ECLI:NL:RBNNE:2025:4045

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
18.135373.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting, diefstal en vernieling met bijzondere voorwaarden

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van brandstichting, diefstal van een fiets en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 456 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een verplichte klinische behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling is toegewezen, waarbij de gevangenisstraf is omgezet naar een taakstraf.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk brand stichten in een bedrijfsgebouw in Meppel op 2 mei 2025, en de diefstal van een fiets en vernieling van goederen van de Nederlandse Spoorwegen op 27 oktober 2024. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en ander bewijs. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van deskundigen en de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en opgelegde voorwaarden, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf voor de duur van 596 dagen, waarvan 500 dagen voorwaardelijk, afgewezen. In plaats daarvan is gekozen voor een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden ter ondersteuning van de verdachte in zijn rehabilitatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.135373.25
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.033314.25
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08.076289.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 3 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , verblijvende te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 september 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Parketnummer 18.135373.25:
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Meppel opzettelijk brand heeft gesticht, in een (bedrijfs)pand, gelegen op of aan de [adres] te Meppel, door
  • een hoeveelheid (motor)benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over de grond en/of keuken en/of in verschillende ruimtes en/of over de overloop en/of
  • vervolgens papier aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en in aanraking te brengen met de (motor)benzine en/of brandbare/brandversnellende stof(fen) althans open vuur in aanraking te brengen met de (motor)benzine en/of brandbare/brandversnellende stof(fen) terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het (bedrijfs)pand en/of naastgelegen (bedrijfs)panden, waaronder [bedrijf] , en/of de in dat (bedrijfs)pand en/of de naastgelegen (bedrijfs)panden aanwezige goederen/inboedel, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Meppel opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een (bedrijfs)pand aan de [adres] te Meppel en/of naastgelegen (bedrijfs)panden, waaronder [bedrijf] , dat geheel of ten
dele aan Gemeente Meppel en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Parketnummer 18.033314.25:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te Meppel, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te Lelystad, althans op het treintraject Hoofddorp-Lelystad, opzettelijk en wederrechtelijk (een bank, stoel, raam en/of wand van) een treincoupe, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.135373.25 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.033314.25 onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder parketnummers 18.135373.25 en 18.033314.25 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.135373.25 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.033314.25 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van parketnummer 18.135373.25:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 mei 2025, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 9 mei 2025, inhoudend de verklaring van [naam 1] (namens de Gemeente Meppel);
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2025, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Ten aanzien van parketnummer 18.033314.25:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 november 2025, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 31 januari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2024, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] (namens Nederlandse Spoorwegen).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.135373.25 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.033314.25 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18.135373.25:
hij op 2 mei 2025 te Meppel opzettelijk brand heeft gesticht, in een (bedrijfs)pand, gelegen aan de [adres] te Meppel, door
  • een hoeveelheid (motor)benzine te gieten over de grond in verschillende ruimtes en
  • vervolgens papier aan te steken en in aanraking te brengen met de (motor)benzine
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het (bedrijfs)pand en de in dat (bedrijfs)pand aanwezige goederen/inboedel, te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 18.033314.25:
1.
hij op 27 oktober 2024 te Meppel, een fiets, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 27 oktober 2024 op het treintraject Hoofddorp-Lelystad, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel, raam en wand van een treincoupe, die aan de Nederlandse Spoorwegen toebehoorden heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18.135373.25:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van parketnummer 18.033314.25:
diefstal;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van parketnummer 18.135373.25 primair en parketnummer 18.033314.25 feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 596 dagen, waarvan 500 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gepleit voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte (zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de rapportages van de Reclassering Nederland d.d. 5 en 15 mei, 1 augustus en 12 september 2025 en de toelichting hierop namens de Reclassering ter zitting, en het rapport van de psycholoog d.d. 10 juli 2025), en de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 27 oktober 2024 twee feiten gepleegd waaruit blijkt dat hij weinig respect had voor andermans eigendommen. Met de diefstal van de vouwfiets heeft hij de echtgenote van aangever [slachtoffer] gedupeerd, die geen passende fiets meer had. En met de beschadiging van het interieur van de treincoupé heeft hij veel overlast veroorzaakt voor de NS.
Beide feiten hebben ergernis opgeleverd, en tijd en inspanningen van de slachtoffers gevergd, voor het doen van aangifte en het herstellen van de schade en de gevolgen van de diefstal. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Met de brandstichting op 2 mei 2025 in de ruimte die hij had gekraakt, heeft verdachte veel schade aan het pand veroorzaakt, en schade en gevaar doen ontstaan voor de [bedrijf] die in hetzelfde gebouw was gevestigd. De gemeente Meppel en de [bedrijf] hebben er kostbare schade door geleden. Brandstichting veroorzaakt in het algemeen ook angst in de samenleving. Daarom heeft de wetgever een relatief hoge gevangenisstraf op dit soort feiten gesteld. Met deze factoren houdt de rechtbank rekening bij de bepaling van de op te leggen straf.
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte is recentelijk meermaals onherroepelijk veroordeeld voor onder meer vermogensfeiten. Hem zijn daarbij ook voorwaarden opgelegd, om herhaling van nieuwe strafbare feiten te voorkomen. Ondanks die voorwaarden en de bijbehorende straffen heeft verdachte nieuwe strafbare feiten gepleegd. Daar houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de psycholoog heeft geadviseerd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Dat geldt specifiek voor de brandstichting, dat het zwaarste verwijt is dat hem wordt gemaakt. De rechtbank neemt dit advies over. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is op jonge leeftijd uit huis gegaan en heeft geprobeerd op eigen benen te gaan staan. Hij heeft daarbij weinig steun ervaren uit zijn sociale omgeving. Er is sprake van psychiatrische problematiek in de vorm van ASS, ADHD, verslaving en antisociale persoonlijkheidstrekken die in de toekomst tot een ernstige stoornis kunnen uitgroeien. Daarnaast kampte verdachte met kortdurende psychotische episodes, in reactie op gecombineerde omstandigheden, te weten persoonlijkheidsproblematiek, middelengebruik, slapeloosheid, chaos en langdurige spanning door dakloosheid en geldgebrek. Dit speelde met name ten tijde van de brandstichting. Verdachte raakte in paniek doordat er naar zijn idee veel ongedierte in zijn nieuwe woning was. Hij dacht dat met brand te kunnen verdrijven. De persoonlijkheidsproblemen tezamen hebben zijn wilsvrijheid in hoge mate beperkt.
Het risico op nieuwe delicten wordt door de deskundige ingeschat als hoog. Er zijn weinig beschermende factoren, die het gevaar voor herhaling verkleinen.
Verdachte is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis sinds begin augustus 2025 opgenomen in een kliniek. Ter terechtzitting is gebleken dat de diagnostiek bijna is afgerond en de behandeling binnenkort zal starten. Verdachte heeft verklaard daar gemotiveerd voor te zijn, maar ook graag zo snel mogelijk zelfstandig verder te gaan met zijn leven.
Om het herhalingsgevaar te verkleinen, adviseren zowel de psycholoog als de reclassering die klinische behandeling voort te zetten, gevolgd door ambulante behandeling en begeleiding bij wonen en werk. De hierbij behorende voorwaarden zal de rechtbank aan verdachte opleggen, ook omdat alleen ambulante behandeling in het verleden niet voldoende heeft geholpen en recidive niet heeft voorkomen. Hoewel de verwachting is dat de behandeling veel tijd in beslag zal nemen, zal de rechtbank gelet op de jonge leeftijd van verdachte de duur van de klinische behandeling op maximaal twaalf maanden stellen. Mocht een langere behandeling nodig blijken te zijn, dan zal dit te zijner tijd aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd.
De psycholoog en de reclassering hebben verder geadviseerd ondanks de jonge leeftijd van verdachte het reguliere strafrecht toe te passen. Reden daarvoor is dat er op zijn leefgebieden weinig aanknopingspunten zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en een pedagogische benadering. De rechtbank volgt deze adviezen en zal het reguliere strafrecht toepassen.
De rechtbank merkt tot slot op dat verdachte zich gedurende de proeftijd enerzijds goed voor behandeling en hulpverlening zal moeten inspannen, en anderzijds geduld zal moeten hebben met (hulp bij) zijn ontwikkeling. De verbetering van zijn geestelijke welzijn en persoonlijke situatie kan slechts stapsgewijs
worden bereikt. Belangrijk daarbij is dat verdachte zijn middelengebruik tot een veilig niveau zal verlagen.
Dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en er spijt voor heeft betuigd, weegt de rechtbank ook mee, bij de bepaling van de straf.
Straf
Al het voorgaande afwegende vindt de rechtbank een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk en passend. Het onvoorwaardelijke deel daarvan heeft verdachte in de vorm van voorlopige hechtenis al ondergaan. Met het voorwaardelijke deel en de daarbij te bepalen voorwaarden, waaronder de klinische behandeling, wil de rechtbank verdachte ondersteunen en motiveren om gedurende de proeftijd op positieve wijze te werken aan zijn toekomst en aan het voorkomen van nieuwe misdrijven en slachtoffers.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
(parketnummer 18.135373.25)Gemeente Meppel, tot een bedrag van 26.668,87 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
(parketnummer 18.033314.25, feit 1)[slachtoffer], tot een bedrag van 349,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
(parketnummer 18.033314.25, feit 2)NS Groep N.V., tot een bedrag van
691,19 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de Gemeente Meppel en de NS Groep N.V. voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn.
De vordering van [slachtoffer] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van 100,00, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de Gemeente Emmen niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat onvoldoende is gebleken dat [naam 1] gemachtigd is om namens de Gemeente Meppel een vordering in te dienen. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, nu slechts een raming van de kosten is overgelegd en niet kan worden vastgesteld welke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen zou zorgen voor een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat ook om die reden de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 100,00.
Met betrekking tot de vordering van de NS Groep N.V. heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Gemeente Meppel
De rechtbank constateert dat [naam 1] namens de gemeente Meppel een vordering benadeelde partij heeft ingediend. Als bijlage bij de vordering is een algemeen overzicht gevoegd van personen die bevoegd zijn om namens de gemeente Meppel te handelen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit overzicht en de overige stukken in het dossier onvoldoende dat [naam 1] formeel gemachtigd is om namens de gemeente Meppel een vordering in te dienen. Om die reden zal de rechtbank de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank overweegt daarbij dat indien zij tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering was gekomen, zij die niet-ontvankelijk had verklaard, nu deze gemotiveerd is weersproken en schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade nader te laten onderbouwen tot een onevenredige belasting van het strafgeding zou leiden.
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.033314.25 onder feit 1 bewezen verklaarde. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een bedrag van 349,00 voor de aanschaf van een nieuwe fiets heeft gevorderd, terwijl de waarde van de weggenomen fiets blijkens de goederenbijlage bij de aangifte wordt geschat op 100,00. De rechtbank zal gelet daarop de vordering tot een bedrag van 100,00 toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
NS Groep N.V.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.033314.25 onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank legt geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op, aangezien de schadevergoedingsmaatregel tot doel heeft natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van
schadevergoeding. Een rechtspersoon, zoals NS Groep N.V., mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 1 juli 2024 van de politierechter in de rechtbank Overijssel te Zwolle, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 juli 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 31 januari 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting heeft zij de vordering gehandhaafd en verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, en subsidiair verzocht om bij een (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat een gevangenisstraf het reeds ingezette behandeltraject ongewenst zou doorkruisen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om, conform het advies van de reclassering, in plaats daarvan een taakstraf te gelasten.
Bij het bepalen van de hoogte van de nog uit te voeren taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS). Volgens de oriëntatiepunten kan een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken worden omgezet in een taakstraf van 60 uren. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken en zal daarom de vordering toewijzen en gelasten dat verdachte in plaats van twee weken gevangenisstraf een taakstraf voor de duur van 60 uren moet uitvoeren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 157, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.135373.25 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.033314.25 onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 457 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd na uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden, voor zover niet opgenomen in bijzondere voorwaarden. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor de veroordeelde zich in zal zetten deze te behalen;
zich laat behandelen in [instelling] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal twaalf maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
zich gedurende de proeftijd na de klinische opname laat behandelen door een daartoe geschikte zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
indien geïndiceerd, gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk, met een vaste structuur;
gedurende de proeftijd meewerkt aan bewindvoering en het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
gedurende de proeftijd meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vorderingen benadeelde partij
Ten aanzien van 18.135373.25 primair:
Verklaart de vordering van de
gemeente Meppelniet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van 18.033314.25 feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 100,00 (zegge: honderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 100,00 (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18.033314.25 feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
NS Groep N.V.te betalen:
  • het bedrag van 691,19 (zegge: zeshonderdeenennegentig euro en negentien cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.076289.24:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 1 juli 2024, te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 60 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van twee weken zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van den Oever, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
Mrs. M.B.W. Venema en A.S. Venema-Dietvorst zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.