ECLI:NL:RBNNE:2025:3971

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
18-054984-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens zedenfeiten met minderjarige

Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 46-jarige verdachte, die werd beschuldigd van drie zedenfeiten met betrekking tot een minderjarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De proeftijd is vastgesteld op drie jaren, met aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. De verdachte had gedurende een periode van ruim een half jaar intensief contact met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten pas 13 jaar oud was. Dit contact vond plaats via Snapchat, waar de verdachte zich voordeed als een jongen van 15 jaar. Uiteindelijk leidde dit tot twee fysieke ontmoetingen, waarbij de verdachte seksuele handelingen met het slachtoffer heeft verricht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de integriteit en ontwikkeling van het jonge meisje ernstig heeft aangetast. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder chatgesprekken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn blanco strafblad en het feit dat hij spijt heeft betuigd. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, is gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van 5.191,07 euro, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-054984-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F. Klunder, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 december 2024 tot en met 15 februari 2025 te Ommen en/of Hardenberg en/of Balkbrug en/of Meppel, althans in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het plaatsen van de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of vervolgens het maken van op- en neergaande bewegingen met zijn, verdachtes, hand over de hand van die [slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode 25 november 2024 tot en met 27 februari 2025 te Leeuwarden, althans in Nederland, zich opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 247 tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht door
- zich middels het Snapchat-account ' [accountnaam] voor te doen als een jongen in de leeftijd van twaalf
tot zestien jaren en op deze wijze in contact te komen met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] ,
- een vakantiewoning te Gramsbergen te huren voor de periode 10 januari 2025 tot en met 13 januari
2025 voor twee personen en/of
- via Snapchat en/of Whatsapp contact te onderhouden met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien
jaren, te weten [slachtoffer] , tijdens welke contacten werd gesproken over het laten plaatsvinden van seksueel contact met die [slachtoffer] , waarbij
meermalen werd gesproken over een afspraak op de 10e en verdachte zei en/of suggereerde dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zou willen neuken en/of (anaal) penetreren en/of vingeren en/of dat hij, verdachte, de vagina en/of anus van die [slachtoffer] zou willen likken en/of dat hij, verdachte, zou willen dat die [slachtoffer] hem zou pijpen en/of aftrekken;
3
hij in of omstreeks de periode 25 november 2024 tot en met 27 februari 2025 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meer visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele strekking, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft vervaardigd en/of heeft verworven en/of in bezit heeft gehad, te weten fotos en/of videos waarop te zien is dat die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij die persoon geheel naakt is en nadrukkelijk het geslachtsdeel, de
borsten en/of billen van die persoon in beeld worden gebracht ( [bestandsnaam] ).
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde seksuele handeling te weten het aftrekken, gelet op de stellige ontkenning van verdachte en het feit dat [slachtoffer] hier pas later in haar verklaring over begon.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsvrouw verzocht om van een kortere periode uit te gaan dan ten laste is gelegd. Op 20 februari 2025 is de telefoon van verdachte in beslag genomen en er zijn geen aanwijzingen dat er in de periode daarna nog contact is geweest tussen verdachte en [slachtoffer] .
Daarnaast wordt ten aanzien van feit 3 verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het bestanddeel vervaardigen, aangezien niet uit het dossier blijkt dat handelingen zijn uitgevoerd door verdachte die passen bij het begrip vervaardigen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 september 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik seksueel contact heb gehad met [slachtoffer] . Ik heb haar gevingerd. Het klopt dat ik wist dat zij op dat moment nog geen 14 jaar oud was. Wij hebben op 2 verschillende dagen fysiek contact gehad (13 december 2024 en 15 februari 2025) in Ommen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor (met bijlagen) d.d. 9 april 2025, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer]
d.d. 5 juni 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) is met zijn vingers twee of drie keer in mij geweest. Ik heb hem ook afgetrokken. Hij was zichzelf aan het aftrekken en toen legde hij mijn hand erop en moest ik het gaan doen.
Bijlage II:
#
From
To
Body
Source
44
[accountnaam]
[slachtoffer] (owner) - Read: 16-12-2024 om
14:50:38
Vind je het erg datje voor je 14e gaat neuken
Snapchat
46
[accountnaam]
[slachtoffer] (owner) - Read: 16-12-2024 om
14:59:49
Of wil je meer
Snapchat
49
[slachtoffer]
[accountnaam]
Read 16-12-2024 om 15:24
40
waarschijnlijk maar
minder dan de vorige keer
Snapchat
57
[accountnaam]
Snapchat
[slachtoffer] (owner) Read 17-12-2024 om 09:31:42
Ga je dan ook mn pikje pakken
58
[slachtoffer]
[accountnaam]
Read: 17-12-2024 om
09:41:37
jaaaaa
Snapchat
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 april 2025, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
V: vraag verbalisant A: antwoord getuige
V: Je zei er niet echt veel is gebeurd die eerste keer, wat is dan wel gebeurd? A: Toen ging hij ook met zijn vinger in mijn vagina.
V: Die tweede keer, hoe vaak is er toen gevingerd? A: Wel 3 of 4 keer.
Overweging ten aanzien van seksuele handelingen
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en zal deze verklaringen bezigen voor het bewijs. [slachtoffer] heeft verklaard dat er tijdens beide ontmoetingen met verdachte seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en de verdachte haar niet alleen tijdens de tweede ontmoeting maar ook tijdens de eerste ontmoeting heeft gevingerd en dat hij tijdens de tweede ontmoeting op 15 februari 2025 zichzelf heeft afgetrokken en zich door [slachtoffer] heeft laten aftrekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van haar gedetailleerd en consistent zijn. Niet blijkt dat zij haar verhaal groter heeft gemaakt en dat zij seksuele handelingen heeft verzonnen. Haar verklaringen vinden daarnaast gedeeltelijk steun in de verklaring van verdachte, die bevestigt dat zij op twee momenten hebben afgesproken en dat er fysiek contact heeft plaatsgevonden waaronder het meermalen vingeren. Daarnaast blijkt uit de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] op 16 december 2024, drie dagen na hun eerste ontmoeting, waarin verdachte vraagt of [slachtoffer] het erg vindt dat zij voor haar 14e gaat neuken en of ze meer wil, waarna zij antwoordt: “Waarschijnlijk maar minder dan de vorige keer”. Hieruit kan worden afgeleid dat er kennelijk tijdens de eerste ontmoeting wel seksuele handelingen zijn verricht. Op 17 december vraagt verdachte: “Ga je dan ook mijn pikje pakken”, waarop [slachtoffer] bevestigend antwoordt. Door verdachte wordt er dan al aangestuurd dat [slachtoffer] hem gaat aftrekken. Alles in overweging genomen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere, onafhankelijke, bewijsmiddelen en dat een gehele bewezenverklaring (alle seksuele handelingen) van feit 1 dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 en 3
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2025, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 5 juni 2025, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2025, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2025, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2025, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 3] ;
6. een schriftelijk stuk zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 februari 2025, opgenomen op pagina 187 van voornoemd dossier;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2025, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant 2] .
Overweging ten aanzien van pleegperiode (feit 2 en 3)
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat een kortere periode bewezen verklaard dient te worden. De privételefoon van verdachte is op 20 februari 2025 in beslag genomen. Echter onderhield verdachte contact met [slachtoffer] op zijn werktelefoon tot 27 februari 2025 (de dag dat deze telefoon in beslag is genomen), zodat de einddatum van de pleegperiode ten aanzien van de feiten 2 en 3 op 27 februari 2025 wordt vastgesteld.
Overweging ten aanzien van het vervaardigen (feit 3)
Anders dan het betoog van de raadsvrouw zal de rechtbank ook bewezen verklaren dat verdachte de afbeeldingen heeft vervaardigd, nu uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij meerdere malen heeft gevraagd om naaktfotos en -filmpjes van [slachtoffer] . Alhoewel het vervaardigen van deze kinderpornografisch materiaal aldus feitelijk niet door verdachte zelf is geschied, is de rol van verdachte bij de totstandkoming daarvan dusdanig geweest (gelet op het zijn van initiatiefnemer en de persoon die feitelijk overwicht had op [slachtoffer] ) dat naar het oordeel van de rechtbank een bewezenverklaring voor het vervaardigen van die afbeeldingen en filmpjes dient te volgen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op meer tijdstippen in de periode 13 december 2024 tot en met 15 februari 2025 te Ommen, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] , meer seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het meermalen brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en het plaatsen van de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en vervolgens het maken van op- en neergaande bewegingen met zijn, verdachtes, hand over de hand van die [slachtoffer] ;
2
hij in de periode 25 november 2024 tot en met 27 februari 2025 te Leeuwarden zich opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 247 tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht door
- zich middels het Snapchat-account ' [accountnaam] voor te doen als een jongen in de leeftijd van twaalf
tot zestien jaren en op deze wijze in contact te komen met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] ,
- een vakantiewoning te Gramsbergen te huren voor de periode 10 januari 2025 tot en met 13 januari
2025 voor twee personen en
- via Snapchat en Whatsapp contact te onderhouden met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien
jaren, te weten [slachtoffer] , tijdens welke contacten werd gesproken over het laten plaatsvinden van seksueel contact met die [slachtoffer] , waarbij
meermalen werd gesproken over een afspraak op de 10e en verdachte zei en suggereerde dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zou willen neuken en anaal penetreren en vingeren en dat hij, verdachte, de vagina en anus van die [slachtoffer] zou willen likken en dat hij, verdachte, zou willen dat die [slachtoffer] hem zou pijpen en aftrekken;
3
hij in de periode 25 november 2024 tot en met 27 februari 2025 te Leeuwarden, meermalen, visuele weergaven van seksuele aard en met onmiskenbaar seksuele strekking, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , was betrokken, heeft vervaardigd en heeft verworven en in bezit heeft gehad, te weten fotos en videos waarop te zien is dat die persoon poserend is afgebeeld, waarbij die persoon geheel naakt is en nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en billen van die persoon in beeld worden gebracht.
( [bestandsnaam] ).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren;
Het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen of trachten te verschaffen tot het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 247 tot en met 250;
Een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken vervaardigen, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging ook rekening gehouden dient te worden met het blanco strafblad van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk kan starten met een behandeling en een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dit doorkruisen.
Ten aanzien van het gevorderde locatieverbod (als bijzondere voorwaarde) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte familie heeft wonen in [woonplaats] waar hij de zorg voor draagt, zodat een locatieverbod voor deze stad problemen zal opleveren. De overige gevorderde bijzondere voorwaarden sluiten goed aan op de behoefte van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 15 augustus 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte (46 jaar oud) heeft gedurende ruim een half jaar intensief contact gehad met een veel jonger meisje, die aanvankelijk zelfs nog maar 13 jaar was. Aanvankelijk deed hij zich op een Snapchat-account voor als iemand die 15 jaar oud was. Via Snapchat ontstond een intensieve internet-relatie tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij verdachte haar ook al snel ging vragen om naaktfotos en -filmpjes. Die stuurde zij hem ook. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op die manier het contact onderhield, ook toen hij haar werkelijke leeftijd kende. Hij hield geen enkele wijze rekening met haar leeftijd en het grote leeftijdsverschil. Uiteindelijk heeft het geleid tot een tweetal fysieke ontmoetingen in zijn auto, waar zij hem moest aftrekken en waar hij haar meermalen heeft gevingerd.
Ieder kind heeft in zijn of haar weg naar pubertijd of volwassenheid of seksualiteit het recht dat te doen op een veilige en respectvolle manier. Verdachte heeft alleen zijn eigenbelang vooropgesteld. Dat zij is meegegaan in het taalgebruik of de voorstellen maakt het niet minder erg. Integendeel. De rechtbank kan het niet anders zien als een rechtstreeks gevolg van de handelingen van verdachte en het onevenwichtige leeftijdsverschil. Verdachte liet de contacten maar doorgaan, hij stelde haar diverse seksuele handelingen voor en hij organiseerde de ontmoetingen. Ook toen hij wist dat ze 13 was. Dat is respectloos en strafwaardig en dat wist verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat het slachtoffer toen in een kwetsbare positie verkeerde, dat zij op school gepest werd en dat zij psychologisch werd begeleid. Maar dat speelt naar het oordeel van de rechtbank voor de ernst van het feit en de verwijtbaarheid geen rol. Hij is het contact aangegaan en heeft seksuele handelingen met haar verricht, zonder rekening te houden met haar leeftijd.
Met zijn gedragingen heeft hij de integriteit en ontwikkeling van een jong meisje ernstig aangetast. De schade die het voor haar betekent, ook op de langere termijn en bij toekomstige relaties, is nog onduidelijk. Maar die schade is er, zoals ook is gebleken uit de slachtofferverklaring. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk en zal dat tot uiting brengen in de opgelegde straf. Aan de andere kant heeft de rechtbank ook acht geslagen op het reclasseringsrapport, de omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven er oprecht spijt van te hebben en ook dat hij een blanco strafblad heeft.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, stelt de rechtbank de proeftijd op drie jaren vast en verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. De rechtbank zal ten aanzien van het locatieverbod oordelen dat verdachte zich niet bevindt binnen de grenzen van de steden Meppel, Beilen en Hardenberg. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een locatieverbod in [woonplaats] onwenselijk en onpraktisch is voor verdachte, aangezien hij daar veel familie heeft wonen (waar hij deels de zorg voor draagt).

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 191,07 ter vergoeding van materiële schade en 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr, waarbij het gevorderde bedrag via een BEM clausule op een aparte rekening wordt gestort ten behoeve van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er, ondanks het feit dat verdachte verantwoordelijkheid wil nemen en schadevergoeding aan de benadeelde partij wil betalen, kritisch gekeken dient te worden naar de vordering. Het is niet ondenkbaar dat een deel van de reiskosten ook zouden zijn gemaakt als de feiten niet waren gepleegd door verdachte, aangezien de benadeelde partij al naar de psycholoog ging voor andere gebeurtenissen uit het verleden. Ditzelfde geldt voor de gevorderde immateriële schade, aangezien niet vastgesteld kan worden of de gehele omvang van deze gevorderde schade toe te rekenen is aan verdachte. Tot slot zijn de voorbeelden uit de aangeleverde jurisprudentie ter onderbouwing van de vordering van zwaardere aard, aangezien het in die zaken om andere seksuele handelingen ging.
Oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer]
Ten aanzien van de materiële schade oordeelt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat de reiskosten ook zouden zijn gemaakt als de feiten niet door verdachte zouden zijn gepleegd. Uit de bijgevoegde onderbouwing van de gestelde materiële schade blijkt dat de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt omdat ze naar de psycholoog moest. De benadeelde partij is direct na de gepleegde feiten (de eerste afspraak was op 20 maart 2025) gestart met de traumabehandeling en de rechtbank beschouwt deze kosten dan ook als redelijk. Het materiële gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade oordeelt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank stelt, mede gelet op de uitvoerige onderbouwing, vast dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden. De hoogte van de schade wordt naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op 5.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
Het totaalbedrag van 5.191,07 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 februari 2025.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging. Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM- clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kinderrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat zij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 248, 250a en 252 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen drie werkdagen bij de Reclassering Nederland aan de [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat veroordeelde zich laat behandelen door de forensische poli van de GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij het ingaan van de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer in onderhavige zaak, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2011), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
4. dat veroordeelde zich niet bevindt binnen de grenzen van de driehoek Meppel, Beilen, en Hardenberg, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] , feit 1, 2 en 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.191,07 (zegge: zegge: vijfduizend honderdeenennegentig euro en zeven eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 191,07 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te openen rekening met een BEM- clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.F. Brouwer, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2025.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.