ECLI:NL:RBNNE:2025:3849

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
18.254314.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken door gebrek aan bewijs en betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van seksueel binnendringen van een minderjarig kind, heeft de rechtbank op 25 september 2025 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat de verklaring van het vermeende slachtoffer niet door andere bewijsmiddelen werd ondersteund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer op zichzelf staat en dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had gerekwireerd tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen, waaronder die van een getuige die de verdachte beschuldigde, niet betrouwbaar genoeg waren. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit niet bewezen is verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, na een onderzoek ter terechtzitting op 11 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.254314.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

25.september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2025.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

hij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 december 2021 te Appingedam, op een of meer momenten, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2015, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of houden van zijn penis in de anus van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] een kind betreft dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit op grond van het volgende.
Getuige [getuige] (verder: [getuige] ) heeft verklaard dat verdachte haar over het seksueel misbruik van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft verteld en dat zij verdachte daarin betrouwbaar acht. Verder heeft [moeder van het slachtoffer] (verder: [moeder van het slachtoffer] ) verklaard dat haar dochter [slachtoffer] haar in een open gesprek heeft verteld dat verdachte tweemaal met zijn piemel in haar kont is geweest. [slachtoffer] heeft voorts in een kindvriendelijke verhoorstudio verklaard dat verdachte tweemaal met zijn piemel in haar kont heeft gezeten. Vastgesteld kan worden dat het verhoor van [slachtoffer] op juiste wijze, op basis van een open vraagstelling, heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Op 14 september 2023 heeft bij de politie een informatief gesprek zeden met [moeder van het slachtoffer] plaatsgevonden. In dat gesprek verklaarde [moeder van het slachtoffer] dat [getuige] contact met haar had gezocht omdat verdachte aan [getuige] had opgebiecht dat hij seksuele handelingen bij [slachtoffer] had verricht. [moeder van het slachtoffer] verklaarde dat [slachtoffer] dit vervolgens aan haar had bevestigd. Op 28 september 2023 heeft [moeder van het slachtoffer] namens [slachtoffer] aangifte gedaan.
Verdachte heeft bij de politie ontkend dat hij seksuele handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht.
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van een ontkennende verdachte. Getuigen van de gebeurtenis zijn er doorgaans niet. Dit is ook het geval in deze zaak. De rechtbank kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, niet alleen baseren op de verklaring van één getuige, zoals de verklaring van [slachtoffer] in deze zaak. Daarom mag de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander
Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds diezelfde getuige is. Van belang is dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan van degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid verklaring van getuige [getuige]
heeft op 22 augustus 2022 in een telefoongesprek met [moeder van het slachtoffer] aangegeven dat verdachte haar heeft verteld dat hij allerlei (vergaande) en uiteenlopende seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] .1
Op 7 januari 2024 is [getuige] als getuige door de politie gehoord, waarbij ze het verhaal over verdachte, dat zij aan [moeder van het slachtoffer] heeft verteld, heeft bevestigd.2 De rechtbank leidt uit haar verklaring verder af, dat [getuige] ten tijde van genoemd telefoongesprek een zeer problematische relatie had met verdachte, waarin van de zijde van verdachte sprake was van overmatig alcoholgebruik, overspel en agressie, wat uiteindelijk in december dat jaar heeft geresulteerd in een aangifte van [getuige] van mishandeling en in een huisverbod voor verdachte. Uit de verklaring van [getuige] blijkt verder dat zij het verhaal over verdachte aan [moeder van het slachtoffer] heeft verteld omdat zij boos was op verdachte; in een vlaag van woede naar hem heeft zij besloten om [moeder van het slachtoffer] te bellen, aldus [getuige] . De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er bij [getuige] op dat moment sprake was van enige rancune jegens verdachte. Daarnaast valt op dat [getuige] blijkens haar verklaring zonder duidelijke reden ongeveer twee maanden heeft gewacht voordat zij contact met [moeder van het slachtoffer] opnam over hetgeen verdachte aan haar zou hebben opgebiecht.
Gezien het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een niet objectieve verklaring, die niet voldoet aan de vereiste betrouwbaarheid om als bewijsmiddel te kunnen dienen.
Dit betekent dat de rechtbank de verklaring van [getuige] zal uitsluiten van het bewijs.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] zowel tegenover haar moeder1 als in de kindvriendelijke verhoorstudio3 heeft verklaard dat verdachte twee maal “met zijn piemel in haar kont, dan wel tussen haar billen heeft gezeten”.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn verder geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die kunnen bijdragen aan het bewijs. Hierdoor is de verklaring van [slachtoffer] op zichzelf blijven staan. Bij die stand van zaken is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig en komt niet buiten redelijke twijfel vast te staan dat verdachte zich aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt.
Dit betekent dat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 354,42 ter vergoeding van materiële schade en 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M.O. Thijsen, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Aangifte van [moeder van het slachtoffer] pagina 12 e.v. van het politiedossier.
2 Verklaring van [getuige] , pagina 32 e.v. van het politiedossier.
3 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 e.v. van het politiedossier.