Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Bewezenverklaring
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden voor het medeplegen van handel in harddrugs. De zaak kwam ter terechtzitting op 18 september 2025, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. N.B. Swart, verscheen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, amfetamine, MDMA en 2CB in de periode van 1 mei 2022 tot en met 20 september 2022 in Groningen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder afgeluisterde telefoongesprekken, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig en concludeerde dat hij een actieve rol had in de drugshandel, waaronder het beheren van een dealtelefoon en het aansturen van anderen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verblijf in een opvang voor vluchtelingen, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, en besloot dat de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte konden worden teruggegeven.