ECLI:NL:RBNNE:2025:4231

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
18/108724-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met minderjarige kleindochter en vrijspraak voor ontucht met andere kleindochter

Op 17 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 81-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn kleindochters. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor ontucht met zijn kleindochter [slachtoffer 1], die ten tijde van de feiten minderjarig was. De feiten vonden plaats tussen 2005 en 2011 in Hoogezand. De rechtbank achtte de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en voldoende onderbouwd door steunbewijs, waaronder getuigenverklaringen van familieleden. De verdachte werd vrijgesproken van de ontucht met zijn andere kleindochter [slachtoffer 2] wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 1] voor immateriële en materiële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/108724-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1944 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 25 mei 2011 te Hoogezand, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en die een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het meermaals althans eenmaal
met de hand/vinger(s) onder de kleding van die [slachtoffer 1] gaan, en/of (vervolgens)
met de hand/vinger(s) betasten en/of wrijven over de vagina en/of clitoris van die
[slachtoffer 1] , en/of (vervolgens)
  • met de vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen gaan van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) in en uit de vagina bewegen met de vinger(s), en/of
  • gehurkt voor die [slachtoffer 1] zitten en haar (vervolgens) haar benen laten openen en (vervolgens) toekijken terwijl die [slachtoffer 1] plast, en/of
  • met de mond/lippen op de mond/lippen van die [slachtoffer 1] gaan en in haar mond blazen en/of op de mond/lippen van die [slachtoffer 1] zoenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2011 te Hoogezand,
althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en die een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals althans eenmaal
  • met de hand/vinger(s) onder de kleding van die [slachtoffer 1] gaan, en/of (vervolgens)
  • met de hand/vinger(s) betasten en/of wrijven over de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer 1] , en/of (vervolgens)
  • gehurkt voor die [slachtoffer 1] zitten en haar (vervolgens) haar benen laten openen en (vervolgens) toekijken terwijl die [slachtoffer 1] plast, en/of
  • met de mond/lippen op de mond/lippen van die [slachtoffer 1] gaan en in haar mond blazen en/of op de mond/lippen van die [slachtoffer 1] zoenen;
2. Hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 10 oktober 2011 te Hoogezand, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en die een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals althans eenmaal
3. aanraken/betasten van de (binnenzijde van de) (boven)benen van [slachtoffer 2] , en/of (vervolgens)
4. met de hand/vinger(s) onder de rok van [slachtoffer 2] gaan, en/of (vervolgens)
5. met de hand/vinger(s) (over de maillot) betasten van de vagina en/of schaamlippen van [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd de verklaring van aangeefster betrouwbaar te vinden, maar dat er onvoldoende
ondersteunend bewijs is voor de aangifte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig bewijs. Zij heeft aangevoerd dat geen van de verklaringen in het dossier als steunbewijs kunnen dienen en dat de bewijsmiddelen in het dossier een weergave bevatten van wat aangeefsters aan de getuigen hebben verteld en dus niet als steunbewijs kunnen worden aangemerkt.
Oordeel van de rechtbankTen aanzien van feit 1, primairBewijsmiddelen
De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 oktober 2022, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier met nummer [nummer] van 15 april 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
De tweede situatie was op de bank, ook in hun huis. Ik weet dat hij met zijn hand in mijn broek zat. Hij was aan het.. ja.. aan het.. friemelen. Op de bank zat hij in mijn vagina. De derde situatie was ik op de computer aan het spelen. Hij zat met zijn hand in mijn kleding. Als ik verder wilde spelen moest ik mijn kleding of broek uit doen. Dat deed ik. Toen ging hij verder met friemelen daar beneden en ook er in.
V: Ik wil je nu een aantal vragen over de tweede situatie die je beschrijft. Kun je daar iets meer over vertellen?
A: Ik weet dat hij daar aan het friemelen was. Er waren ook in en uitgaande bewegingen. Ik lag achter hem. De vagina heeft twee delen. De clitoris. Daar was hij over aan het bewegen.
V: Je verteld dat hij naar binnen gaat?
A: Ja ik weet niet of hij afwisselde. Erover en erin. Met zijn vinger. V: Hoe oud was jij toen?
A: Bij die situatie denk ik aan juf [naam] en dat was groep 7. Ik was toen 11 denk ik. V: We gaan naar de derde gebeurtenis. Hoe oud was jij toen?
A: Voor mijn gevoel was ik daar de jongste.. V: Wat deed hij met zijn hand in jou kleding?
A: Ik weet nog dat hij begon met zijn hand en over mijn clitoris aan het wrijven was. Op den duur ging hij naar binnen met zijn vinger. Op den duur moest ik mijn kleding uitdoen anders mocht ik niet verder spelen. Toen ging hij verder met zijn vinger in en uit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Het heeft zich afgespeeld tussen groep 4 en groep 7. Dit heeft [slachtoffer 1] onthouden omdat ze de gebeurtenissen koppelde aan de meester en juf die zij op dat moment had. De gebeurtenissen hebben dus plaatsgevonden tussen 2005 en 2011.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2023, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
[getuige] stuurde aan mij de volgende mail: twee uitspraken van [verdachte] blijven terugkomen in mijn hoofd. Tijdens de confrontatie heeft hij gezegd: "er is wel wat gebeurd". Op een later moment heeft hij gezegd: "misschien niet goed, maar het gebeurde".
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bewijsoverwegingen
Aan verdachte zijn zedendelicten ten laste gelegd. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het bewijs voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Het is dan ook vaak het woord van de één tegen het woord van de ander. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat vooral de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend door de rechter kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Om in zedenzaken toch tot een bewezenverklaring te kunnen komen, kan een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met een betrouwbare verklaring ertoe leiden dat voldaan is aan het bewijsminimum. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet “op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Betrouwbaarheid [slachtoffer 1]
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande eerst beoordelen of zij de verklaringen van [slachtoffer 1] , kleindochter van verdachte, betrouwbaar acht.
[slachtoffer 1] heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Zij herinnert zich specifieke details en zij heeft helder verklaard over welke situatie waar heeft plaatsgevonden en wat er toen is gebeurd. Zij heeft onder meer verklaard dat verdachte meerdere keren bij haar vagina heeft gefriemeld en daarbij ook met zijn vinger heen en weer en erin en eruit ging. Ook blijkt uit haar verklaring dat ze zich schuldig voelde vanwege de lichamelijke sensaties die ze daarbij had, ondanks dat ze niet goed wist wat dat was, vanwege haar jonge leeftijd. Deze oprechte beschrijving van ingewikkelde gevoelens over het misbruik draagt eveneens bij aan de authenticiteit van haar verklaring.
Gelet op de consistentie van de verklaring van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan acht de rechtbank de verklaring betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaring dan ook als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Steunbewijs
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Een aantal familieleden heeft, nadat zij van [slachtoffer 1] hoorden over het misbruik, verdachte geconfronteerd. Een tante van [slachtoffer 1] ( [getuige] ) heeft na de confrontatie in een mailbericht aan de politie melding gedaan van enkele uitspraken die verdachte heeft gedaan tijdens deze
confrontatie. Uit deze uitspraken volgt dat verdachte heeft toegegeven dat er wel wat is gebeurd, dat het misschien niet goed is, maar dat het wel gebeurde.
Pleegperiode
Voor wat betreft de periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden sluit de rechtbank aan bij hetgeen door [slachtoffer 1] is verklaard. [slachtoffer 1] kon niet steeds de exacte data en tijdstippen aangeven, maar zij heeft de periodes wel goed kunnen onthouden doordat ze de gebeurtenissen kon koppelen aan de leerkrachten die zij toen had, waaruit volgt dat het misbruik zich heeft afgespeeld tussen 2005 (groep 4) en 2011 (groep 7).
Ten aanzien van feit 2
Hoewel de rechtbank de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] betrouwbaar acht, omdat zij consistent en duidelijk heeft verklaard, stelt de rechtbank vast dat de door aangeefster naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende steun vinden in andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen, zodat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 25 mei 2011 te Hoogezand, althans in Nederland, met [slachtoffer 1]
,geboren op [geboorteplaats] 1999, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en die een aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het meermaals
  • met de hand/vingers onder de kleding van die [slachtoffer 1] gaan, en vervolgens
  • met de hand/vingers betasten en wrijven over de vagina en clitoris van die [slachtoffer 1] , en vervolgens
  • met de vingers in de vagina en tussen de schaamlippen gaan van die [slachtoffer 1] en vervolgens in en uit de vagina bewegen met de vingers.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vanwege de bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn toen minderjarige kleindochter [slachtoffer 1] . Hierbij was ook sprake van het seksueel binnendringen van haar lichaam. Dit gebeurde bij verdachte bij opa en oma thuis, een plek waar aangeefster zich veilig en geborgen had moeten voelen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele lust. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op aangeefsters lichamelijke integriteit en ook haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling verstoord. Hij heeft daarbij het vertrouwen dat een kleinkind bij een opa moet kunnen hebben op grove wijze beschaamd. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Ter terechtzitting heeft aangeefster op treffende wijze verwoord welke impact het misbruik op haar leven en binnen de familie heeft gehad en nog steeds heeft.
De ernst van het misbruik rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
Verdachte is een 81-jarige man die niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft gezien en gelezen dat de gebeurtenissen ook grote gevolgen voor verdachte hebben gehad. Sinds het misbruik aan het licht is gekomen, is het contact tussen de familie en verdachte grotendeels verbroken en is verdachte gescheiden. Daarbij komt dat het lang heeft geduurd voordat deze zaak op zitting behandeld kon worden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Op 23 maart 2023 heeft verdachte een uitnodiging ontvangen om als verdachte verhoord te worden. Vanaf dit moment was verdachte bekend met de verdenking. Dit vonnis wordt uitgesproken op 17 oktober 2025. Dat betekent dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met ruim zes maanden. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen.
Ter terechtzitting constateerde de rechtbank dat verdachte het mentaal en fysiek zwaar had. Verdachte leek moeite te hebben het verloop van de zitting te volgen en leek bij vlagen de gestelde vragen niet geheel te begrijpen. Uiteindelijk heeft verdachte overtuigend kunnen aangeven het voorgehouden dossier te begrijpen, waarna hij heeft verklaard dat hij het verschrikkelijk zou vinden indien het ten laste gelegde daadwerkelijk zou hebben plaatsgevonden (naar eigen zeggen kan verdachte zich er niets van herinneren) en dat als het zo is gegaan zoals aangeefster heeft gezegd hij dan een straf verdient.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde een taakstraf voor de duur van 40 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Hoewel de rechtbank de eis van de officier van justitie in beginsel passend acht bij de ernst van het misbruik, komt de rechtbank tot een lagere straf dan is geëist, nu zij van oordeel is dat met deze straf, in dit geval en met name gelet op de leeftijd en de toestand waarin verdachte zich nu bevindt, op de juiste wijze recht wordt gedaan aan het bewezen verklaarde.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 59.405,12 ter zake van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 750,00 ter vergoeding van materiële schade en
1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan materiële schade kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten die zien op het verlies aan arbeidsvermogen, hiervoor wordt niet-ontvankelijkheid gevorderd nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade kan worden toegewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de gevorderde vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de raadsvrouw primair de vordering van zowel [slachtoffer 1] als van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt refereert zij zich voor het door [slachtoffer 1] gevorderde materiële bedrag die zien op de kosten voor het opvragen van medische informatie en de kosten van het eigen risico aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake van het gevorderde bedrag aan geleden studievertraging, het collegegeld en het verlies aan arbeidsvermogen moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Het causale verband tussen de gedragingen van verdachte en de geleden schade kan onvoldoende worden vastgesteld. Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de raadsvrouw om het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële kosten die zien op het opvragen van medische informatie en die van het eigen risico heeft gedragen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en deze komen de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Studievertraging en collegegeld
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor studievertraging en voor het collegegeld dient het causale verband tussen de gedragingen van verdachte en de studievertraging en het collegegeld door de benadeelde partij te worden gesteld en bewezen. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing stukken in het geding gebracht. Hoewel de benadeelde partij hierbij heeft gewezen op de verklaring van een studieadviseur en daarbij op de behaalde studieresultaten en de oorzaken die buiten haar invloedssfeer zouden liggen, staat onvoldoende vast dat de studievertraging in overwegende mate het gevolg is van het bewezen verklaarde. Studievertraging kan ook veel andere oorzaken hebben, waaronder persoonlijke keuzes of andere studie relaterende factoren die niet zonder meer aan verdachte zijn toe te rekenen.
Verder kan niet worden gesproken van een zodanige studievertraging dat die als een ernstig gevolg van de gebeurtenissen kan worden aangemerkt. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank dat onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband en of de geleden studievertraging en de kosten van het collegegeld het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezenverklaarde. De vordering zal ter zake van dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verlies aan arbeidsvermogen
Voor wat betreft de kosten van het verlies aan arbeidsvermogen, is de rechtbank van oordeel dat niet eenvoudig is vast te stellen in welke mate sprake is geweest van een causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade. De beoordeling van deze vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij zal daarom ook voor dit deel van de vordering niet- ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is voldaan. Door de gedragingen van verdachte is de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij geschonden. De rechtbank zal gebruik maken van de schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 BW. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van 7.500,00 vaststellen.
Totale schade
De rechtbank wijst een bedrag van 555,12 aan materiële schade toe en een bedrag van 7.500,00 aan immateriële schade toe.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Zij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 8.055,12 (zegge: achtduizendvijfenvijftig euro en twaalf eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 mei 2011 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 8.055,12 (zegge: achtduizendvijfenvijftig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2011 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 555,12 aan materiële schade en 7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2
Verklaart
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. Krijger, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. J.H. Nieboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2025.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.