ECLI:NL:RBNNE:2025:3939

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
18.221560.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en zware mishandeling door een groep jongeren in Emmen

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2022 betrokken was bij twee geweldsincidenten in Emmen. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen meerdere slachtoffers, waarbij hij deel uitmaakte van een groep die geweld gebruikte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat de verdachte sinds het incident niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen en dat hij persoonlijke omstandigheden heeft die in zijn voordeel spreken. De rechtbank besloot echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, ondanks de ernst van de feiten. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, maar de rechtbank verklaarde de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk, omdat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.221560.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2024 en 9 september 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma (5 december 2024) en mr. B. Broerse (9 september 2025).

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
openlijk, te weten in het centrum van Emmen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
door het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van een of meer voornoemde personen;
2
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet(en)) tegen het hoofd en/of in gezicht van die [slachtoffer 5] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken tand, een neusfractuur, een gebroken kaak en/of knieletsel, heeft toegebracht door:
- het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en/of
- het (met kracht) een of meermalen schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag of zat;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken tand, een neusfractuur, een gebroken kaak en/of knieletsel, toe te brengen
  • meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet(en)) tegen het hoofd en/of in gezicht van die [slachtoffer 5] heeft geschopt en/of getrapt, en/of
  • ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl deze persoon al dan niet op de grond zat of lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
openlijk, te weten, in het centrum van Emmen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , door
  • het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en/of
  • het (met kracht) een of meermalen schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag of zat,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken tand, een neusfractuur, een gebroken kaak en/of knieletsel voor [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad.

De voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding

De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is en derhalve nietig dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een tweetal incidenten en dat uit de tekst van de tenlastelegging niet duidelijk volgt welk incident aan verdachte wordt verweten.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de tekst van de tenlastelegging moet worden beoordeeld in samenhang met de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken. De rechtbank is van oordeel dat het op basis van het onderliggende strafdossier voor de verdachte voldoende duidelijk moet zijn dat de officier van justitie heeft bedoeld om het tweede geweldsincident (bij de Hema) ten laste te leggen. Ter zitting is ook niet gebleken dat de verdachte niet zou weten waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de
tenlastelegging ten aanzien van feit 1 voldoende duidelijk is en dat het (nietigheids)verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden als vermeld in het schriftelijk requisitoir vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en feit 2 subsidiair.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota ten aanzien van feit 1 betoogd dat de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan worden bewezenverklaard. Omdat [slachtoffer 4] bij deze vechtpartij niet betrokken was dient verdachte van het ten laste gelegde openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] (partieel) te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de onder 2 meest subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer 5] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsvrouw zich op het standpunt stelt dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft geschopt in het gezicht of tegen het hoofd van [slachtoffer 5] en dat niet kan worden bewezen dat de handelingen van verdachte het letsel bij [slachtoffer 5] hebben veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 17 juli 2022 omstreeks 04:00 uur hebben in het centrum van Emmen een tweetal geweldsincidenten plaatsgevonden. Verdachte was voorafgaand aan die incidenten met zijn vrienden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig in club [bedrijfsnaam] te Emmen. Rond sluitingstijd ontstond ruzie tussen de groep van verdachte en de groep van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De groep van verdachte is hierop door de beveiliging uit de club gezet.
Het eerste incident heeft betrekking op de mishandeling van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] (feit 2). Tussen 03:00 en 04:00 uur liepen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] vanuit de Hoofdstraat in de richting van club [bedrijfsnaam] . Op het plein achter het Gemeentehuis ontstond er ruzie met de groep van verdachte. Zowel [slachtoffer 5] als [slachtoffer 4] kregen daarbij meerdere klappen en meerdere schoppen, ook in het gezicht. [slachtoffer 5] heeft hierdoor letsel opgelopen.
Na dit eerste incident is de groep van verdachte doorgelopen in de richting van de Hoofdstraat. Daar kwamen zij ter hoogte van de Hema de groep van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] tegen. Er vond een tweede incident plaats (feit 1) waarbij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] klappen en schoppen hebben gekregen van [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Bewezenverklaring feit 1: openlijke geweldpleging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 17 juli 2022 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Op basis van de stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer 4] bij dit (tweede) geweldsincident bij de Hema betrokken was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2025, voor zover inhoudend:
Bij de tweede vechtpartij bij de Hema kwamen we de groep tegen waar we in de [bedrijfsnaam] onenigheid mee hadden. Het meisje uit die groep liep tegen mij te schreeuwen. Het klopt dat ik de twee jongens uit die groep, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heb geslagen. U houdt mij voor dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ik de eerste klappen heb uitgedeeld. Ja, dat klopt wel. U houdt mij de camerabeelden voor. Ik ben degene met de witte blouse. Ik was daar samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer [nummer] d.d. 17 januari 2023, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2022, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de beschrijving van verbalisant [verbalisant] van de camerabeelden opgenomen op 17-07-2022 vanaf 04.26 uur door de camera bij de HEMA aan de Hoofdstraat te Emmen.
Voor een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging plegen van geweld moet vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de groep gepleegde geweld. Is dat het geval, dan is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde geweld.
Met zijn handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan de ten laste gelegde geweldshandelingen gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, op de wijze zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Vrijspraak feit 2 primair:
De rechtbank overweegt met betrekking tot de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag dat niet is gebleken dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van aangever, ook niet in de vorm van
voorwaardelijk opzet. Het dossier bevat onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 5] ten gevolge van dat handelen zou komen te overlijden. Zo bevindt zich in het dossier geen rapportage van een forensisch arts en zijn er geen beelden van het incident beschikbaar. De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier wel kan worden vastgesteld dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en zij acht derhalve feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 9 september 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was in de nacht van zaterdag 16 juli 2022 op zondag 17 juli 2022 uit in club [bedrijfsnaam] te Emmen. Ik was samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Er is ruzie ontstaan. U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 5] voor. Ik heb hem wel geslagen. Ik heb ook gezien dat er is geschopt. Ik deed mee aan de mishandeling. Het klopt dat ik een witte blouse droeg. Het kan best zijn dat ik degene was die de eerste klappen gaf. Ja, ik denk het wel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2022, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Ik ben door meerdere jongens die met een groep aanwezig waren in het centrum van Emmen circa 15 keer geslagen en ook zeker 10 a 15 keer getrapt tegen mijn gehele lichaam. Dit gebeurde op het Marktplein in het centrum van Emmen nabij het gemeentehuis. Ik kan u daar het volgende over verklaren: Op 17 juli 2022 tussen 03.00 uur en 04.00 was ik samen met mijn vrienden [getuige] en [slachtoffer 4] in het centrum van Emmen. (...) Ze lieten hem zijn telefoon weer oppakken en vervolgens werd hij naar de grond geslagen en ik zag toen dat de gehele groep op hem insloeg en trapte. Ik zag dat [slachtoffer 4] ook een zogenaamde 'kopschop' kreeg van iemand uit de groep. Ik besloot vervolgens in te grijpen (). Ik kreeg toen ook van die gehele groep zeker vijftien harde stompen en klappen. Ook werd ik meerdere keren, ik denk wel 10 á 15 keer, getrapt door meerdere jongens uit die groep. Het ging allemaal best snel. Ik voelde erge pijn in mijn lichaam ten gevolge van de trappen en klappen die ik kreeg. Ik voelde erge pijn in mijn gezicht, nek, kaak en knieholte.() Ik heb mij later onder doktersbehandeling moeten stellen, want ik bleek toch wel meer letsel te hebben dan ik in eerste instantie dacht. Zo werd er geconstateerd dat ik een gebroken neus had en dat deze moest worden gezet. Ik moet nog een operatie ondergaan omdat het kraakbeen in mijn neus is verpulverd. Ik heb een hersenschudding opgelopen. Er is een groot stuk van mijn voortand afgebroken en mijn tandbeen bleek gebroken. () Ik heb over mijn hele lichaam kneuzingen. Mijn gezicht is vol met kneuzingen en de knie ook. (...)
De jongen die voor de groep uit rende kan ik als volgt omschrijven: normaal postuur, circa 19 jaar oud, witte blouse en zwarte broek aan. Donkerblond haar en ik schat hem 1.80 meter lang. Hij was degene die ruzie zocht. (...) Ik herken de jongen als [verdachte] . Hij was de aanstichter van alles.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 2 september 2022, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Toen ik ze probeerde van [slachtoffer 4] af te slaan zag ik vanuit mijn rechterhoek dat die gast echt vol op mijn neus sloeg. Hij sloeg met zo'n kroeghoek zeg maar. Hij haalde zijn rechterarm in het geheel naar
achter en met zo'n zwaai waarbij zijn hele arm krachtig naar voren ging raakte hij mij met zijn gebalde vuist op mijn neus. Ik ben geen enkele keer geraakt door iemand met een vlakke hand. Alles was met de vuist of met de voet. Ik voelde een scherpe pijn die door mijn neus ging alsof mijn neus helemaal plat werd gelegd. Ik had een stekende pijn onder mijn rechter oogkas. ()
A: Na die klap werd ik wankelig en gelijk na die eerste klap kreeg ik weer een slag, ik weet niet van wie of hoe dat ging maar daardoor kwam ik te vallen. Ik viel op mijn rechterknie. Ik voelde direct een hevige pijn in mijn rechterknie. Terwijl ik op mijn knie viel werd ik direct in mijn gezicht geschopt. Ik werd half tijdens mijn val in mijn gezicht getrapt. Die gene die mij schopte, schopte mij vol met de wreef als ware het een volley, op mijn neus. Hij raakte me tussen mijn neus en mijn gebit. Ik denk dat bij die trap mijn tandbeen gebroken is en mijn tand eruit knapte. ()
A: Ik weet zeker dat ik die eerste kroeghoek kreeg van die jongen met die witte blouse aan, ik voelde pijn en werd duizelig. Vervolgens krijg ik direct daarop nog een hoek en kom ik voorover op mijn rechter knie te vallen. In mijn beleving werd ik toen direct gekopschopt. De pijn die ik toen voelde was echt niet normaal. Ik had toen even een totale blackout.
V: Hoe vaak ben je geschopt en geslagen?
A: Ik denk dat ik wel een stuk of tien slagen heb gehad en 10 a 15 schoppen op mijn hoofd en lichaam. V: Door wie ben geschopt?
A: Door de hele groep. ()
V; Wie was de grote agressor?
A: Ik zou zeggen dat het is ontstaan door de jongen met de witte blouse aan, Ben heet hij en de jongen met het donkere haar, snorretje en sikje. (...)
V: Je laat me net 2 foto's zien. Op welke foto herken jij [verdachte] ?
A: Dat is de foto waar Ben op staat met zijn drieën. Ben is de jongen met het witte overhemd aan. ()
V: Als we de door jouw aangeleverde foto's bekijken. Wie zijn dan de meest agressieve jongens geweest? A: Ben sowieso. De jongen die [medeverdachte 2] heet, dat is de jongen met de zwarte blouse en tatoeages ().
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 augustus 2022, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige] :
V: Met wie was jij 17 juli 2022?
A: Met [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] . (...)
A: Nou [slachtoffer 5] probeerde 1 zo'n jongen van [slachtoffer 4] af te halen want op een gegeven moment lag [slachtoffer 4] op de grond en zaten ze tegen [slachtoffer 4] aan te trappen en te slaan. [slachtoffer 5] probeerde dus die gasten er af te halen en toen begonnen ze [slachtoffer 5] te slaan en te schoppen.
V: Heb je ook gezien wat ze precies bij [slachtoffer 5] deden?
A: Slaan schoppen euh.. duwen en trekken ja van alles en nog wat. () Op een gegeven moment werd hij tegen zijn hoofd geschopt zeg maar. () Hij kwam er gewoon aan en schopte [slachtoffer 5] tegen zijn hoofd aan. ()
V: Was het een zogenaamde wreef trap die [slachtoffer 5] in zijn gezicht kreeg? A: Ja dat ja het was alsof die gast een penalty nam zeg maar. ()
Volgens mij stond hij aan de voorkant van [slachtoffer 5] en schopte hij [slachtoffer 5] vol in het gezicht. Ik zag daarna ook veel bloed in [slachtoffer 5] zijn gezicht ().
V: Heb je gezien wie [slachtoffer 5] tegen het hoofd aan schopte?
A: Ja ik ben er vrij zeker van dat het de jongen was met de witte blouse aan.() V: Kan je de jongen omschrijven die [slachtoffer 5] schopte?
A: Ja het was een jongen van 1.80 ongeveer, witte blouse aan, blond haar volgens mij, kort haar, slanke jongen, normaal postuur denk ik.
V: Die andere gasten kan je die omschrijven?
A: Er was er ook 1 die wat kleiner was en die had een stoppelbaardje. 1.70 of zo ()
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 augustus 2022, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [slachtoffer 4] :
V: Heb jij gezien wie [slachtoffer 5] heeft geslagen en geschopt?
A: Volgens mij was dat [verdachte] ook. (...) Het was of [verdachte] of een klein jonkie die ook als een malle liep te schoppen. [slachtoffer 5] zat op zijn kont met de benen vooruit en hij kreeg zeg maar een penalty tegen zijn hoofd. Er werd tegen zijn hoofd geschopt met een volley. Echt snoeihard. Volgens mij had hij direct een bloedneus en een stuk tand eruit afgebroken.()
V: Wanneer krijgt [slachtoffer 5] die 'penalty', trap tegen zijn hoofd?
A: Op het moment dat wij weg wilden lopen nadat ik klappen had gehad.()
A: [slachtoffer 5] werd aan zijn tas getrokken toen we weg wilden lopen. (...) Dan val je dus achterover en toen kwam [slachtoffer 5] op de grond te zitten. Hij zat dus op zijn kont met de benen recht vooruit en toen zag ik dat die [verdachte] of dat andere kleinere gastje hem een "penalty" op zijn kop gaf. [slachtoffer 5] werd vol in zijn gericht geraakt. Hij schopte echt loei hard, niet normaal zo hard tegen het hoofd van [slachtoffer 5] . Hij schopte zeg maar een zogenaamde volley tegen het hoofd van [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] klapte heen en weer en toen zag ik dat hij bloed uit zijn neus en mond had. (...)
6. Een geneeskundige verklaring, op 2 september 2022 opgemaakt en ondertekend door [huisarts] , huisarts te Emmen, opgenomen op pagina 47 van het dossier, voor zover inhoudend:
Uitwendig waargenomen letsel:
Rechter voortand boven stuk eraf. Bloeduitstorting bovenlip binnenzijde. Neus lichte scheefstand en drukpijn (blijkt later neusfractuur). Rechter knie schaafplek knieschijf. (...)
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 18 juli 2022. Verwijzing naar KNO-arts vanwege verdenking neusfractuur.
Geschatte duur van de genezing: enkele weken tot maanden.
7. Een geneeskundige verklaring, op 19 september 2022 opgemaakt en ondertekend door [arts 1] , MKA chirurg, opgenomen op pagina 55 en 56 van het dossier, voor zover inhoudend:
Diagnose: Status na trauma capitis met angulus fractuur links. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 19 juli 2022.
8. Een geneeskundige verklaring, op 3 oktober 2022 opgemaakt en ondertekend door [arts 2] , Orthopedisch arts, opgenomen op pagina 59 van het dossier, voor zover inhoudend:
Uitwendig waargenomen letsel:
Litteken buitenzijde van de knieschijf. Volgt nog een MRI om het letsel beter zichtbaar te maken. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 3 oktober 2022.
Geschatte duur van de genezing: onbekend.
9. Een geneeskundige verklaring, op 2 november 2022 opgemaakt en ondertekend door [arts 3] , KNO arts, opgenomen op pagina 61 van het dossier, voor zover inhoudend:
Uitwendig waargenomen letsel:
Gebroken neus en voortand.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 20 juli 2022. Verwijzing naar KNO-arts vanwege verdenking neusfractuur.
Geschatte duur van de genezing: 6 weken.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 subsidiair
De rechtbank stelt op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte vast dat hij door [slachtoffer 5] te slaan en in het gezicht te schoppen, op de wijze zoals volgt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, opzet had op de mishandeling en op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel wordt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de medische informatie volgt dat [slachtoffer 5] een gebroken tand, een breuk in de kaak, een gebroken neus en knieletsel heeft opgelopen als gevolg van het geweld. [slachtoffer 5] is (meermalen) geopereerd aan de breuken in de kaak en de neus en het is onzeker of hij volledig zal herstellen van dit letsel. Gelet op de ernst en de aard van het letsel zoals hierboven omschreven, de noodzaak van operatief medisch ingrijpen met betrekking tot het kaakletsel en het neusletsel, de duur van het herstel en de onzekerheid van volledig herstel, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel als gevolg van de gepleegde mishandeling.
Met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte was die de confrontatie zocht en dat verdachte degene was die de eerste klap heeft uitgedeeld (aan [slachtoffer 4] ). [slachtoffer 4] werd naar de grond geslagen en werd volgens geslagen en geschopt door de hele groep van verdachte. Toen [slachtoffer 5] tussenbeide wilde komen werd ook hij tegen de grond geslagen en door de groep van verdachte geslagen en geschopt. Hij kreeg daarbij onder meer een “kroeghoek” en een “penaltyschop” in zijn gezicht.
Gelet op voornoemde gang van zaken is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de mishandeling. Verdachte is daarmee ook aansprakelijk voor handelingen die door iemand anders zijn gepleegd.
De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit1 en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 17 juli 2022 te Emmen, openlijk, te weten in het centrum van Emmen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door het met kracht met gebalde vuisten slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde personen;
2
hij op 17 juli 2022 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken tand, een neusfractuur, een gebroken kaak en knieletsel,
heeft toegebracht door:
  • het met kracht meermalen met gebalde vuisten slaan en/of stompen in het gezicht van deze [slachtoffer 5] , en
  • het met kracht meermalen schoppen in het gezicht van deze [slachtoffer 5] , terwijl deze persoon op de grond lag of zat.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2. Medeplegen van zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, onder aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Bij de strafeis is voorts rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gezien de schending van de redelijke termijn van meer dan een jaar, de ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt, het langdurige schorsingstoezicht dat hij heeft gehad en het feit dat hij 7 dagen in voorarrest heeft doorgebracht, bepleit dat de zaak wordt afgedaan met een taakstraf. De raadsvrouw heeft de rechtbank voorts verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de hieronder aangehaalde rapportages van Reclassering Nederland en de Jeugdreclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 september 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 17 juli 2022 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en zware mishandeling. Verdachte maakte deel uit van een groep jongens die betrokken was bij een tweetal incidenten waarbij veel geweld is gebruikt. Verdachte heeft daarbij zelf ook geslagen, gestompt en geschopt.
Feiten als deze hebben een grote impact op slachtoffers, zoals blijkt uit de toelichting ter zitting namens [slachtoffer 5] en de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] . Uit de verklaringen van beide slachtoffers blijkt dat zij nog altijd last hebben van het geweld dat op hen is uitgeoefend, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. In het geval van [slachtoffer 5] geldt dat hij door de mishandeling langdurig invalide is geraakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daar komt bij dat (uitgaans)geweld in de openbare ruimte bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering
In de meest recente rapportage van de reclassering (Reclassering Nederland van 14 november 2024) wordt beschreven dat verdachte een belast verleden kent waarbij hij opgroeide in een onstabiele en niet altijd veilige thuissituatie. De hulpverlening is vanaf 2011 betrokken geweest en bij verdachte is onder meer ADHD en PTSS vastgesteld. Daarnaast was er sprake van agressieproblematiek al dan niet onder invloed van alcohol. Ten tijde van het plegen van de feiten stond verdachte onder toezicht van de Jeugdreclassering wegens een eerder geweldsdelict. Op 7 september 2022 werd verdachte geschorst uit de voorlopige hechtenis en werd er naast het reguliere toezicht een schorsingstoezicht opgelegd.
Verdachte heeft zich overwegend gehouden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden, alleen een behandeling bij de AFPN is niet van de grond gekomen.
De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht, gelet op met name verdachtes jonge leeftijd ten tijde van het plegen van de feiten. Mocht een toezicht overwogen worden dan adviseert de reclassering dat dit wordt belegd bij de volwassen reclassering gelet op het tijdsverloop en verdachtes huidige persoonlijke omstandigheden.
De reclassering adviseert een (taak)straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht worden gelet op het tijdsverloop en het gebrek aan motivatie bij verdachte niet opportuun geacht.
Uit het afsluitrapport van de Jeugdreclassering van 26 november 2024 volgt als conclusie dat
verdachte veel hulpverlening heeft ontvangen (Accare / Agressie Regulatie Training / AFPN) maar dat het er op lijkt dat hij zich (behalve bij de agressie regulatie training) nergens
volledig voor heeft ingezet. De intrinsieke motivatie lijkt hiervoor te ontbreken.
[reclasseringsmedewerker] , jeugdreclasseerder, heeft ter terechtzitting het rapport toegelicht en aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in (AFPN) behandeling gelet op het tijdsverloop en gelet op het feit dat verdachte in de afgelopen 3 jaren niet betrokken is geweest bij (gewelds)incidenten. Zij geeft voorts aan dat omstandigheden als het hebben van een duidelijke structuur, afstand nemen van vrienden die een verkeerde invloed hebben, en het voorzichtig omgaan met alcohol, verdachte kunnen helpen, en dat deze omstandigheden de kans op recidive zullen verkleinen.
De jeugdreclassering stelt zich voorts op het standpunt dat gelet op het tijdsverloop en verdachtes huidige omstandigheden thans geen bezwaar bestaat tegen het toepassen van het volwassenenstrafrecht.
Verdachte heeft ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij inmiddels samenwoont in [woonplaats] met zijn vriendin, haar dochter en hun gezamenlijke dochter, en dat hij werkt als zzp-er in de isolatie. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij veel spijt heeft van zijn handelen.
De strafoplegging
Ondanks dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van ernstige feiten, zal zij, anders dan door de officier van justitie is geëist, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank weegt daarbij mee het tijdsverloop in deze zaak, verdachtes persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij sinds 17 juli 2022 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank ziet wel aanleiding om een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, omdat alleen een taakstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt.
Alles afwegende legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was 20 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De ratio hiervan is de erkenning dat jongvolwassenen een 'achterlopende' ontwikkeling kunnen doormaken, waardoor het jeugdstrafrecht met zijn pedagogische insteek en focus op heropvoeding en resocialisatie beter kan bijdragen aan het verminderen van recidive dan het volwassenenstrafrecht. De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. De reden hiervoor is dat verdachte inmiddels 23 jaar oud is, samenwoont met zijn vriendin en zelf de zorg draagt voor twee kinderen. De rechtbank sluit zich daarmee aan bij het ter zitting gegeven standpunt van de deskundige dat er, gelet op de huidige omstandigheden van verdachte, geen bezwaar bestaat tegen het toepassen van het volwassenenstrafrecht.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer 3] (feit 1), tot een bedrag van 278,74 ter vergoeding van materiële schade en
1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materiële schade:
Deze bestaat uit de volgende kostenposten:
  • Gepinde bedragen ( 98,77): tijdens het openlijk geweld is de pinpas van benadeelde afgenomen. Vervolgens zijn er geldbedragen gepind met de pinpas van benadeelde. Benadeelde heeft later zijn pasjes teruggekregen, maar de gepinde bedragen niet.
  • Jas ( 129,99): tijdens het openlijk geweld is de jas van benadeelde gescheurd.
  • Sportschool abonnement ( 49,98): door het openlijk geweld gepleegd tegen benadeelde kon benadeelde niet sporten terwijl het abonnement doorliep.
De immateriële schade:
Benadeelde vordert op grond van art. 6:106 sub b BW vergoeding van geleden immateriële schade nu hij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit. Het lichamelijke letsel bestaat uit blauwe plekken, bloeduitstortingen en fracturen aan een tweetal vingers.
2. [
[slachtoffer 5] (feit 2 subsidiair)tot een bedrag van 22.149,16 ter vergoeding van materiële schade en 75.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materiële schade:
Deze bestaat uit de volgende kostenposten:
  • Ziekenhuisdaggeldvergoeding: 105,00
  • Reiskosten: 304,46
  • Parkeerkosten (stelpost): 50,00
  • Mantelzorg/begeleiding naar afspraken: 1.150,00
  • Eigen risico zorgverzekering: 1.155,00
  • Niet vergoede zorg: 250,57
  • Toekomstige tandartskosten t.a.v. vervanging composiet/kroon element 11: 3.090,00
  • Pijnstilling (stelpost): 100,00
  • Studievertraging: 13.565,00
  • Kleding (stelpost): 150,00
  • Kosten zonder nut (sportschoolabonnement): 49,28
  • Kosten ter vaststelling van de schade: 2.179,85
De immateriële schade:
De benadeelde vordert op grond van de opgelopen letsels, een betreurenswaardig toekomstperspectief in combinatie met zijn nog jonge leeftijd, een smartengeldvergoeding van 75.000,00.
Standpunt van de officier van justitie
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. En daarbij
te bepalen dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
2. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. En daarbij te bepalen dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Ten aanzien van de gepinde bedragen ( 98,77) stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen causaal verband is tussen de gepinde bedragen en de feiten. Verdachte betwist dat hij de bedragen heeft gepind met de pinpas van [slachtoffer 3] . Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van de jas ( 129,99) stelt de verdediging zich op het standpunt dat de stelling dat de jas is beschadigd niet is onderbouwd met bijvoorbeeld een foto. Verdachte betwist deze post en de benadeelde dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van het sportschoolabonnement ( 49,98) wordt de vordering niet betwist.
Ten aanzien van de materiële en de immateriële schade stelt de verdediging zich voorts op het standpunt dat sprake is van eigen schuld nu [slachtoffer 3] zelf ook een rol heeft gehad in de geweldshandelingen.
Het percentage eigen schuld dient volgens de verdediging te worden vastgesteld op 50%. De toe te kennen schadevergoeding moet daarom tot dat percentage worden beperkt.
2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet verantwoordelijk is voor het letsel dat is ontstaan door de schoppen, de kroeghoek en de val ten gevolge daarvan. Dat maakt dat er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de schade die benadeelde heeft opgelopen aan zijn gebit, neus en knie. De vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de gestelde materiële schade
De verdediging betwist de volgende kostenposten: reiskosten, parkeerkosten, mantelzorg/begeleiding naar afspraken, toekomstige tandartskosten, pijnstilling, studievertraging (onderverdeeld in de posten studievertraging en latere toetreding tot de arbeidsmarkt), kleding en kosten ter vaststelling van de schade.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze kosten niet of onvoldoende zijn onderbouwd en/of gespecificeerd en dat deze dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade
De verdediging betwist de gevorderde immateriële schade. De medische toestand van benadeelde en de omvang van de schade kan niet worden vastgesteld op basis van het overgelegde deskundigenrapport. Om een goed beeld te krijgen van de medische toestand van benadeelde en de gevolgen voor de toekomst is een deskundigenbericht noodzakelijk. Het opvragen van een dergelijk bericht levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De door de raadsvrouw van benadeelde aangehaalde uitspraken zijn niet vergelijkbaar met de situatie van benadeelde. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
1. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade van 98,77 (gepinde bedragen) overweegt de rechtbank dat er geen direct causaal verband is tussen de gepinde bedragen en het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde materiële schade ten bedrage van 179,97 alsmede de gestelde immateriële schade ten bedrage van 1.500,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2022. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is gepleegd geen aanleiding om bij de vaststelling van de schade een verrekening in verband met eigen schuld van de benadeelde toe te passen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Ten aanzien van de gestelde materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade met betrekking tot de hieronder genoemde kostenposten heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde.
  • Ziekenhuisdaggeldvergoeding: 105,00: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen.
  • Reiskosten: 304,46: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen. De algemene betwisting dat er geen gespecifieerde onderbouwing is gegeven, zonder daarbij in te gaan op de als productie 1 overlegde stukken, acht de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft gesteld, te mager.
  • Parkeerkosten (stelpost): 50,00: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen. De rechtbank overweegt dat het evident is dat de benadeelde partij parkeerkosten heeft moeten betalen bij de diverse bezoeken aan medisch specialisten. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade vast op de gevorderde 50,00.
  • Eigen risico zorgverzekering: 1.155,00: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen. De rechtbank overweegt dat uit de als productie 1 overgelegde medische informatie voldoende duidelijk volgt dat het eigen risico over de jaren 2022, 2023 en 2024 is opgesoupeerd aan gemaakte zorgkosten.
  • Pijnstilling (stelpost): 100,00: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde medische informatie blijkt dat benadeelde partij gedurende lange tijd pijn heeft gehad en dat het derhalve voor de hand ligt dat hij daarvoor pijnstelling heeft gehad. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade vast op de gevorderde 100,00.
  • Studievertraging: 13.565,00: nu de (hoogte van de) vordering onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen. De rechtbank overweegt dat de vertraging is onderbouwd met een verklaring van de studentendecaan die de vertraging toeschrijft aan de gevolgen van het tenlastegelegde feit. Het schadebedrag voor de latere toetreding tot de arbeidsmarkt is onderbouwd op grond van de Letselschade Richtlijn Studievertraging. De richtlijn is van toepassing op de studie die wordt gevolgd op het moment van het ongeval. Hoewel de benadeelde partij in dit geval kort na het incident is gestart met zijn studie acht de rechtbank het redelijk toch bij deze richtlijn aan te sluiten.
  • Kosten zonder nut (sportschoolabonnement): 49,28: nu de (hoogte van de) vordering niet door verdachte is betwist, zal de rechtbank deze toewijzen.
Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen tot een totaal bedrag van

15.328,74, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2022.

Ten aanzien van de overige gestelde materiële schade
Met betrekking tot de gestelde schade in verband met mantelzorg/begeleiding naar afspraken ten bedrage van 1.150,00 overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is waar benadeelde partij zich op baseert als hij 74 bezoeken aan behandelaren opvoert waarbij zijn ouders aanwezig zijn geweest, terwijl slechts van 33 bezoeken reiskosten worden gevorderd. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de ouders mee zijn geweest en/of dat dit noodzakelijk was en of zij benadeelde partij daadwerkelijk hebben moeten verzorgen (douchen, aankleden, etc.). De vordering is op deze punten ook gemotiveerd betwist. Gelet op de hiervoor beschreven onduidelijkheid en de summiere onderbouwing is de benadeelde partij tekortgeschoten in de op hem rustende stelplicht. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de gestelde schade in verband met niet vergoede zorg ten bedrage van
250,57 overweegt de rechtbank dat onduidelijk is waarom deze kosten niet zijn vergoed en waar de kosten uit bestaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij tekortgeschoten is in de op hem rustende stelplicht. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de gestelde schade in verband met toekomstige tandartskosten voor vervanging composiet/kroon element 11 ten bedrage van 3.090,00 overweegt de rechtbank als volgt. De vordering is door verdachte gemotiveerd betwist. Het betreft een ingewikkelde vordering waarbij de door de benadeelde partij ingeschakelde deskundigen Mosk, Walhof en TAP Emmen niet op één lijn zitten. De rechtbank beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om de hoogte van de vordering te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van zijn vordering daarom niet- ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gestelde schade in verband met kleding ten bedrage van 150,00 (stelpost) overweegt de rechtbank dat de schade op geen enkele wijze is onderbouwd en niet blijkt uit de aangifte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij tekortgeschoten is in de op hem rustende stelplicht. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de gestelde schade in verband met kosten ter vaststelling van de schade ten bedrage van 2.179,85 overweegt de rechtbank als volgt. De vordering is door verdachte gemotiveerd betwist. De rechtbank beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om de hoogte van de vordering te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering tot vergoeding van immateriële schade het volgende voorop.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 mei 2018, ECLI:NL:HR:2019:793, overwogen dat de wetgever met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering door benadeelde partijen heeft beoogd binnen het strafproces te voorzien in een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Deze procedure biedt aan de benadeelde partij en de verdachte niet dezelfde processuele waarborgen als een gewone civielrechtelijke procedure, onder meer omdat in de context van de strafrechtelijke procedure ingevolge artikel 334 Sv slechts in beperkte mate plaats is voor bewijslevering. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit bezwaar in afdoende mate wordt ondervangen door artikel 361, derde lid, Sv, welke bepaling mede in het licht van artikel 6, eerste lid, EVRM volgens de Hoge Raad zo moet worden uitgelegd dat zij de strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van de vordering dan wel tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren.
De door de benadeelde partij ingestelde vordering tot vergoeding van immateriële schade betreft naar het oordeel van de rechtbank een substantiële vordering van complexe aard waarvan de omvang zich niet eenvoudig, zonder nadere bewijslevering, laat vaststellen. De hoogte van de vordering is gebaseerd op de
aard en de ernst van het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij als gevolg van het incident op 17 juli 2022 heeft opgelopen. Het betreft gevoeligheid voor licht en letsel aan de neus, het gebit en de knieën. De ernst van dit letsel en de gevolgen van dit letsel op de langere termijn qua mate van invaliditeit zijn gebaseerd op informatie die zich geheel in het domein van de benadeelde partij bevindt, zoals diverse medische stukken en medische- en tandheelkundige adviezen. Hierdoor is het inhoudelijke partijdebat over deze vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tot stand gekomen, terwijl het eigen onderzoek van de rechtbank tijdens de zitting naar de toewijsbaarheid van de vordering daar onvoldoende compensatie voor heeft geboden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de benadeelde partij in onvoldoende mate in de gelegenheid is geweest zijn stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de betwisting van de toewijsbaarheid van de vordering naar voren te brengen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat zowel toe- als afwijzing van de vordering van de benadeelde partij leidt tot schending van het in artikel 6, eerste lid, EVRM vastgelegde en het aan zowel verdachte als benadeelde toekomende recht op een eerlijk proces. In verband met de beperkte mogelijkheid voor bewijslevering binnen het strafproces is er evenmin ruimte om het partijdebat op een nader moment, bijvoorbeeld in het kader van de benoeming van een onafhankelijke deskundige, te voeren. De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte groot 173 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan de benadeelde partij te betalen:
- het bedrag van
1.679,97(zegge: zestienhonderd negenenzeventig euro en zevenennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen een bedrag van 1.679,97 (zegge: zestienhonderd negenenzeventig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 179,97 aan materiële schade en
1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 5]aan de Staat te betalen een bedrag van
15.328,74(zegge: vijftienduizend driehonderdachtentwintig euro en vierenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 111 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij met de betrekking tot
  • toekomstige tandartskosten ten bedrage van 3.090,00,
  • kosten ter vaststelling van de schade ten bedrage van 2.179,85 en
  • de gevorderde immateriële schade,
niet-ontvankelijk.
Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij af met betrekking tot
  • kosten van mantelzorg/begeleiding ten bedrage van 1.150,00,
  • niet vergoede zorg ten bedrage van 250,57 en
  • kleding ten bedrage van 150,00.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.