Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de medische gegevens waaruit blijkt dat het letsel van aangever aangeduid kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2, gelet op de aangifte namens de Politie Noord Nederland en de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 3 primair, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] .
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, wegens het ontbreken van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het ontbreken van causaal verband tussen het ontstaan van het letsel en het handelen van verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 subsidiair bepleit, omdat er geen sprake kan zijn van een poging tot zware mishandeling als het letsel aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel zoals in dit geval.
De raadsman heeft bepleit dat feit 1 meer subsidiair bewezen kan worden aangezien er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 kan worden bewezen.
Feit 3
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 28 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: Drachten, binnen de gemeente Smallingerland.
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 28 juni 2025 om 01:20 uur en zaterdag 28 juni 2025 om 02:24 uur. Wij fietsten hem voorbij. Opeens zag ik dat hij achter ons aan kwam rennen.
Ik stond toen nog niet eens stil. Ik wilde omkijken. Ik had mijn voet nog niet eens aan de grond en ik voelde dat ik werd geslagen. Hij sloeg mij op mijn bek. Daarna ging het licht uit. Vervolgens werd ik wakker in de ambulance. Ik voelde dat mijn tanden los zaten. Ik voelde dat mijn tanden naar beneden stonden.
De tanden moesten nog wel teruggezet worden. Het tandvlees werd verdoofd en werden een voortand en een snijtand teruggeduwd.
Maandag moet ik weer naar de tandarts om te beoordelen of er een zenuwbehandeling nodig is. Ik moet sowieso heen omdat er een stukje van mijn voortand is afgebroken.
In het ziekenhuis ontdekten ze tevens dat ik een lichte hersenschudding heb opgelopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag vervolgens dat het om een bekende ging. Ik wist zeker dat het om een ene [verdachte] ging die aan [adres ] te [plaats] woonde. Vervolgens zag ik dat hij achter mijn maat aanrende. Ik zag vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg waardoor [slachtoffer 1] van zijn fiets viel. Ik zag dat [verdachte] vervolgens wegliep. Ik zag dat na het vallen van de fiets [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond lag en dat hij veel bloed in zijn gezicht had. Ook leek het alsof hij voortanden miste.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat iemand neer werd geslagen. Hij haalde uit met een zwaaiende beweging. Ik zag dat deze man gestrekt ging.
5. Een geneeskundige verklaring, d.d. 28 juni 2025 opgemaakt en ondertekend door [naam] , opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als geneeskundige verklaring van [naam] :
24-jarige jongen blanco VG komt wegens molest met val van fiets waarbij
Trauma capitis
Dentogeen letsel, mobiele gebitselementen 11 en 12 en laceratie tandvlees.
Daderschap/feitelijk handelen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die aangever [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan aangever op de grond is gevallen en zijn bewustzijn is verloren.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het door aangever opgelopen letsel aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: “ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden” alsmede “storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft”. Artikel 82 Sr strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven.
In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr. de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever het volgende letsel heeft opgelopen, te weten: een hersenschudding, een beschadigde tand en loszittende tanden. Uit de bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde stukken volgt dat aangever nog een wortelkanaalbehandeling moet ondergaan en dat hij nog aangewezen is op zacht voedsel.2 Gelet op de aard van het letsel, het noodzakelijke en medische ingrijpen en de vermoedelijke duur van het herstel dient het bij aangever geconstateerde letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd, is vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake is geweest van het zogenaamde volle opzet om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangever op de fiets zat en zijn benen nog niet aan de grond had toen hij door verdachte werd geslagen. Hierdoor was aangever kwetsbaarder om te vallen en was bovendien de kans om ongelukkig ten val te komen en daardoor zwaar letsel te bekomen groter dan bij een klap waarbij een slachtoffer met beide voeten op de grond staat. Daar komt bij dat verdachte het slachtoffer hard heeft geslagen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat aangever door de klap direct het bewustzijn is verloren. Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door de klap zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 28 juni 2025, inhoudend als verklaring van [aangever] :
Pleegdatum/tijd: Op zaterdag 28 juni 2025 om 01:30 uur.
Hij deed aangifte namens het slachtoffer Politie Nederland. Men bevond zich toen ter hoogte van [adres ] te Drachten. Op dat moment bevonden zich daar collega's met een opvallende dienstauto als ook collega's met een onopvallend dienstvoertuig. Toen men de verdachte [verdachte] aan wilde houden zag de verdachte op enig moment de kans om een aanloop te nemen en op de motorkap te springen van dit onopvallende voertuig voornoemd. Te zien was dat de motorkap van deze dienstauto beschadigd was. De schoenafdrukken waren zichtbaar op de motorkap en er was ook een deuk op de linkerzijde van de motorkap gezien vanaf de voorzijde van het voertuig. Aan de rechterzijde waren zichtbare krassen te zien. Het kan niet anders dan dat deze schade is veroorzaakt door verdachte die opzettelijk en zonder toestemming op de motorkap sprong. Daarvoor was namelijk vastgesteld door collega's dat de motorkap onbeschadigd was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 20 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Wij verbalisanten zagen dat verdachte op de motorkap van onze onopvallende auto sprong. Wij hoorden het blik van de auto kraken en deuken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde op de wijze zoals hierna volgt uit de bewezenverklaring.
Feit 3 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik op het Simmerdeis festival in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 30 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Plaats delict: Drachten, binnen de gemeente Smallingerland.
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 28 juni 2025 om 00:45 uur en zaterdag 28 juni 2025 om 01:15 uur.
Ik hoorde iemand schreeuwen en ineens kreeg ik een klap op mijn gezicht. Ik zag dat hij mij een klap gaf met zijn vuist. Hij gaf mij een (1) harde klap in mijn gezicht, daarna viel ik op de grond. Toen ik op de grond lag zag en merkte ik dat hij mij een aantal malen trapte. Door die klap en trappen voelde ik pijn en merkte ik dat ik bloed op mijn voorhoofd had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 102 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Hierop zag ik een jongen uit het niks op [slachtoffer 2] af sprinten en ik zag dat de jongen [slachtoffer 2] hard met zijn vuist op zijn voorhoofd sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] hierdoor gestrekt ging. Toen [slachtoffer 2] op de grond lag zag ik dat de jongen hem nog één of twee keer schopte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 105 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Hierop zag ik dat de jongen in de richting van [slachtoffer 2] sprintte en in de sprint [slachtoffer 2] met de vuist sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] hierdoor op de grond viel. Ik zag dat er ook meteen al allemaal bloed op het voorhoofd van [slachtoffer 2] zat. Ik zag vervolgens dat de jongen [slachtoffer 2] begon te trappen terwijl hij op de grond lag.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juni 2025, opgenomen op pagina 62 van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Ik ben samen met [verdachte] naar Simmerdeis in Drachten gegaan. Ik weet nog dat het vrij snel na zijn optreden was dat [verdachte] ruzie kreeg met een groep mannen. Daar werd over en weer geschreeuwd en ook wel geslagen.
Daderschap/feitelijk handelen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is die aangever in het gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan aangever op de grond is gevallen en die aangever meermalen tegen het lichaam heeft geschopt.
Primair
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of het hiervoor genoemde handelen van verdachte als een poging tot zware mishandeling, zoals primair ten laste is gelegd, kan worden gekwalificeerd. Daarvoor is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer 2] .
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de intentie en daarmee vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg in dit geval (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is aanwezig als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en hij die kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat de enkele vuistslag tegen het voorhoofd van een persoon die op de grond staat zonder meer een aanmerkelijke kans in het leven roept dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Ten aanzien van het trappen tegen aangever [slachtoffer 2] blijkt niet met welke kracht dit is gedaan en evenmin blijkt waar aangever op het lichaam is geraakt, zodat dit eveneens niet kan leiden tot het oordeel dat door dit handelen de aanmerkelijke kans is ontstaan dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
De rechtbank zal verdachte, wegens het ontbreken van opzet, dan ook vrijspreken van feit 3 primair.
Subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor genoemde handelen van verdachte, te weten het slaan en schoppen, wel voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 en feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 28 juni 2025 te Drachten, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en beschadigde tanden en loszittende tanden, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en zijn bewustzijn is verloren;
2
hij op 28 juni 2025 te Drachten, opzettelijk en wederrechtelijk een onopvallend dienstvoertuig van de politie, dat geheel aan Politie Nederland, toebehoorde heeft beschadigd;
3
hij op 28 juni 2025 te Drachten, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.