ECLI:NL:RBNNE:2025:3930

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
18.170819.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het plaatsen van een GPS-tracker onder een voertuig met als doel het verkrijgen van locatiegegevens

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plaatsen van een GPS-tracker onder de auto van zijn ex-partner. De verdachte, geboren in 1979, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I.J.M. de Wit, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door R. Janssens. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het wederrechtelijk dwingen van de ex-partner om haar locatiegegevens te delen door een tracker onder haar voertuig te plaatsen. Tijdens de zitting op 16 september 2025 verklaarde de verdachte dat hij de tracker had geplaatst uit bezorgdheid voor de kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet rechtvaardigde wat hij had gedaan. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor het eerste feit, dat betrekking had op een economisch delict, en achtte het tweede feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ex-partner. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 34 uren, met inachtneming van het voorarrest, en de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de goede gang van zaken in zijn leven. De rechtbank legde geen gevangenisstraf op, maar een taakstraf die gelijk was aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.170819.23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 30 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.J.M. de Wit, advocaat te Laren. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Emmen al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten een shell (mortierbom) voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 9 februari 2023 te Emmen , althans Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten het verkrijgen van de locatiegegevens van [slachtoffer] door een en/of meerdere GPS trackers onder haar voertuig (Citroën C3 met kenteken [kenteken] ) te plaatsen;
subsidiair, als het vorengaande niet tot bewezenverklaring kan leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 9 februari 2023, althans 9 februari 2023, te Emmen , althans Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer] wederrechtelijk te dwingen iets te dulden, te weten het verkrijgen van de locatiegegevens van [slachtoffer] door een en/of meerdere GPS trackers onder haar voertuig (Citroën C3 met kenteken [kenteken] ) te plaatsen, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is gelukt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van dat feit nu dat feit bij de economische kamer had moeten worden aangebracht. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van dat feit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het dossier ten aanzien van de eerste tracker die daadwerkelijk onder de auto van aangeefster heeft gezeten geen bevindingen bevat waaruit blijkt dat verdachte die tracker zou hebben geplaatst. En ten aanzien van de tweede tracker heeft verdachte weliswaar erkend dat hij deze onder de auto van aangeefster heeft geplaatst, maar van deze tracker kan niet worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk in werking is geweest. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangeefster op enig moment heeft gedwongen te dulden dat hij door middel van één van deze twee trackers haar locatiegegevens zou verkrijgen.
Oordeel van de rechtbank
Onbevoegdheid rechtbank feit 1
De rechtbank acht zichzelf niet bevoegd om kennis te nemen van het onder 1 tenlastegelegde. Feit 1 betreft een overtreding van het Vuurwerkbesluit. Dit is een economische delict en dient blijkens art. 38, eerste lid, Wet op de Economische Delicten (hierna: WED) te worden behandeld door de economische
kamer van de rechtbank, bedoeld in art. 52 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Hierop bestaat blijkens art. 39, tweede lid WED een uitzondering, inhoudende dat berechting van economische delicten door een andere dan de economische kamer mogelijk is indien het economische delict is begaan in samenhang met een of meer niet economische delicten en die feiten samen ten laste zijn gelegd. Deze uitzondering is in dit geval niet van toepassing. De rechtbank zal zichzelf dan ook onbevoegd verklaren kennis te nemen van feit 1.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2023, opgenomen op pagina 700 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] , onderzoek [naam onderzoek] d.d. 3 januari 2024, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] :
Naar aanleiding van verschillende sms berichten die ik op 28 januari 2023 ontving van [naam van zusje slachtoffer] heb ik telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer] , het zusje van [naam van zusje slachtoffer] . Zij vertelde dat zij op 26 januari 2023 naar een Van der Valk hotel was gegaan met haar voertuig, een Citroen C3 voorzien van kenteken [kenteken] . Toen zij daar uit het raam keek, zag zij opeens haar ex-partner [verdachte] op het parkeerterrein staan. Hij rookte daar een sigaret en 10 minuten later vertrok hij weer. Zij vroeg zich af hoe hij wist dat zij hier was en is daarom met haar voertuig naar een autogarage gegaan. Hier werd haar voertuig onderzocht en werd een GPS tracker onder haar voertuig aangetroffen. Een monteur heeft de GPS tracker onder haar voertuig vandaan gehaald en in een plastic zak gedaan. Sindsdien rijdt [slachtoffer] met de GPS tracker in een plastic zak in haar voertuig. Zij durft hem er niet uit te halen omdat zij bang is dat [verdachte] hierdoor boos wordt en mogelijk iets gaat doen. [slachtoffer] vertelde dat zij werkzaam is bij het [naam werkgever] en dat een collega die als beveiliger werkt, regelmatig door haar straat rijdt om te kijken of alles goed gaat. Op 25 januari 2023 nam hij telefonisch contact met haar op en vertelde hij haar dat het voertuig van haar ex-partner in de straat geparkeerd stond.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2023 opgemaakt door de rechter-commissaris van rechtbank Noord-Nederland, opgenomen als los proces- verbaal bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik een tracker onder de auto van [slachtoffer] heb geplaatst. Ik heb hem onder haar auto geplaatst omdat [slachtoffer] de kinderen steeds alleen liet. Ze zei dan dat ze boodschappen ging doen, maar dat was op tijdstippen dat er niets meer open is. Ik was bezorgd om de kinderen, die dan alleen thuis waren.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 966 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
O: Jij hebt bij de rechter-commissaris verklaard dat jij een tracker onder de auto van [slachtoffer] hebt geplaatst.
V: Hoe heb jij deze tracker geplaatst?
A: Met mijn hand. Bij haar huis.1 Het was volgens mij in de avond. V: Hoe kon jij deze tracker volgen?
A: Via een app. Volgens mij heeft die tracker er maar 1 of 2 dagen onder gezeten.
Bewijsoverweging
Uit het dossier volgt dat er op twee momenten een tracker onder de auto van aangeefster is geplaatst. De eerste tracker heeft aangeefster eind januari 2023 ontdekt waarna een automonteur de tracker onder haar auto vandaan heeft gehaald en zij vanuit angst verder is gereden met de tracker
inhaar voertuig. De tweede tracker werd op 9 februari 2023 s ochtends aangetroffen naast de auto van aangeefster nadat een buurvrouw in de nacht van 8 op 9 februari 2023 een man onder de auto van aangeefster zag liggen. Deze tracker is op 9 februari 2023 meteen in beslag genomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wél degene is geweest die heeft geprobeerd de tweede tracker onder de auto van aangeefster te plaatsen maar dat hij niet degene is geweest die de eerste tracker heeft geplaatst. De tweede tracker heeft volgens verdachte nooit gewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook de eerste tracker onder de auto van aangeefster heeft geplaatst. Bij de politie heeft hij immers verklaard dat hij de tracker die hij had geplaatst via een app kon volgen en dat de tracker één of twee dagen onder de auto van aangeefster heeft gezeten. Een en ander past niet bij de tweede tracker die op 9 februari 2023
naastde auto van aangeefster is aangetroffen en dezelfde dag nog in beslag is genomen, en waarvan verdachte ter zitting stelde dat hij nooit locatiegegevens had ontvangen. De verklaring van verdachte bij de politie past echter wél bij de eerste tracker die enkele dagen onder de auto van aangeefster heeft gezeten dan wel in haar auto heeft gelegen. Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, schuift de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank gaat uit van het scenario zoals dat volgt uit de verklaring van aangeefster. De verklaring van verdachte dat hij één of twee dagen locatiegegevens heeft ontvangen past immers ook bij de verklaring van aangeefster dat de avond voordat de eerste tracker werd aangetroffen de auto van verdachte in de straat van aangeefster is gezien (25 januari 2023) én verdachte zich op 26 januari 2023 ineens bij het Van der Valk hotel bevond waar aangeefster ook was, waarna zij de auto heeft laten controleren en de tracker is gevonden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte degene is geweest die de eerste tracker onder de auto van aangeefster heeft geplaatst
Door het heimelijk plaatsen van de tracker maakte verdachte een grote inbreuk op de persoonlijke vrijheid van aangeefster waartegen zij zich niet heeft kunnen verzetten. Gelet op de aard en omstandigheden waaronder het handelen van verdachte plaatsvond is aangeefster gedwongen geweest te dulden dat verdachte via de tracker haar locatiegegevens verkreeg zodat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 28 januari 2023 te Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door enige feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten het verkrijgen van de locatiegegevens van [slachtoffer] door een GPS tracker onder haar voertuig (Citroën C3 met kenteken [kenteken] ) te plaatsen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2 primair. een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van een bewezenverklaring gepleit voor toepassing van art. 9a Sr en verdachte dus geen straf op te leggen. Daartoe heeft de raadsvrouw bepleit dat rekening gehouden dient te worden met de context waarbinnen het plaatsen van de tracker heeft plaatsgevonden, te weten dat er een bepaalde mate van wederkerigheid was in het controlerende handelen tussen verdachte en zijn ex- partner (aangeefster). Aangeefster controleerde het reilen en zeilen van verdachte immers net zo goed. Daarnaast heeft verdachte een blanco strafblad, heeft hij zijn leven goed op orde en in geval van een veroordeling zal hij zijn inkomsten verliezen doordat hij zal moeten uittreden als vennoot van zijncoffeeshop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tegen de wil van zijn ex-partner een tracker onder haar auto geplaatst en haar daarmee gedwongen te dulden dat hij continu kon volgen waar zij zich bevond. Toen aangeefster erachter kwam dat verdachte een tracker onder haar auto had geplaatst was zij zo bang voor zijn reactie dat zij nog enige tijd heeft rondgereden met de tracker in haar auto. Hieruit blijkt hoe indringend en angstaanjagend het feit voor aangeefster is geweest. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Naar het oordeel van de rechtbank staat toepassing van art. 9a Sr niet in verhouding tot voornoemde inbreuk die verdachte met zijn handelen heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de controlerende handelingen (mogelijk) over en weer zouden hebben plaatsgevonden maakt dat niet anders. Dat aangeefster zich (mogelijk) ook niet onbetuigd heeft gelaten rechtvaardigt het handelen van verdachte immers niet.
De rechtbank heeft echter wel oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en ziet dat het goed gaat met verdachte en dat hij zijn leven op orde heeft. Ook de schorsing van de voorlopige hechtenis, die inmiddels ruim twee jaar duurt, is goed verlopen. Gelet hierop, alsmede gelet op het tijdsverloop sinds het strafbare feit, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een straf die langer is dan het voorarrest. Om dezelfde redenen ziet de rechtbank geen aanleiding voor een deels voorwaardelijke straf
zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen conform het voorarrest, maar acht gelet op de aard en ernst van het feit de strafmodaliteit van een taakstraf passender dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen taakstraf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn met minder dan een jaar is overschreden. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen voor de duur van 34 uren met aftrek van het voorarrest - te weten 17 dagen- waarbij per dag dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht 2 uren in mindering zullen worden gebracht op de taakstraf zodat de opgelegde taakstraf feitelijk gelijk is aan het voorarrest

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het onder 1 ten laste gelegde.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 34 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 17 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
Mr. Nieuwenhuis en mr. Hof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Uit de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 709 volgt dat aangeefster [slachtoffer] woonachtig is
in [woonplaats] .