ECLI:NL:RBNNE:2025:4060

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11380423 BU VERZ 24-2564
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete voor stilstaan op trottoir

In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het stilstaan op een trottoir. De overtreding vond plaats op 12 februari 2024 in Hoogezand. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 29 augustus 2025 heeft behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, F.R. Eggink, voerde aan dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden en dat de beslissing op het bezwaar niet voldoende gemotiveerd was. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene te laat de zekerheid had betaald, maar dat dit geen juridische gevolgen had. De kantonrechter constateerde dat de gedraging niet op de juiste locatie was vermeld, maar dat de betrokkene wist waar de overtreding had plaatsgevonden. De kantonrechter wijzigde de beschikking in die zin dat de pleeglocatie werd aangepast. De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen of te vernietigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de proceskosten kwamen niet voor vergoeding in aanmerking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 264148045
zaaknummer: 11380423 BU VERZ 24-2564
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 29 augustus 2025
in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

woont in [woonplaats] ,
(gemachtigde: F.R. Eggink, Verbo Juridisch Advies).

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)’, verricht op 12 februari 2024, om 09:34 uur, op de Van Noortstraat in Hoogezand, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 29 augustus 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was aanwezig: als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. E. Berkeljon.
1.3.
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Standpunten

2. Gemachtigde voert aan dat hij bij de eerste hoorzitting heeft aangegeven dat hij beschikbaar was voor alle hoorzittingen die middag en dat alles achter elkaar afgehandeld kon worden. Dit kon niet volgens het OM. Iedere keer moest apart gebeld worden. Hierdoor is gemachtigde de hele middag bezet en kan hij geen andere werkzaamheden uitvoeren. Hierdoor zien rechtsbijstandverleners zoals gemachtigde af van de hoorzitting. Gemachtigde is aanwezig, maar de officier vertikt het om hem te horen. Daarom schendt officier van justitie de hoorplicht. Bij fysieke hoorzittingen gaat ook alles achter elkaar door. Gemachtigde verzoekt om de proceskosten op voorhand toe te kennen, omdat sprake is van misbruik van het recht door keer op keer niet te voldoen aan mails en telefoontjes met betrekking tot het verzetten van de hoorzittingen, dan wel het traineren van gemachtigde. Dit is te zien tijdens de hoorzittingen door iedere keer opnieuw te bellen iedere tien minuten. Gemachtigde wil dat dit gedrag eens wordt afgestraft, zodat de officier leert hoe zij met Mulderzaken en hoorzittingen om moet gaan.
3. Verder voert gemachtigde aan dat betrokkene inderdaad half op het trottoir staat, maar iedereen doet dit altijd om de doorstroming van het verkeer te verbeteren. Als betrokkene haar auto aan de stoep had gezet zou het lastiger zijn voor grotere voertuigen om te passeren. Daarnaast is het motiveringsbeginsel geschonden, omdat de beslissing op het bezwaar niet ingaat op de gronden. Als iets al jaren gebeurd is sprake van een bestuurlijke bestendige praktijk en kan er niet zomaar bekeurd worden, zonder dit aan te kondigen en een waarschuwingstermijn te geven. Vervolgens heeft betrokkene niet op het trottoir geparkeerd in de Van Noortstraat in Hoogezand. Ook moet de verbalisant aangeven of het om een trottoir of een voetpad gaat. Gemachtigde verzoekt om vergoeding van de proceskosten.
4. De vertegenwoordigster is van mening dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Overwegingen
5. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene te laat de zekerheid heeft betaald. Betrokkene heeft op 25 september 2024 een bedrag van € 119,00 betaald. De laatste dag om te betalen was 3 september 2024. Deze termijnoverschrijding levert geen problemen op en leidt niet tot juridische gevolgen. [1]
6. De stelling van de gemachtigde, die niet nader is onderbouwd, dat de officier van justitie niet inhoudelijk is ingegaan op de aangevoerde gronden, faalt. Dat de officier niet op ieder afzonderlijk argument expliciet en uitvoerig is ingegaan, brengt niet mee dat sprake is van een schending van het motiveringsbeginsel.
7. De kantonrechter constateert dat in het zaakoverzicht staat dat de gedraging is verricht op de Van Noortstraat . Gemachtigde heeft aannemelijk gemaakt dat dit niet de juiste straat is. De gedraging is verricht op De Houtmanstraat . Niet elke onjuiste vermelding in een sanctiebeslissing betekent echter dat de sanctiebeslissing vernietigd moet worden. Als er bij de betrokkene redelijkerwijs geen misverstand kan zijn ontstaan over de vraag om welke gedraging het gaat en waartegen zij zich moet verdedigen, kan de sanctiebeslissing worden gewijzigd. [2]
7.1.
Uit het verweer van gemachtigde maakt de kantonrechter op dat betrokkene wist waar de verweten gedraging is verricht en waartegen zij zich moest verdedigen. De kantonrechter wijzigt de inleidende beschikking daarom in die zin dat de pleeglocatie komt te luiden: " De Houtmanstraat ".
8. Dat de verbalisant niet heeft gespecificeerd of het een voetpad dan wel een trottoir betreft, geeft geen aanleiding tot twijfel. Voor de vaststelling van de feitcode maakt dit onderscheid geen verschil. Bovendien is op de foto in het dossier duidelijk te zien dat het om een trottoir gaat. Verder ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant of de gegevens in het zaakoverzicht. De gedraging kan daarom worden vastgesteld.
9. Vervolgens is de vraag of er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een wijziging van de boete.
10. De hoorplicht is niet geschonden. Gemachtigde heeft er zelf voor gekozen niet aanwezig te zijn op de vastgestelde tijd van de hoorzitting. De manier waarop de CVOM de hoorzittingen uitvoert, kan slechts beperkt door de rechter worden getoetst. De gevolgde werkwijze doorstaat die toets.
11. Verder ziet de kantonrechter geen aanleiding om de boete te matigen of te vernietigen. Gemachtigde heeft niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene niet anders heeft kunnen handelen. Bijvoorbeeld door de auto op de weg te zetten of in een van de parkeerinhammen, die te zien zijn op de foto in het dossier. Daarnaast heeft gemachtigde ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake zou zijn van gedoogbeleid. De kantonrechter zal het beroep daarom ongegrond verklaren. De proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt die beschikking in die zin dat de pleeglocatie komt te luiden: " De Houtmanstraat ";
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, kantonrechter, in aanwezigheid van mr. W.B. Jongsma, griffier.
griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1294.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 14 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6993.