Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiseres 1] , uit [woonplaats 1] , eisers I
[eiseres 2] en [eiser 2] , uit [woonplaats 2] , eisers II
Samenvatting
- Heeft het college uitvoering gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank van 1 februari 2024?
- Wat moet het college toetsen bij de inhoudelijke beoordeling van de handhavingsverzoeken?
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Daarnaast heeft deze rechtbank in de uitspraak van 1 februari 2024 onder 21.1 overwogen dat tussen partijen overeenstemming bestaat over het feit dat door het verlenen van de vergunning voor de 12 chalets op het gedeelte van het perceel met de aanduiding ‘kampeerterrein’ de mogelijkheid is vervallen om kampeermiddelen te plaatsen. Het college heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak van de rechtbank. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [1] volgt dat het niet instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 februari 2024 tot gevolg heeft dat deze uitspraak voor het college bindend is en dat het college de daarin uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven rechtsoordelen onverkort dient te volgen bij het nemen van zijn nieuwe besluit op bezwaar.
Het college heeft het gegeven rechtsoordeel in de bestreden besluiten echter naast zich neergelegd, aangezien het college daar overweegt dat kampeermiddelen op het gedeelte van het perceel met de aanduiding ‘kampeermiddelen’ (op grond van het bestemmingsplan) zijn toegestaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraken van deze rechtbank en dat de beroepen van eisers gegrond zijn.
bouwwerk’’aansluiting worden gezocht bij de in de modelbouwverordening gegeven definitie. Deze definitie luidt: ‘
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’.
- (permanente) stacaravans
- Circa 10 (tijdelijke) caravans in de zomermaanden
- Extra tenten bij de huur van accommodaties
- Een (permanente) zeecontainer voor opslag
- (permanent) bouwwerk/opbergplaats voor bevoorrading
- Een kleinere (permanente) zeecontainer voor opslag van motoren, benzine en olie
- Een (tijdelijke) partytent
- Een steiger
Mocht het college een belangenafweging maken, dan dient het college deze op de juiste wijze uit te voeren. Het college dient in dat geval het algemeen belang van handhaving af te zetten tegen concrete, individuele belangen. Daarbij dient het college inzichtelijk te maken waarom deze concrete, individuele belangen leiden tot zodanige bijzondere omstandigheden dat van handhaving afgezien dient te worden. Ook de belangen van eisers dienen op de juiste wijze meegenomen te worden in de belangenafweging, waarbij het college zich niet kan baseren op het subjectieve oordeel dat eisers weinig overlast ervaren van de overtredingen, zonder dat het college daadwerkelijk onderzocht heeft wat voor overlast eisers ervaren en hoe zwaar dit belang van eisers weegt. [3] Als het college meent dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat van handhaving afgezien dient te worden, dan moet het college dit deugdelijk en kenbaar motiveren.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
artikel 4.1, derde lid, of
4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordeningof een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan
artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,