ECLI:NL:RBNNE:2025:3974

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
24/2925
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor antennemast in Ravenswoud

Deze uitspraak betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor een antennemast voor telecommunicatie aan de Compagnonsweg in Ravenswoud. Eisers, bewoners van Ravenswoud, zijn het niet eens met de vergunningverlening en hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 26 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf de omgevingsvergunning terecht heeft verleend. De rechtbank concludeert dat het college het antennebeleid juist heeft toegepast en dat de vergunning in stand kan blijven. De eisers hebben verschillende beroepsgronden aangevoerd, maar de rechtbank heeft deze niet gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de locatie van de antennemast als bosgebied kan worden aangemerkt en dat de noodzaak voor de plaatsing van de antennemast aanwezig is. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2925

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1],

[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4], allen uit Ravenswoud, eisers
(gemachtigde: mr. P.J.G.G. Sluyter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, hierna te noemen het college
(gemachtigden: mr. J.S. Klomp en M.P.A. Witteveen en R. Roemeling).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
KPN B.V.uit Den Haag (vergunninghouder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het verlenen van een omgevingsvergunning voor een antennemast voor telecommunicatie aan de Compagnonsweg in Ravenswoud. Eisers zijn het niet eens met de vergunningverlening. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de vergunningverlening.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college een juiste beslissing heeft genomen. De omgevingsvergunning kan in stand blijven. Eisers krijgen dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. KPN is sinds november 2020 op zoek naar een geschikte locatie voor een antennemast voor de omgeving van Ravenswoud. KPN heeft op 21 februari 2023 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor een antennemast van 39,9 meter hoog voor de locatie aan de Compagnonsweg in Ravenswoud op kadastraal perceel ‘Makkinga K373’. Voordat tot plaatsing kan worden overgegaan, dienen enkele bomen te worden gekapt.
2.1.
Eisers zijn allen woonachtig in Ravenswoud binnen een afstand van 229 tot 336 meter vanaf de locatie waar de aanvraag omgevingsvergunning op ziet. Nadat KPN tot indiening van de omgevingsvergunning is overgegaan, hebben zij een werkgroep gevormd.
2.2.
Het college heeft in het besluit van 14 november 2023 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening’. Het college heeft gemeend te kunnen afwijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college heeft gebruik gemaakt van artikel 4, onderdelen 3 en 5, van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor).
2.3.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 november 2023.
2.4.
In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en is het besluit van 14 november 2023 niet herroepen.
2.5.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. KPN heeft ook een reactie ingediend.
Op 15 augustus 2025 hebben eisers aanvullende stukken ingediend.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers (met uitzondering van [eiser 3]), hun gemachtigde, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van KPN.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. In het bestreden besluit heeft het college met toepassing van artikel 4, onderdeel 3, van bijlage II van het Bor ook een omgevingsvergunning verleend voor een hekwerk voor de activiteit ‘handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening’. Eisers hebben daar geen argumenten tegen aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat onderdeel van het bestreden besluit daarom niet.
Toetsingskader
4. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreden van de Omgevingswet, blijft de Wabo zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing. [1]
6. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [2]
Geschilpunten
7. Het is niet in geschil dat het college voor de bouw en het gebruik van de antennemast met gebruikmaking van artikel 4, onderdeel 5, van bijlage II van het Bor heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. In dit beroep ligt ter beoordeling voor of het college het ‘antennes en zendmastenbeleid gemeente Ooststellingwerf’ (hierna: beleid) juist heeft toegepast. [3] Niet in geschil is dat het bosgebied uit de locatiecriteria als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van het beleid ten grondslag ligt aan de vergunningverlening. Partijen verschillen van inzicht of het college de voorkeursvolgorde van de locatiecriteria juist heeft toegepast en daarmee ook of de juiste locatie uit de locatiecriteria is gebruikt.
Heeft het college het beleid juist toegepast?
8. Eisers betogen dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De antennemast is in strijd met het beleid verleend. Ten onrechte gaat het college uit van een bosgebied. Er is sprake van een open onbebouwd gebied. Die locatie staat onderaan in de voorkeursvolgorde van de locatiecriteria in artikel 3, negende lid, van het beleid. Uit paragraaf 3.3 van het beleid volgt verder dat het niet wenselijk is om een antennemast in het landelijk- of buitengebied te verlenen. In navolging daarvan bepaalt artikel 6 van het beleid dat masten in het open gebied niet zijn toegestaan, tenzij dat noodzakelijk is. Dekking voor het mobiele netwerk is in dit gebied echter niet noodzakelijk, omdat de noodzaak vanuit een licentieverplichting ontbreekt. Commerciële doeleinden maken de mast niet noodzakelijk. Daar komt volgens eisers bij dat binnen het zoekgebied alternatieve en hoger gerangschikte locaties, als bedoeld in de locatiecriteria in het beleid, beschikbaar zijn. Eisers doelen in dat licht op het sportterrein in het dorp Ravenswoud. Dat moet als sport- of recreatiegebied in de zin van het beleid worden gezien. Dat is in het bestreden besluit ten onrechte niet onderkend.
8.1.
Bij de beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank voorop dat het college dient te beslissen op basis van de aanvraag omgevingsvergunning zoals die is ingediend. [4] Niet in geschil is dat de aanvraag ziet op het perceel aan de Compagnonsweg in Ravenswoud. Gelet daarop, kon het college niet zomaar tot vergunningverlening voor een andere locatie overgaan. Dan had het college de omgevingsvergunning moeten weigeren.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college bij de vergunningverlening het beleid juist heeft toegepast. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de locatie waar de omgevingsvergunning voor is verleend terecht heeft aangemerkt als bosgebied in de zin van het beleid. De rechtbank legt dat hierna uit.
8.3.
De plek waar de omgevingsvergunning voor is verleend kan anders dan eisers betogen niet gezien worden als een open gebied in de zin van het beleid. Bekeken vanuit de richting van het dorp zijn diverse bossingels gelegen. Bekeken in richting van het dorp bevinden zich bovendien ook enkele woningen. De rechtbank volgt eisers daarom niet in hun stelling dat het buitengebied hier, in het bijzonder de plek waar de omgevingsvergunning voor is verleend, een open nagenoeg onbebouwd gebied is. Het betoog van eisers over het gebrek aan noodzaak, zoals bepaald in artikel 6 van het beleid, kan daarom ook niet tot het oordeel leiden dat het college in strijd met het beleid heeft gehandeld. Bovendien is ter zitting gebleken dat de noodzaak wel degelijk aanwezig is. Op zitting is besproken dat de dekking rondom Ravenswoud in kwalitatief opzicht niet voldoende is en dat de vraag en het gebruik in de toekomst zal stijgen. Dat er geen sprake is van een wettelijke licentieverplichting, zoals KPN ter zitting heeft toegelicht, neemt de noodzaak van de antennemast niet weg. Voor de rechtbank is het maatschappelijk belang en daarmee de noodzakelijkheid van de plaatsing van de antennemast gegeven.
8.4.
De rechtbank volgt het college ook in de stelling dat het sportterrein in Ravenswoud niet gezien kan worden als een sportcomplex als bedoeld in het beleid. Ter zitting is door het college toegelicht dat opgaande elementen als lichtmasten, scoreborden en bebouwing onderdeel uitmaken van een sportcomplex als bedoeld in het beleid. Dergelijke bebouwing is in lijn met een antennemast, omdat een antennemast ook een opgaand element is. Besproken is dat dit een antennemast op een dergelijke locatie ruimtelijk meer aanvaardbaar maakt. Vaststaat dat bij het sportterrein in Ravenswoud geen sprake is van opgaande elementen. Gelet daarop, kan de rechtbank het college volgen dat het sportterrein in Ravenswoud geen sportcomplex in de zin van het beleid is. Daar komt voor de rechtbank bij dat het sportterrein direct wordt omgeven door woningen van de dorpsbebouwing van Ravenswoud. Een woongebied valt onder het achtste lid als bedoeld in de locatiecriteria in het beleid en is daarin daarmee lager gerangschikt. De rechtbank kan ook hierom de motivering van het college volgen dat het sportterrein in Ravenswoud bekeken vanuit het beleid in het kader van de vergunningverlening niet geschikter is geacht dan de locatie in het bosgebied waar de omgevingsvergunning op ziet.
8.5.
Ter zitting en in beroep hebben eisers zich tevens op het standpunt gesteld dat het sportterrein in Ravenswoud gelet op de toegekende bestemming ‘Sport’ gezien kan worden als een recreatieveld als bedoeld in het beleid. De rechtbank volgt dat betoog niet. Het betoog van eiser richt zich op de bestemming ‘Sport’ als recreatie. Het beroep richt zich niet op een recreatiegebied. Daarom is er geen grond voor het oordeel dat dit sportterrein gezien moet worden als een recreatiegebied in de zin van het beleid en dat in het bestreden besluit ten onrechte het bosgebied als voorkeurscriteria is gehanteerd. Bovendien heeft de rechtbank zojuist overwogen dat de nabijheid van het sportterrein in Ravenswoud is omgeven door woningen van de dorpsbebouwing. Daarmee kan ook niet de conclusie worden getrokken dat het sportterrein gezien kan worden als recreatiegebied.
9. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de vrees van eisers dat de antennemast hun uitzicht zal verstoren en het karakter van hun omgeving zal veranderen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het college de locatie terecht als bosgebied heeft aangemerkt en dat het college het beleid juist heeft toegepast. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Beleidsregel: Antennes en zendmastenbeleid gemeente Ooststellingwerf
Artikel 3:
De volgende voorkeursvolgorde voor plaatsing van een mast, antennes, of camera’s e.d. wordt gehanteerd:
Op of aan bestaande masten, reclamemasten, hoogspanningsmasten, windmolens etc.
Op bedrijventerreinen.
In de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en bouwwerken zoals windmolens, lichtmasten of reclamemasten.
Langs infrastructuurlijnen (bestaande masten en infrastructurele bouwwerken, bijvoorbeeld matrixborden.
Bij of op sportcomplexen.
In recreatiegebieden.
In bosgebieden, die niet zijn aangewezen als natuurgebied.
In de directe nabijheid van woongebieden.
Masten zijn in beginsel niet toegestaan in open nagenoeg onbebouwd gebied, natuurgebied en de woongebieden. Alleen als lid 1 t/m 8 aantoonbaar niet haalbaar zijn is medewerking bespreekbaar.
Artikel 6
Buitengebied:
(…)
Masten zijn in open gebied in beginsel niet toegestaan, tenzij is aangetoond dat de plaatsing noodzakelijk is om witte vlekken in de dekking te voorkomen.
(…)

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1633.
3.Te raadplegen via overheid.nl.
4.ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:804, r.o. 6.1.