ECLI:NL:RBNNE:2025:4178

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
24/1024
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Knuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Verklaring omtrent gedrag (Vog) voor onderwijsassistent met veroordeling voor zedenmisdrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2025, wordt het beroep van eiser, een onderwijsassistent, tegen de afwijzing van zijn verzoek om een Verklaring omtrent gedrag (Vog) behandeld. Eiser had een Vog aangevraagd, maar deze werd afgewezen omdat er in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) een veroordeling voor een zedenmisdrijf met een minderjarige was geregistreerd. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek op juiste gronden is gebeurd, waarbij zowel het objectieve als het subjectieve criterium zijn beoordeeld. Eiser voerde aan dat de veroordeling niet relevant was omdat het slachtoffer bijna 16 jaar oud was en dat de omstandigheden van het misdrijf niet in aanmerking waren genomen. De rechtbank stelt echter vast dat de registratie in het JDS een belemmering vormt voor de uitoefening van zijn functie en dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan de belangen van eiser. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit de toets kan doorstaan en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.E. Wielenga),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om een Verklaring omtrent gedrag (Vog) af te geven. Eiser is het daar niet mee eens en voert een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het verzoek.
1.1.
In deze uitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. In de bijlage staan wetsartikelen die van belang zijn.

Procesverloop

2. Eiser is onderwijs assistent. In dat kader wordt van hem een Vog verlangd. Met het besluit van 27 september 2023 heeft verweerder het verzoek van eiser om een Vog af te geven afgewezen, omdat bij eiser in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) een veroordeling voor een zedenmisdrijf staat geregistreerd. Met het bestreden besluit van
29 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
Partijen hebben de rechtbank laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het beroep op de zitting van 27 augustus 2025. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft verweerder het verzoek om afgifte van de Vog op juiste gronden afgewezen?
3. Eiser vindt het niet terecht dat zijn Vog-aanvraag is afgewezen. Hij voert aan dat het geregistreerde zedenmisdrijf alleen maar strafbaar is, vanwege de 15-jarige leeftijd van het slachtoffer. Was zij op dat moment 16 jaar geweest, dan was eiser niet veroordeeld en had hij wel een Vog gekregen. Het slachtoffer was ten tijde van het misdrijf, op vier maanden na, 16 jaar oud. Volgens eiser had verweerder dit moeten meewegen in het besluit. Dat geldt ook voor het feit dat hij in zijn functie werkt met minderjarigen die ouder zijn dan 16 jaren. Verder voert eiser aan dat ook de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd meegewogen hadden moeten worden. Hij was toen namelijk niet op de hoogte van de minderjarige leeftijd van het slachtoffer. Ook heeft het slachtoffer er zelf een actieve rol in gehad, zo stelt hij. Er was geen sprake van dwang of een afhankelijkheidsrelatie. Tot slot voert eiser aan dat de risico-inschatting van de reclassering niet juist is, omdat deze voornamelijk is gebaseerd op het feit dat hij een ontkennende verdachte was.
4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Zij overweegt als volgt.
4.1.
Bij beoordeling van deze Vog-aanvraag worden de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2023 (de Beleidsregels). Als de aanvrager voorkomt in het JDS, wordt volgens de Beleidsregels de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief criterium [1] en een subjectief criterium [2] . De beroepsgronden van eiser zien op beide criteria.
Het objectieve criterium
4.2.
Het objectieve criterium gaat over de beoordeling of de registratie in het JDS die is aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormt voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de Vog is aangevraagd.
4.3.
Bij eiser is in het JDS een veroordeling geregistreerd voor een zedenmisdrijf met een minderjarige. In zijn functie als onderwijs assistent geeft eiser met name les aan (kwetsbare minderjarigen en) jongvolwassenen. In het misdrijf is, indien herhaald, een risico aanwezig voor de samenleving en de aangetroffen registratie vormt een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat deze gegevens in het JDS, in de weg staan aan het doel waarvoor de Vog is aangevraagd. Voor de volledigheid voegt de rechtbank nog toe dat uit vaste rechtspraak [3] volgt dat de omstandigheden waaronder het strafbare feit zou zijn begaan, niet relevant zijn voor de beoordeling of aan het objectieve criterium is voldaan en dat deze beoordeling los staat van de persoon van eiser.
Het subjectieve criterium
4.4.
Het subjectieve criterium betreft de beoordeling of het belang dat eiser heeft bij het verstrekken van de Vog zo zwaar weegt, dat de Vog moet worden verleend ondanks de risico's voor de samenleving.
4.5.
Uit de Beleidsregels volgt een verscherpt toetsingskader [4] in het geval van een zedenmisdrijf. Er bestaat dan slechts zeer beperkte ruimte om alsnog over te gaan tot de afgifte van een Vog, als het gaat om een functie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie, of aanwezigheid van kwetsbare personen, en er een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie.
4.6.
De rechtbank heeft gelet op bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [5] en op rechtspraak van de Afdeling [6] . Zij ziet geen aanleiding om te oordelen dat verweerder van het verscherpte toetsingskader had moeten afwijken. Tegenover eisers individuele belang van het mogen uitoefenen van zijn functie, staat het zwaarwegende algemene belang van het beschermen van de samenleving. Deze constatering kan volgens de rechtbank niet tot het oordeel leiden dat verweerder alsnog een Vog had moeten afgeven. Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat eiser op grond van de Beleidsregels niet voorgoed is uitgesloten voor een dergelijke functie. Ook kan eiser zich laten omscholen, gezien zijn jonge leeftijd. Tot slot merkt de rechtbank op dat uit de stukken blijkt dat eiser de opleiding voor onderwijs assistent heeft afgerond, ná zijn veroordeling voor een zedenmisdrijf. Dit terwijl hij had kunnen weten dat aan hem voor zo’n functie mogelijk geen Vog zou worden afgegeven.
5. Dit alles leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit de toets kan doorstaan van zowel het objectieve criterium als het subjectieve criterium. Verweerder heeft het verzoek van eiser om afgifte van de Vog dus op juiste gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Het besluit om eiser geen Vog af te geven, blijft daarmee in stand. Hij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Er bestaat ook geen aanleiding voor het vergoeden van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
(…)
2 De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Beleidsregels VOG-NP-RP 2023
Paragraaf 3.1.3. Het objectieve criterium;
en,
Paragraaf 3.1.4. Het subjectieve criterium.

Voetnoten

1.Deze staan in paragraaf 3.1.3. van de Beleidsregels.
2.Deze staan in paragraaf 3.1.4. van de Beleidsregels.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) met vindplaats ECLI:NL:RVS:2013:2463.
4.Raadpleeg hiervoor de Beleidsregels, paragraaf 3.1.4.2 Subjectief criterium – ‘misdrijven tegen de zeden in combinatie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of specifieke locatie’.
5.Zie de artikelen 3:4, tweede lid, en artikel 4:84, van de Awb.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling met vindplaats ECLI:NL:RVS: 2023:1249.