorwerp 36. Drie stuks naaigarnituur met omschrijving G1757300;
  • Voorwerp 37. Hanger (zilver) met omschrijving G1757301.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] , feit primair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 6.048,90 (zegge: zesduizend achtenveertig euro en negentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 6.048,90 (zegge: zesduizend achtenveertig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 48,90 aan materiële schade en 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 65 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H.H. Kielman en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2025.
Mr. H.K. de Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland, Districtsrecherche Groningen, afdeling Zeden met het proces-verbaal nummer [nummer] (onderzoek Reuzenalk), doorgenummerd 1 tot en met 1156, met losse aanvullingen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van voornoemd dossier.
2 Pagina 96.
3 Pagina 97.
4 Pagina 96.
5 Pagina 100.
6 Pagina 101.
7 Pagina 101.
8 Pagina 118.
9 Pagina 101.
10 Paginas 127 en 129.
11 Pagina 130.
12 Pagina 131.
13 Paginas 140, 153 en 180.
14 Pagina 153.
15 Paginas 154 en 155.
16 Paginas 138 en 140.
17 Pagina 356.
18 Pagina 138.
19 Paginas 180 en 300.
20 Paginas 150 en 180.
21 Pagina 950.
22 Paginas 382, 769 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.
23 Pagina 304.
24 Pagina 984 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.
25 Paginas 576 en 618.
26 Pagina 670.
27 Pagina 214.
28 Paginas 221 en 223.
29 Paginas 259 en 260.
30 Pagina 263.
31 Pagina 568.
32 Pagina 306.
33 Pagina 955.
34 Pagina 416.
35 Pagina 481.
36 Paginas 485 en 486.
37 Pagina 415, 442, 443 en 471.
38 Paginas 474 en 475.
39 Paginas 303, 304 en 305.
40 Pagina 985.
41 Paginas 665, 666 en 667.