ECLI:NL:RBNNE:2025:3941

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
18.075728.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2022 in Emmen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee feiten van openlijke geweldpleging, waarbij het geweld heeft geleid tot lichamelijk letsel bij de slachtoffers. De verdachte, die deel uitmaakte van een groep jongens, heeft zelf ook geweld gebruikt tijdens een incident in het centrum van Emmen. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij sinds het delict niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft besloten om geen gebruik te maken van het jeugdstrafrecht, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, omdat hij inmiddels 24 jaar oud is en een grotendeels zelfstandig leven leidt. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van de ene benadeelde partij is toegewezen en die van de andere is afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.075728.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2024 en 9 september 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma (5 december 2024) en mr. B. Broerse (9 september 2025).

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
openlijk, te weten, in het centrum van Emmen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
door het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 1] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een opgezwollen neus en/of blauw oog en/of bult op het voorhoofd en/of schaafwond op de slaap en/of snee aan linkeroor en/of pijn aan het staartbotje voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
  • het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 1] , waardoor deze persoon ten val komt, en/of (vervolgens)
  • ( met kracht) blijven slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 1] ;
2
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen, althans in Nederland,
openlijk, te weten, in het centrum van Emmen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] ,
door het (met kracht) een of meermalen (met gebalde vuisten) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam van een of meer voornoemde personen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden als vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde, de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] met enig lichamelijk letsel tot gevolg, bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte (partieel) moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Het ten laste gelegde openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan worden bewezenverklaard.
Oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 17 juli 2022 omstreeks 04:00 uur hebben in het centrum van Emmen een tweetal geweldsincidenten plaatsgevonden. Verdachte was voorafgaand aan die incidenten met zijn vrienden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aanwezig in club [naam club] te Emmen. Rond sluitingstijd ontstond ruzie tussen (de groep van) verdachte en de groep van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . De groep van verdachte is hierop door de beveiliging uit de club gezet.
Het eerste incident heeft betrekking op de mishandeling van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Tussen 03:00 en 04:00 uur liepen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] vanuit de Hoofdstraat in de richting van club [naam club] . Op het plein achter het Gemeentehuis ontstond er ruzie met de groep van verdachte. Zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 5] kregen daarbij meerdere klappen en meerdere schoppen, ook in het gezicht, van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [slachtoffer 4] heeft hierdoor letsel opgelopen.
Na dit eerste incident is de groep van verdachte doorgelopen in de richting van de Hoofdstraat. Daar kwamen zij ter hoogte van de Hema de groep van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] tegen. Er vond een tweede confrontatie plaats waarbij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] meermalen klappen hebben gekregen, tegen het gezicht/hoofd en tegen het lichaam, van de groep waar verdachte deel van uitmaakte. Van dit tweede incident zijn camerabeelden beschikbaar waarop te zien is dat verdachte een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 3] , dat verdachte een slaande
beweging maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] hierbij (onder het zicht van de camera) op de grond terechtkomt. Verdachte slaat [slachtoffer 1] hierbij meermalen met een vuist.
Bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 17 juli 2022 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (feit 1 primair) en tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 2).
Op basis van het procesdossier gaat de rechtbank er vanuit dat beide feiten op de tenlastelegging zien op het handelen van verdachte bij het tweede incident. Bij dit tweede incident waren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] niet betrokken. De rechtbank zal verdachte dan ook (partieel) vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
1. De door verdachte ter zitting van 9 september 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was in de nacht van zaterdag 16 juli 2022 op zondag 17 juli 2022 uit in club [naam club] te Emmen. Ik was samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Er is ruzie ontstaan met de groep van [slachtoffer 2] . U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 1] voor. Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb geslagen. Het escaleerde toen ik zelf een klap kreeg.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer [nummer] d.d. 17 januari 2023, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , met in de bijlage fotos van het letsel bij aangever;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2022, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de beschrijving van verbalisant [verbalisant] van de camerabeelden opgenomen op 17-07-2022 vanaf 04.26 uur door de camera bij de HEMA aan de Hoofdstraat te Emmen.
Voor een bewezenverklaring van het openlijk en in vereniging plegen van geweld moet vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de groep gepleegde geweld. Is dat het geval, dan is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde geweld.
Met zijn handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en daaraan een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, op de wijze zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 17 juli 2022 te Emmen, openlijk, te weten in het centrum van Emmen,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , door het met kracht meermalen met gebalde vuisten slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van deze [slachtoffer 1] , terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een opgezwollen neus en blauw oog en bult op het voorhoofd en schaafwond op de slaap en snee aan het linkeroor voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2
hij op 17 juli 2022 te Emmen, openlijk, te weten in het centrum van Emmen,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door het met kracht met gebalde vuisten slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde personen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Hij heeft voorts bij de strafeis rekening gehouden een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop, en verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in de zaak, met het feit dat verdachte first offender is, met de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede met de oriëntatiepunten van het LOVS die in een dergelijk geval uitgaan gaan van een taakstraf van 150 uren. Verdachte is bereid en in staat om een taakstraf uit te voeren mits rekening gehouden wordt met het feit dat verdachte op 16 oktober 2022 een ernstig ongeluk heeft gehad waardoor hij blijvend hersenletsel heeft opgelopen. Verdachte is doorverwezen voor psychische hulp, zijn belastbaarheid is beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 4 december 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 september 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 17 juli 2022 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte maakte deel uit van een groep jongens die betrokken was bij een incident waarbij veel geweld is gebruikt.
Verdachte heeft daarbij zelf ook geslagen en gestompt.
Feiten als deze hebben een grote impact op slachtoffers, zoals ook volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] . Uit zijn verklaring blijkt dat hij nog altijd last heeft van het geweld dat op hem is uitgeoefend, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daar komt bij dat (uitgaans)geweld in de openbare ruimte bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering
In de meest recente rapportage van de reclassering (Reclassering Nederland van 4 december 2024) wordt geconcludeerd dat het gedrag van verdachte ten tijde van het delict mede is te verklaren door middelengebruik en beïnvloeding vanuit zijn sociale netwerk. Ten tijde van het delict heeft hij impulsief gehandeld en onvoldoende nagedacht. Verdachte is first offender en de reclassering schat het risico op recidive in als laag. Dit is met name gelegen in het feit dat verdachte ten tijde van het delict een heel ander leven had en in de afgelopen twee jaren veel heeft meegemaakt, waardoor de aanwezige
risicofactoren zijn verminderd en beschermende factoren zijn vergroot. Verdachte heeft in oktober 2022 een ernstig ongeluk gehad. Tijdens zijn herstel heeft verdachte ingezien dat hij zijn levensstijl moest veranderen. Inmiddels is er niet tot nauwelijks sprake meer van middelengebruik, bevindt hij zich niet meer in het uitgaanscircuit en wordt hij niet meer blootgesteld aan negatieve beïnvloeding en/of negatief gedrag vanuit een sociaal netwerk. De meeste contacten vanuit die periode zijn niet meer aanwezig.
Verdachte is gemotiveerd om lichamelijk en emotioneel sterker te worden en de reclassering acht het wenselijk dat hij hier binnen een vrijwillig kader (via de huisarts) hulp en/of begeleiding voor ontvangt. De reclassering acht een justitieel kader niet nodig.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht worden niet nodig geacht. De reclassering adviseert voorts toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Verdachte heeft ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij open staat voor het verrichten van een taakstraf maar dat hij vanwege het door het ongeluk opgelopen letsel niet fulltime kan werken. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij veel spijt heeft van zijn handelen.
De strafoplegging
Alles afwegende legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf op van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is gevorderd gelet op het tijdsverloop in deze zaak, verdachtes persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij sinds 17 juli 2022 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank gaat er met betrekking tot het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde openlijke geweld vanuit dat sprake was van een voortgezette handeling en niet van twee losstaande feiten.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was 21 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De ratio hiervan is de erkenning dat jongvolwassenen een 'achterlopende' ontwikkeling kunnen doormaken, waardoor het jeugdstrafrecht met zijn pedagogische insteek en focus op heropvoeding en resocialisatie beter kan bijdragen aan het verminderen van recidive dan het volwassenenstrafrecht. De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. De reden hiervan is dat verdachte inmiddels 24 jaar oud is en een grotendeels zelfstandig bestaan leidt. De rechtbank sluit zich met dit oordeel aan bij het advies van de reclassering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer 3] (feit 2), tot een bedrag van 278,74 ter vergoeding van materiële schade en
1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materiële schade:
Deze bestaat uit de volgende kostenposten:
  • Gepinde bedragen ( 98,77): tijdens het openlijk geweld is de pinpas van benadeelde afgenomen. Vervolgens zijn er geldbedragen gepind met de pinpas van benadeelde. Benadeelde heeft later zijn pasjes teruggekregen, maar de gepinde bedragen niet.
  • Jas ( 129,99): tijdens het openlijk geweld is de jas van benadeelde gescheurd.
  • Sportschool abonnement ( 49,98): door het openlijk geweld gepleegd tegen benadeelde kon benadeelde niet sporten terwijl het abonnement doorliep.
De immateriële schade:
Benadeelde vordert op grond van art. 6:106 sub b BW vergoeding van geleden immateriële schade nu hij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit. Het lichamelijke letsel bestaat uit blauwe plekken, bloeduitstortingen en fracturen aan een tweetal vingers.
2. [
[slachtoffer 4] (feit 2)tot een bedrag van 22.149,16 ter vergoeding van materiële schade en 75.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materiële schade:
Deze bestaat uit de volgende kostenposten:
  • Ziekenhuisdaggeldvergoeding: 105,00
  • Reiskosten: 304,46
  • Parkeerkosten (stelpost): 50,00
  • Mantelzorg/begeleiding naar afspraken: 1.150,00
  • Eigen risico zorgverzekering: 1.155,00
  • Niet vergoede zorg: 250,57
  • Toekomstige tandartskosten t.a.v. vervanging composiet/kroon element 11: 3.090,00
  • Pijnstilling (stelpost): 100,00
  • Studievertraging: 13.565,00
  • Kleding (stelpost): 150,00
  • Kosten zonder nut (sportschoolabonnement): 49,28
  • Kosten ter vaststelling van de schade: 2.179,85
De immateriële schade:
De benadeelde vordert op grond van de opgelopen letsels, een betreurenswaardig toekomstperspectief in combinatie met zijn nog jonge leeftijd, een smartengeldvergoeding van 75.000,00.
Standpunt van de officier van justitie
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 3] kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. En daarbij te bepalen dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
2. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. En daarbij te bepalen dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
ten aanzien van de gepinde bedragen ( 98,77) stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen causaal verband is tussen de gepinde bedragen en de feiten. Verdachte betwist dat hij de bedragen heeft gepind met de pinpas van [slachtoffer 3] . Dit deel van de vordering dient niet- ontvankelijk te worden verklaard.
ten aanzien van de jas ( 129,99) stelt de verdediging zich op het standpunt dat de stelling dat de jas is beschadigd niet is onderbouwd met bijvoorbeeld een foto. Verdachte betwist deze post en verzoekt de rechtbank primair om de post niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair wordt de rechtbank verzocht om het gevorderde bedrag te matigen en daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
ten aanzien van het sportschoolabonnement ( 49,98) wordt de vordering niet betwist.
de gevorderde immateriële schade wordt in beginsel redelijk geacht en niet betwist. De verdediging verzoekt de rechtbank bij de beoordeling van deze schade rekening te houden met het eigen aandeel van [slachtoffer 3] in het geweld en om die reden de vordering te matigen.
2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Primair verzoekt de verdediging om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte partiële vrijspraak ten aanzien van de openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer 4] .
Subsidiair betwist de verdediging de volgende materiële kostenposten: reiskosten, parkeerkosten, mantelzorg/begeleiding naar afspraken, eigen risico zorgverzekering, niet vergoede zorg, toekomstige tandartskosten, pijnstilling, studievertraging (post latere toetreding tot de arbeidsmarkt) kleding en kosten ter vaststelling van de schade.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze kosten niet of onvoldoende zijn onderbouwd en/of gespecificeerd en dat deze dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de gestelde ziekenhuisdaggeldvergoeding, studievertraging (post collegegeld) en kosten zonder nut refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze buitensporig hoog is en verzoekt de rechtbank deze aanzienlijk te matigen tot een naar billijkheid vast te stellen bedrag.
Oordeel van de rechtbank
1. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade van 98,77 (gepinde bedragen) overweegt de rechtbank dat er geen direct causaal verband is tussen de gepinde bedragen en het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde materiële schade ten bedrage van 179,97 alsmede de gestelde immateriële schade ten bedrage van 1.500,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2022. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de vaststelling van de schade een verrekening in verband met eigen schuld van de benadeelde toe te passen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, heeft gepleegd. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen een bedrag van 1.679,97 (zegge: zestienhonderd negenenzeventig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 179,97 aan materiële schade en
1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.