ECLI:NL:RBNNE:2025:3812

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
25-2592 en 25-2919
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor beëindiging hondenopvangservice in strijd met bestemmingsplan

Op 12 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. K.A. Faber, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], vertegenwoordigd door C.M. Smid. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd voor het in strijd met het Omgevingsplan uitoefenen van een hondenopvang op het adres [adres] te [plaats]. Eiseres is van mening dat de hondenopvang niet in strijd is met het bestemmingsplan en heeft daarom beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat het aanbieden van hondenopvang in strijd is met de voorschriften van het Omgevingsplan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hondenopvang niet gelijk te stellen is met een gastouderopvang, omdat de impact op de omgeving aanzienlijk groter is door de onbeperkte opvang van honden. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn voor de aan eiseres opgelegde last onder dwangsom verlengd tot zes weken na verzending van de uitspraak, maar heeft het verzoek om voorlopige voorziening in de andere zaak afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van het bestemmingsplan en de noodzaak om overtredingen aan te pakken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 25/2592 en 25/2919
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.A. Faber),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], het college
(gemachtigde: C.M. Smid).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan eiseres opgelegde last onder dwangsom waarbij het college eiseres heeft gelast om het in strijd met het Omgevingsplan gemeente [plaats] (Omgevingsplan) hebben van een hondenopvang op het adres [adres] te [plaats] te beëindigen, bij gebreke waarvan eisers een dwangsom van € 1.500,- per week met een maximum van € 15.000,- verbeurt. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij heeft daarom beroep ingediend (LEE AWB 25/2919) en voert daartoe een aantal gronden aan. Ook heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (LEE AWB 25/2592).
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aanbieden van hondenopvang in strijd is met de voorschriften van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan (de regels uit het bestemmingsplan [naam] ). Daarmee is sprake van een overtreding. Het college is bevoegd om daartegen handhavend op te treden. Er is ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afzien van handhavend optreden. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening (in de beroepsprocedure) de gestelde begunstigingstermijn met zes weken te verlengen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 5 maart 2024 en 9 juli 2024 heeft een toezichthouder van de gemeente [plaats] geconstateerd dat eiseres in het pand [adres] honden opvangt en een uitlaatservice voor honden aanbiedt.
2.1.
Bij brief van 19 november 2024 heeft het college eiseres gewaarschuwd dat zij in strijd met het Omgevingsplan zonder omgevingsvergunning op het betreffende adres een hondenoppas-en uitlaatservice uitoefent en dat, indien zij deze overtreding niet binnen een maand beëindigt, het college handhavend kan optreden.
2.2.
Op 16 januari 2025 heeft een toezichthouder geconstateerd dat de overtreding nog niet is beëindigd.
2.3.
Bij brief van 12 februari 2025 heeft het college eiseres bericht voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen indien zij de overtreding niet uiterlijk 13 maart 2025 heeft beëindigd.
2.4.
Eiseres heeft een zienswijze ingediend.
2.5.
Op 19 maart 2025 heeft een toezichthouder geconstateerd dat de overtreding nog niet is beëindigd.
2.6.
Het college heeft met het besluit van 20 maart 2025 aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Eiseres dient vóór 1 juli 2025 de hondenopvangservice op het perceel [adres] te [plaats] te beëindigen. Indien eiseres hieraan niet voldoet verbeurt zij € 1500,- per week met een maximum van € 15000,-. Het college acht de hondenuitlaatservice niet meer in strijd met het Omgevingsplan.
2.7.
Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.8.
Naar aanleiding van het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening tegen het primaire besluit heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot 1 augustus 2025.
2.9.
Bij besluit van 31 juli 2025 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college de begunstigingstermijn gesteld op zes weken na het bestreden besluit.
2.10.
Eiseres heeft beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om het ingediende verzoek om voorlopige voorziening aan te merken als te zijn ingediend hangende het beroep.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. [personen] zijn gehoord als informant.
4. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist de voorzieningenrechter ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
5.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
6. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage.
Spoedeisend belang
7. Niet in geschil is dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening nu de begunstigingstermijn eindigt op 12 september 2025 en eiseres daarom een dwangsom zal verbeuren indien zij niet aan de last voldoet.
8. Niet in geschil is dat de last niet meer ziet op de uitlaatservice. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het primaire besluit een ambtshalve genomen besluit is en niet een besluit op een handhavingsverzoek. Weliswaar staat niet ter discussie dat sprake is van klachten, maar uit het dossier blijkt niet dat aan het primaire besluit een handhavingsverzoek ten grondslag ligt.
Is er sprake van een overtreding?
9. Het is op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. Het handelen in strijd met de regels die gelden op grond van het Omgevingsplan is in strijd met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Partijen verschillen erover van mening of eiseres handelt in strijd met het Omgevingsplan. De voorzieningenrechter beoordeelt dat hierna eerst.
9.1.
Eiseres stelt dat geen sprake is van een overtreding. Volgens eiseres is een hondenopvangservice niet in strijd met het Omgevingsplan. Op grond van de planvoorschriften is het toegestaan om een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen die vergelijkbaar is met de bedrijven in de bijlage bij het geldende bestemmingsplan. Volgens eiseres is de hondenopvangservice vergelijkbaar met de bedrijven in de bijlage, waaronder een (individuele) dierenarts, een gastouderopvang en een kapper.
Eiseres stelt dat het college niet de oppervlakte van de woning – mede – ten grondslag aan het bestreden besluit heeft kunnen leggen. Volgens eiseres blijkt uit de planregels dat de bestemming leidend is voor de impact op de omgeving en niet de grootte van de woning. Daarbij heeft het college met de oppervlaktemaat voor een bedrijf al een maximum bepaald voor de bedrijfsvoering die ter plaatse gehanteerd mag worden. Eiseres blijft daarbinnen.
Ten aanzien van het karakter van de omgeving heeft eiseres aangevoerd dat de Jumbo naast eiseres is gevestigd, waardoor niet gesteld kan worden dat de omgeving geen zwaardere belasting heeft. Voorts is van belang dat omwonenden geen bezwaren hebben, zo blijkt uit de ingezamelde handtekeningen.
9.2.
Het college stelt dat het gebruik van het perceel ten behoeve van hondenopvang niet is toegestaan op grond van het Omgevingsplan. Volgens het college is een hondenopvang niet gelijk te stellen met een op de lijst in de bijlage bij de planregels voorkomend bedrijf of beroep. Dit is temeer het geval nu de opvang zeven dagen per week actief is waarbij ook in de nacht honden aanwezig kunnen zijn. De hondenopvang heeft daarom qua geluid en intensiteit een grotere impact op de omgeving. Dat van het bedrijf van eiseres geen overlast wordt ervaren is daarbij niet van belang. Indien zou worden geoordeeld dat de hondenopvang een met de bedrijven op de lijst in de bijlage gelijk te stellen bedrijvigheid is, dan betreft het een functie die bij recht en daarmee ook voor de hele wijk is toegestaan.
Anders dan eiseres meent acht het college een hondenopvang niet vergelijkbaar met een gastouderopvang. Een gastouderopvang moet voldoen aan wettelijke regels en beperkingen waardoor de impact op de omgeving beperkt is.
Evenmin is de hondenopvang te vergelijken met de wel toegestane individuele dierenartspraktijk, omdat daar slechts een beperkt aantal dieren tegelijk aanwezig zal zijn, en alleen tijdens spreekuren. Daarbij behandelt een dierenartspraktijk ook andere, niet vocaal aanwezige, dieren.
9.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat ter plaatse van de woning van eiseres het bestemmingsplan “ [naam] ” geldt als tijdelijke deel van het Omgevingsplan. Voor de woning van eiseres geldt de bestemming ‘Wonen-2’. Op gronden met die bestemming zijn (onder meer) woonhuizen toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. De definitiebepalingen kennen een definitie voor ‘aan-huis-verbonden beroep’ (planregel 1, onderdeel 5) en een ‘kleinschalige bedrijfsmatige activiteit’ (planregel 1, onder 34). Op grond van deze definities zijn de in bijlage 1 bij de planregels genoemde beroepen en bedrijvigheid ‘bij recht’ toegelaten. Ook de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep en bedrijvigheid die in een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, is ‘bij recht’ toegelaten
9.4.
Niet in geschil is dat de hondenopvangservice niet wordt genoemd in bijlage 1 van de planregels. De voorzieningenrechter dient in deze zaak daarom te beoordelen of het bedrijf van eiseres is aan te merken als een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
9.5.
De feitelijke situatie bestaat uit het bedrijfsmatig opvangen van honden. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat dit maximaal negen honden zijn, die verblijven in de woonkamer en in de tuin. Er zijn geen voorzieningen voor de honden in de woning of de tuin aangebracht. Zo nodig geven de hondeneigenaren een mand of bench mee. De opvang is mogelijk elke dag van de week en ook gedurende de nacht. ’s Nachts komen de honden niet buiten.
9.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval geen sprake van een naar aard en invloed op de omgeving met de in bijlage 1 genoemde beroepen of bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Eiseres heeft in het bijzonder gewezen op de in bijlage 1 genoemde gastouderopvang. De daarmee gepaard gaande gevolgen zijn volgens eiseres vergelijkbaar met een hondenopvang. De voorzieningenrechter volgt dat niet. Het college heeft er terecht op gewezen dat voor gastouderopvang beperkingen zijn gesteld aan de wijze van opvang en het aantal op te vangen kinderen. Dat volgt onder meer uit de ‘Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang’. Voor de hondenopvang gelden dergelijke beperkingen niet. De honden kunnen elke dag van de week, en dus ook in de weekenden, en gedurende de nacht worden opgevangen. Voorts is geen beperking gesteld ten aanzien van het aantal honden. Ook overigens is de hondenopvang met de mogelijkheid om een onbeperkt aantal honden op te vangen voor onbeperkte duur een beroep of bedrijvigheid die naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar zijn aard en invloed op de omgeving niet gelijk te stellen is met gastouderopvang. Anders dan eiseres ziet de voorzieningenrechter verder geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de hondenopvang vergelijkbaar is de in bijlage 1 genoemden kapper of (individuele) dierenarts. De onbeperkte opvang van een onbeperkt aantal honden acht de voorzieningenrechter naar aard en invloed op de omgeving daarmee niet vergelijkbaar.
9.7.
Dat eiseres maximaal 9 honden opvangt en dat de honden die eiseres opvangt geen overlast veroorzaken mede door het gebruik van zogenaamde blafbanden, zoals eiseres heeft aangevoerd, kan aan voorgaande niet af doen. Zoals namens het college ter zitting is aangegeven gaat het bij de vraag of de activiteiten van eiseres ‘bij recht’ zijn toegelaten op grond van de planregels om de functie hondenopvang. Of van de specifieke bedrijfsvoering door eiseres daadwerkelijk overlast wordt ervaren in de omgeving, is daarbij niet van doorslaggevend belang. Om die reden kunnen de documenten die eiseres heeft ingediend naar aanleiding van geluidmetingen, de video-opnames van [informant] , de schriftelijke verklaringen van omwonenden en de verklaringen die de informanten ter zitting hebben afgelegd, niet tot een ander oordeel leiden.
9.8.
Gelet op het voorgaande is sprake van een overtreding van het Omgevingsplan. Daarmee is sprake van een overtreding van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Het college is bevoegd om daartegen handhavend op te treden.
Zijn er bijzondere omstandigheden die reden moeten zijn af te zien van handhaving?
10. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 5 maart 2025, moet bij de vraag of van handhavend optreden mocht worden afgezien, worden beoordeeld of handhavend optreden onevenredig is.
7 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)Bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel geldt de maatstaf van de zogeheten Harderwijk-uitspraak (uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285). Dit betekent dat de bestuursrechter toetst of het besluit geschikt en noodzakelijk is, en daarna of het besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is. Of deze drie elementen aan bod komen, hangt af van de aangevoerde gronden. Bij handhavingsbesluiten geldt daarbij als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhaving blijft dus voorop staan.
10.1.
Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.
10.2.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van concreet zicht op legalisatie. Evenmin is gebleken van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afzien van handhavend optreden. De voorzieningenrechter begrijpt dat de gevolgen voor eiseres groot zijn, maar het college heeft aan (financiële) belangen van eiseres niet de conclusie hoeven te verbinden dat van handhavend optreden tegen de strijdigheid met het Omgevingsplan diende te worden afgezien. Dat geldt evenmin voor de stelling van eiseres dat er buiten de buurvrouw die heeft geklaagd, geen klachten zijn en geen sprake is van ervaren (geluids)overlast.
Begunstigingstermijn
11. Eiseres stelt dat de aan het bestreden besluit verbonden begunstigingstermijn te kort is. Zij moet haar bedrijfsvoering instellen op de nieuwe situatie en daarvoor is meer tijd nodig.
11.1.
Het college stelt dat de gegeven begunstigingstermijn rechtmatig is. Het beëindigen van de overtreding hoeft niet veel tijd te kosten. Mede gelet op de derden die aanspraak mogen maken op handhaving van het Omgevingsplan meent het college dat eiseres binnen afzienbare tijd na afloop van de bezwarenprocedure een einde moet maken aan de strijdigheid met het bestemmingsplan. Het college stelt dat een termijn van zes weken na het besluit op bezwaar een redelijke termijn is om aan de last te voldoen.
11.2.
Voor de vraag of een begunstigingstermijn in redelijkheid kan worden gesteld, is slechts van belang of binnen die termijn aan de last kan worden voldaan. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van eiseres en de feiten en omstandigheden van dit geval geen aanleiding voor het oordeel dat de begunstigingstermijn onredelijk kort is. Vaststaat dat eiseres vanaf 11 februari 2025 (het moment van het voornemen om handhavend op te treden) al wist dat het college voornemens was om tegen de overtreding van het Omgevingsplan handhavend op te treden. Met het primaire besluit van 20 maart 2025 heeft het college eiseres de gelegenheid gegeven om de overtreding per 1 juli 2025 te beëindigen. Die termijn is, naar aanleiding van een verzoek van eiseres in haar zienswijze, al ruimer dan de termijn die het college normaliter hanteert.
Naar aanleiding van het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening tegen het primaire besluit met een begunstigingstermijn tot 1 juli 2025 heeft het college ingestemd met verlenging van de begunstigingstermijn tot 1 augustus 2025. Vervolgens heeft het college in het bestreden besluit de begunstigingstermijn gesteld op zes weken na het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk gemaakt dat eiseres niet binnen de gegeven termijn(en) aan de last kan voldoen, Niet is aannemelijk gemaakt dat de hondenopvang niet binnen de gestelde begunstigingstermijn kan worden beëindigd. Dat eiseres mogelijk niet binnen de gestelde termijn een andere locatie kan vinden voor haar activiteiten en dat het voor de hondeneigenaren het moeilijk kan zijn om een andere hondenopvang te vinden, is onvoldoende grond voor het oordeel dat de begunstigingstermijn te kort is.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
13.1.
Hoewel het bestreden besluit rechtmatig is, ziet de voorzieningenrechter, gelet op het belang van eiseres om niet direct na deze uitspraak geconfronteerd te worden met een mogelijke verbeurte van een dwangsom, aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Dit is op zitting ook aan de orde geweest. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na verzending van deze uitspraak.
13.2.
Omdat het beroep ongegrond is en in de bodemprocedure al een voorlopige voorziening wordt getroffen, bestaat er geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met het nummer LEE 25/2592 toe te wijzen.

Beslissing

LEE 25/2919
De voorzieningenrechter:
-
verklaart het beroep ongegrond;
- treft de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn voor de aan
eiseres opgelegde last onder dwangsom wordt verlengd tot zes weken na verzending van deze uitspraak.
LEE 25/2592
De voorzieningenrechte wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Regelgeving

Omgevingswet

Artikel 5.1

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
a. een omgevingsplanactiviteit;

Bestemmingsplan [plaats] – de Greiden

Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
5. aan-huis-verbonden beroep:
een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;
(…)
34. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in een bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker.

Artikel 13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van milieuhindergevoelige bebouwing op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - milieuhindergevoelige bebouwing';

Artikel 13.4 (specifieke gebruiksregels)

tot een gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van een woonhuis en/of bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
het gebruiken van een bouwperceel voor meer dan één wooneenheid;
het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - milieuhinder gevoelige functie uitgesloten' voor milieuhinder gevoelige bebouwing.
Bijlage 1: Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid
-
de uitoefening van (para)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz. individuele praktijk dierenarts;
-
Kledingmakerij:
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf woningstoffeerderij
  • Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf of een klein transportbedrijf;
  • Reparatiebedrijfjes:
schoen/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische), gebruiks-goederen reparatie van muziekinstrumenten. In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven en las-en montagebedrijven uitgezonderd.
-
Advies- en ontwerpbureaus:
reclame ontwerp, grafisch ontwerp architect
- (
(Zakelijke) dienstverlening:
notaris, advocaat, accountant, juridisch adviseur, assurantie- /verzekeringsbemiddeling, exploitatie en handel in onroerende zaken
-
Overige dienstverlening:
kappersbedrijf, schoonheidssalon tattooshop gastouderopvang fotostudio
-
Onderwijs: autorijschool.