ECLI:NL:RBNNE:2025:3838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
18/192031-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en vervaardiging van kinderporno en seksuele afbeeldingen zonder toestemming

Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die gedurende meer dan vijf jaar kinderporno in bezit had en op internet had bekeken. De rechtbank vond ruim 3600 foto's en video's met seksuele handelingen met kinderen, waarvan de meeste kinderen tussen de 1 en 10 jaar oud waren. Daarnaast was er ook een klein aantal afbeeldingen van dierenporno aangetroffen. De verdachte had heimelijk foto's van een slachtoffer gemaakt en deze bewerkt door het gezicht van het slachtoffer op seksuele afbeeldingen te plakken, zonder toestemming van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uren. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden door zijn daden. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen computers en harddisks onttrokken aan het verkeer, terwijl de USB-stick en GSM aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/192031-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 september 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Wijkman, advocaat te Almere. Het Openbaar Ministerie is
ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks in de periode vanaf 13 maart 2018 tot en met 15 november 2023 te Emmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto(s) en/of film(s) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, openlijk tentoongesteld en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
  • het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (p. 10, foto uit CT Rapport [nummer] met bestandsnaam: [bestandsnaam] ) en/of
  • het oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (p. 57, Afbeelding #01) en/of
  • het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (p. 57, Afbeelding #04) en/of
  • het met de vingers betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de focus van de foto ligt rondom de vagina van deze persoon (p. 57, Afbeelding #05) en/of
  • het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een omgeving, te weten een professionele studio, en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of de wijze van kleden van deze persoon (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (p. 58, Afbeelding #11);
2.
hij op of omstreeks in de periode vanaf 25 november 2022 tot en met 15 november 2023 te Emmen, althans in Nederland, gegevensdragers, te weten een packard Bell externe HDD, een externe schijf en een externe schijf Western Digital, bevattende (een) afbeelding(en), te weten een video en/of film, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
  • het door een herdershond vaginaal (laten) penetreren van een vrouw (p. 58, Afbeelding #14) en/of
  • het door een pony vaginaal (laten) penetreren van een vrouw (p. 58, Afbeelding #15);
3.
hij op of omstreeks in de periode vanaf 3 juni 2020 tot en met 6 juli 2023 te Emmen en/of [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto, waarop [slachtoffer] van de achterkant is gefotografeerd waarbij de focus op de billen van [slachtoffer] ligt en/of gemanipuleerde foto(s) met een seksuele en/of pornografische strekking waarbij het hoofd van [slachtoffer] op het lichaam van een ander persoon is geplakt en/of waarbij grof seksueel getinte teksten zijn geschreven, heeft vervaardigd. (p. 87-90 en 97-98 en 100-103).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 november 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. (fysieke paginanummers) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers [nummer] en [nummer] d.d. 3 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal (inclusief bijlagen) van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 23 april 2024, opgenomen op pagina 50 e.v. (fysieke paginanummers) van voornoemd dossier.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat zich in het dossier niet bevindt het CT-rapport dat is vermeld onder het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging. De rechtbank heeft daarom niet zelf de waarneming kunnen doen van de kennelijke leeftijd van de afgebeelde persoon, terwijl niet vaststaat dat de beschreven waarneming is gedaan door een daartoe bevoegde en gekwalificeerde zedenrechercheur. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2024, opgenomen op pagina 102 e.v. (fysieke paginanummers) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers [nummer] en [nummer] d.d. 3 juni 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 18 april 2024, opgenomen op pagina 81 e.v. (fysieke paginanummers) van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode vanaf 13 maart 2018 tot en met 15 november 2023 te Emmen, meermalen, telkens afbeeldingen, te weten fotos en films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
  • het oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (p. 57, Afbeelding #01) en
  • het houden van een stijve penis bij/naast het gezicht en lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (p. 57, Afbeelding #04) en
  • het met de vingers aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de focus van de foto ligt rondom de vagina van deze persoon (p. 57, Afbeelding #05) en
  • het gedeeltelijk naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een omgeving, te weten een professionele studio, en in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en de wijze van kleden van deze persoon waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling (p. 58, Afbeelding #11);
2.
hij in de periode vanaf 25 november 2022 tot en met 15 november 2023 te Emmen, gegevensdragers, te weten een packard Bell externe HDD, een externe schijf en een externe schijf Western Digital, bevattende afbeeldingen, te weten een video en film, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en een dier zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
  • het door een herdershond vaginaal laten penetreren van een vrouw (p. 58, Afbeelding #14) en
  • het door een pony vaginaal laten penetreren van een vrouw (p. 58, Afbeelding #15);
3.
hij in de periode vanaf 3 juni 2020 tot en met 6 juli 2023 te Emmen en [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto, waarop [slachtoffer] van de achterkant is gefotografeerd waarbij de focus op de billen van [slachtoffer] ligt en gemanipuleerde fotos met een seksuele en/of pornografische strekking waarbij het hoofd van [slachtoffer] op het lichaam van een ander persoon is geplakt en/of waarbij grof seksueel getinte teksten zijn geschreven, heeft vervaardigd. (p. 87-90 en 97-98 en 100-103).
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging paginanummers van afwisselend de digitale dossierversie en de papieren dossierversie zijn vermeld, en de nummering dus niet eenduidig het papieren dossier óf het digitale dossier volgt. De rechtbank heeft deze wisselende nummering in de bewezenverklaring overgenomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
2. een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken, in bezit hebben;
3. het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is mantelzorger voor zijn partner. Daarnaast verzoekt zij rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij zich vrijwillig heeft aangemeld voor hulp. Verdachte is een traject gestart bij de Waag en heeft dit afgerond. Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouw verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair heeft zij bepleit het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot één dag, met daarnaast een voorwaardelijk deel en een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 28 oktober 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende ruim 5 jaar kinderporno in bezit gehad en op internet bekeken. Er zijn ruim 3600 fotos en 7 videos met kinderporno aangetroffen, waarbij het grootste deel van de verzameling seksuele handelingen met kinderen in de leeftijd tussen de naar schatting 1 en 10 jaar bevatte. Door het bezit van kinderporno is verdachte indirect betrokken bij het misbruik van kinderen, die worden gedwongen tot het poseren en ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit. Ook kunnen deze kinderen nog lange tijd achtervolgd worden door de gevolgen van het ondergane misbruik en de productie van de beelden. In de praktijk blijkt namelijk dat een afbeelding die eenmaal op internet is aangetroffen, moeilijk blijvend van internet te verwijderen is en nog jarenlang kan opduiken. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Verder is er nog een gering aantal afbeeldingen en filmpjes bij verdachte aangetroffen met dierenporno.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van fotos van seksuele aard, waarbij hij heimelijk de billen van het slachtoffer heeft gefotografeerd zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gegeven. Ook heeft hij afbeeldingen van het gezicht van het slachtoffer buiten haar medeweten bewerkt door deze (digitaal) op seksuele afbeeldingen te plakken en hierbij grof seksueel getinte teksten te plaatsen. Verdachte heeft weliswaar de afbeeldingen niet geopenbaard, maar wel het risico aanvaard dat de afbeeldingen in de openbaarheid terecht zouden komen en het slachtoffer hiervan kennis zou krijgen. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen die dit voor het slachtoffer zou kunnen hebben. Het slachtoffer vond, na eerder misbruik in haar verleden, juist steun bij verdachte. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had. Dat neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 28 oktober 2024 - kort samengevat - het volgende vermeld. Er zijn geen problemen op praktische leefgebieden geconstateerd. Verdachte lijkt een goed functionerend en sociaal gewaardeerde man te zijn. De reclassering ziet risicofactoren op seksueel gebied en op het gebied van psychosociaal functioneren. Verdachte heeft hulp gezocht bij een instelling voor forensische psychiatrie om te onderzoeken waarom hij porno kijkt. Hij ontkent in de gesprekken seksueel opgewonden te zijn geraakt van kinderen en dieren. De reclassering ziet een gebrek aan inzicht en het nemen van verantwoordelijkheid die niet passen bij hoe hij verder in de maatschappij lijkt te functioneren. De reclassering acht het risico op recidive laag. Ook het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Ondanks een laag recidiverisico, acht de reclassering toezicht wenselijk, om de voortgang van de behandeling te monitoren. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht en ambulante behandeling.
De straf
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank wil met deze voorwaardelijke straf bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst niet weer met dit soort feiten zal inlaten. Anders dan de reclassering acht de rechtbank gelet op de aard van de feiten en lange tijd waarin verdachte bewust bezig is geweest met kinderporno het gevaar voor recidive matig tot hoog. Verdachte laat niet het achterste van zijn tong zien en lijkt niet open over zijn beweegredenen. Daar komt bij dat onduidelijk is waarom en op wiens initiatief de door verdachte in vrijwillig kader opgestarte behandeling bij de Waag is afgesloten. Uit de mededelingen van verdachte zijn vele voor het beperken van het risico op recidive relevante aspecten in
die behandeling onduidelijk en relevante vragen onbeantwoord gebleven. De rechtbank acht het gelet op het voorgaande van belang dat in een verplicht forensisch kader opnieuw een behandeling wordt opgestart bij de Waag of een soortgelijke instelling. De rechtbank zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om ervoor te zorgen dat de verdachte zijn medewerking hieraan zal blijven verlenen.
Vanwege het geldende taakstrafverbod, dient tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Gelet op het belang om recidive te voorkomen, zal de rechtbank echter voorrang geven aan de op te leggen behandeling en het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf bepalen op 1 dag.
De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan de proeftijd zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen van 120 uren. De rechtbank heeft bij het aantal uren rekening gehouden met de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij mantelzorger is voor zijn echtgenote.

Benadeelde partij

Feit 3
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.110,- ter vergoeding van materiële schade en 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade kan worden toegewezen, al dan niet met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig de pleitnota op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade onvoldoende onderbouwd is, dat benadeelde niet heeft aangetoond dat haar zorgverzekeraar de kosten niet vergoed, en dat nader onderzoek naar deze schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering dient primair niet- ontvankelijk te worden verklaard, dan wel subsidiair te worden gematigd.
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade kan gedeeltelijk worden toegewezen, waarbij de rechtbank gebruik dient te maken van haar schattingsbevoegdheid, en het gevorderde bedrag aanzienlijk gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt daarbij dat blijkens de verklaringen van haar behandelaars benadeelde naast behandeling voor eerder seksueel misbruik aanvullende behandeling nodig had in verband met het
handelen van verdachte.
De kosten van in totaal twee behandelafspraken vallen buiten de periode die benadeelde in de vordering heeft genoemd, en kunnen daarom niet worden toegewezen. Benadeelde heeft in het vorderingsformulier verklaard geen vergoeding van haar zorgverzekeraar te hebben ontvangen. De rechtbank ziet geen reden hieraan te twijfelen.
De rechtbank acht de vordering daarom voldoende onderbouwd en onvoldoende weersproken tot een bedrag van 2.960,-, bestaande uit de kosten:
  • voor 19 behandeling à 85, totaal 1.615,- van de haptonoom;
  • voor 20 behandelingen (13x 65 + 5x 70 + 2x 75) met een totaal van 1.345,- van de psychotherapeut.
De rechtbank zal de vordering tot 2.960,- toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het voornoemde bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat er sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen, en die gevolgen heeft gehad voor de geestelijke gezondheid van de benadeelde partij. Gelet op het voornoemde neemt de rechtbank aan dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Hierbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de zogenaamde Rotterdamse schaal uit 2025, voor de bepaling van schadevergoeding.
Bij de aard van de normschending heeft de rechtbank meegewogen dat er tussen verdachte en benadeelde een vertrouwensband was ontstaan in hun contact over seksueel misbruik dat benadeelde in het verleden had meegemaakt, en waarvoor een verdachte was aangehouden. Juist op grond van zijn werk als oud politieman vertrouwde benadeelde verdachte langdurig en veelvuldig informatie toe over haar kwetsbare situatie. Hij begeleidde haar zelfs bij de zitting waar de desbetreffende verdachte terecht stond. Het vertrouwen van benadeelde in met name mannen heeft een enorme deuk opgelopen.
Benadeelde heeft naar het oordeel van de rechtbank met de schriftelijke verklaringen en de facturen van haar behandelaars voldoende aannemelijk gemaakt dat zij specifiek door het handelen van verdachte in elk geval tijdelijk meer en langer durende psychische klachten heeft ontwikkeld, waarvoor zij extra hulp van haar reeds ingeschakelde hulpverleners nodig had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toekenning van het gevorderde bedrag tot 1.500,- billijk.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot voornoemd bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023, en voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal bepalen dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 54 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen computers en harddisks (nummers 1, 2, 3, 4 en 7 op de beslaglijst) worden onttrokken aan het verkeer. De USB-stick en GSM (nummers 5 en 6 op de beslaglijst) dienen aan verdachte te worden teruggegeven, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen computers en harddisks (nummers 1, 2, 3, 4 en 7 op de beslaglijst) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in dit geval in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank is van oordeel dat de USB-stick en GSM (nummers 5 en 6 op de beslaglijst) moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 139h (oud), 240b (oud), 254a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 179 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen veertien dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Leger des Heils op het adres [adres] of op telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Benadeelde partij
Ten aanzien van feit 3 - benadeelde partij: [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 4.460,- (zegge: vierduizendvierhonderdenzestig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 4.460,- (zegge: vierduizendvierhonderdenzestig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
2.960,- aan materiële schade en 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 54 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen

  • 1 STK Computer (voorwerpnummer: G1662131);
  • 1 STK Harddisk (voorwerpnummer: G1662132);
  • 1 STK Harddisk (voorwerpnummer: G1662133);
  • 1 STK Harddisk (voorwerpnummer: G1662135);
  • 1 STK Computer (voorwerpnummer: G1662141).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK USB-stick (voorwerpnummer: G1662136);
  • 1 STK GSM (voorwerpnummer: G1662137).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H.M. Lenting en
mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2025.
Mr. H.M. Lenting is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.