ECLI:NL:RBNNE:2025:4305

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
18.047289.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor openlijke geweldpleging en diefstal met geweld

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2009, werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van 16 dagen voorarrest. Daarnaast werd een taakstraf van 50 uren opgelegd. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 14 december 2024 in Emmen, waar de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft aangevallen en een Iphone 13 en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en de diefstal, ondanks dat hij in eerste instantie de intentie had om te helpen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere straffen. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten onder andere elektronische monitoring en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 1.338,20 euro toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.047289.25
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.378462.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.303386.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , huidig BRP-adres: [adres] ,
feitelijk verblijfsadres: [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage.
De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.047289.25 kort en zakelijk weergegeven ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair: hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
Feit 2:hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 13 met roze hoesje en/of een schoudertas en/of een zwarte muts, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan door en/of vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] .
Aan verdachte is onder parketnummer 18.378462.24 kort en zakelijk weergegeven ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, levensmiddelen die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van een diefstal met geweld, omdat de bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht was om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte bekent het medeplegen van de winkeldiefstal.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.047289.25 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder feit primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb aan zijn tas getrokken, maar daarna liet ik los. Ik heb aangever twee maal getrapt op zijn bovenlichaam. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft uiteindelijk de tas gepakt en meegenomen.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 14 december 2024, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
BVH-nummer 2024341073 (onderzoek Apollo) d.d. 27 april 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Ik zat op het station in Emmen op het bankje in het midden van het [adres] . Er kwam een groep Arabische mannen naar mij toe. Ik zag dat ze met 10 a 12 personen waren. Ik denk dat ze allemaal rond de 16 à 18 jaar oud waren. Ik zag dat er een jongetje van 12 bij was.
Op het station in Emmen hoorde ik dat ze begonnen te schelden en ruzie te maken. Ik ben toen de weg overgestoken, daar stonden andere bankjes. Op dat moment werd ik aangevallen door NN1 en NN2. De jongen van 12 jaar oud, NN1, begon als eerste te slaan. De Arabische jongen uit [plaats] , NN2, en een aantal anderen daarna ook. Ik kreeg een klap met de vuist op mijn ribben, rechts, door NN1. Daarna trapte NN1 tegen mijn benen aan. Ik werd twee keer door NN1 geslagen. NN2 sloeg mij ook. Ik voelde dat hij mij drie keer sloeg/trapte. De eerste slag kon ik ontwijken. Daarna trapte hij mij in mijn buik. Hij sloeg mij op mijn achterhoofd en schouder. Op een gegeven moment viel ik op de grond. Ik voelde dat ik door de hele groep geslagen en getrapt werd over mijn hele lichaam. Ik voelde dat mijn muts van mijn hoofd getrokken werd. Ik voelde dat mijn bril werd weggetrokken en zag dat hij werd weggegooid. Ik voelde dat iemand mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat ze mijn schoudertasje weg probeerden te rukken. In mijn schoudertas zat mijn telefoon, een roze iPhone 13 met een zwart hoesje. Ik had pijn. Ik voelde over mijn hele lichaam een stekende pijn. Ik heb nu nog steeds pijn. Ik heb pijn aan mijn benen, hoofd, mijn rug, mijn beide ellebogen.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2025, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] (beschrijving van de camerabeelden):
Dan komt aangever helemaal in beeld en zie je dat verdachte [medeverdachte 1] hem vasthoudt met zijn linkerhand en meerdere klappen geeft met zijn rechterhand. Aangever duikt in elkaar. Verdachte [medeverdachte 2] geeft met zijn rechterbeen een low kick tegen de benen van aangever waardoor deze op de grond valt. Vervolgens blijven ze inslaan op de op de grond liggende aangever. Verdachte [medeverdachte 2] geeft nogmaals een trap op het lichaam van de op de grond liggende aangever.
Verdachte [medeverdachte 3] komt aanrennen en geeft ten minste twee trappen op het lichaam van aangever. Verdachte [verdachte] komt aanlopen, het lijkt erop dat hij iets wegpakt bij aangever en er vervolgens naar kijkt. Vervolgens geeft verdachte [verdachte] aangever twee trappen tegen het lichaam. Vervolgens zie je dat verdachte [medeverdachte 1] het tasje van aangever aftrekt. Om deze mee te kunnen nemen slaat [medeverdachte 1] meerdere keren hard op de armen van aangever. Verdachte [medeverdachte 1] rent met het tasje weg in de richting waar ze vandaan kwamen.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2024 bij het [adres] in Emmen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en het medeplegen van een diefstal met geweld.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aan de tas heeft getrokken. Hoewel het verdachte zelf uiteindelijk niet is gelukt om de tas af te pakken en hij mogelijk in het heetst van de strijd ook niet goed had nagedacht over wat zijn bedoeling was met deze tas, acht de rechtbank zijn bijdrage aan het geheel van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever op een brute wijze is aangevallen. Hij werd door diverse jongens, waaronder verdachte, belaagd en kreeg meerdere klappen. Aangever werd hard getrapt tegen zijn benen, waardoor hij op de grond viel. Terwijl aangever op de grond lag, bleven zijn belagers op hem inslaan en trappen. Verdachte trok vervolgens aan aangevers tas, waarna hij de tas ook weer losliet.
Verdachte pakte de muts van aangever van de grond en trapte vervolgens twee maal stevig op aangever in, terwijl het medeverdachte [medeverdachte 1] uiteindelijk alsnog lukte om de tas van de schouder van aangever af te trekken en weg te nemen. Verdachte heeft hiermee een significante bijdrage geleverd aan het geweld en de daarmee mogelijk gemaakte diefstal van de tas. Hij heeft zich hieraan ook niet onttrokken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat naar uiterlijke verschijningsvorm sprake is van het medeplegen van een diefstal met geweld.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 november 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met registratienummer: PL0100- 2024303891 d.d. 13 november 2024, inhoudende de verklaring van [aangever] namens de Albert Heijn in Leeuwarden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.047289.25
1
hij op 14 december 2024 te Emmen, openlijk, te weten bij het [adres] , ter hoogte van het trein/busstation, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
  • hem meerdere keren met kracht tegen het hoofd te slaan en te stompen; en
  • hem meerdere malen te duwen tegen het lichaam; en
  • hem meerdere malen met kracht te slaan en te stompen tegen het (boven)lichaam; en
  • hem meerdere keren met kracht een low-kick (trap) tegen het lichaam en de benen te geven, waardoor [slachtoffer] ten val kwam; en
  • hem meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam te slaan en te stompen terwijl [slachtoffer] op de grond lag en zat; en
  • hem meerdere keren met kracht tegen het lichaam te schoppen/trappen, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en zat; en
  • meerdere keren bovenop [slachtoffer] te gaan stampen, terwijl [slachtoffer] op de grond lag; en
  • hem met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam, naar de grond heeft gebracht, terwijl [slachtoffer] op de grond zat, om [slachtoffer] op de grond te houden;
2
hij op 14 december 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 13 met hoesje en een schoudertas en een zwarte muts, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld door geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit dat hij verdachte en zijn mededaders
  • [slachtoffer] meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam hebben geslagen/gestompt, terwijl [slachtoffer] op de grond lag; en
  • [slachtoffer] meerdere keren met kracht tegen de rug hebben geschopt/getrapt, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en zat; en
  • [slachtoffer] met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam naar de grond hebben gebracht, terwijl [slachtoffer] op de grond zat en om [slachtoffer] op de grond te houden.
parketnummer 18.378462.24
hij op 5 november 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere levensmiddelen, die geheel aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.047289.25
De eendaadse samenloop van
1. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon
en
2 medeplegen van een diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
parketnummer 18.378462.24
medeplegen van een diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest (16 dagen) en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij oplegging van de door de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden gevorderd, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte inzicht moet geven in zijn middelengebruik. Ten aanzien van de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze maatregel voor de duur van maximaal 6 maanden dient te worden opgelegd. Daarnaast dient verdachte voor de duur van maximaal 3 maanden mee te werken aan elektronische monitoring. Ook heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Tenslotte heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf,
gevorderd voor de duur van 50 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
Zij heeft daarbij verzocht in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij reeds 16 dagen in voorarrest heeft doorgebracht en gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een streng regime heeft doorgemaakt. Hij heeft meegewerkt aan het toezicht van de jeugdreclassering en al 3 maanden elektronische monitoring gehad. Dat verdachte tijdelijk voor de jeugdreclassering uit beeld was, is niet volledig aan hem toe te rekenen. Verdachte was verhuisd naar een ander asielzoekerscentrum en de jeugdreclasseerder was in die periode vanwege ziekte niet aanwezig. Het langer voortduren van de elektronische monitoring geeft verdachte veel stress en voelt voor hem als een extra straf. De raadsvrouw heeft daarom verzocht, mocht het meewerken aan elektronische monitoring alsnog worden opgelegd, deze te beperken voor de duur van maximaal 6 weken. Verdachte heeft inmiddels werk, hij gaat zich aanmelden voor school en 6 weken elektronische monitoring moeten daarom voor verdachte voldoende zijn om weer in een goed ritme te komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 26 september 2025, van 29 september 2025 en het deeladvies EM van 30 september 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte, destijds zestien jaar, heeft zich op 14 december 2024 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Bij het busstation in Emmen heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen een groep jongeren, waaronder verdachte, en het zestienjarige slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het slachtoffer op brute wijze aangevallen. Het slachtoffer is geduwd, geslagen, gestampt, getrapt en op de grond gewerkt. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer twee harde trappen tegen het bovenlichaam gegeven. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, is doorgegaan met het geweld. Verdachte heeft tevens een bijdrage geleverd aan het met geweld wegnemen van de tas (met inhoud) van het slachtoffer.
Hoewel verdachte het slachtoffer kende en hij in eerste instantie het slachtoffer ook wilde helpen, heeft hij op het moment dat de aanval escaleerde niet ingegrepen, maar juist meegedaan aan het forse geweld dat is gebruikt tegen het slachtoffer.
Met zijn handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen angst aangejaagd, gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met een ander op 5 november 2024 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Albert Heijn in Leeuwarden. Diefstal is een hinderlijk feit dat in de maatschappij in het algemeen, en bij de betreffende winkel in het bijzonder, overlast en schade veroorzaakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten en sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis ook niet weer in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 29 september 2025. Uit dit rapport volgt onder meer dat
er meer risico dan beschermende factoren naar voren komen ten aanzien van de kans op herhaling. Na het verwijderen van de enkelband in juli 2025 heeft verdachte te weinig toezicht en begeleiding ontvangen, waardoor hij tot op heden geen schoolgang heeft en geen passende hulpverlening aangeboden krijgt.
Daarnaast laat verdachte zelfbepalend gedrag zien. Hij laat niet weten waar hij is, wat hij doet en met wie hij omgaat. Verdachte gaat tot op heden veelvuldig zijn eigen gang en daar lijken geen consequenties aan verbonden te zijn. De Raad vraagt zich verder af in hoeverre verdachte zich bewust is van de ernst van de delicten en zijn gedrag. Het lijkt dat verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid voelt voor wat hij gedaan heeft, gelet op het feit dat hij zijn gedrag vergelijkt met dat van anderen die mogelijk meer of ergere vormen van geweld hebben gebruikt. Hoewel er geen nieuwe delicten bij zijn gekomen, schat de Raad de kans op herhaling, zonder actieve begeleiding door de jeugdreclassering en/of intensieve hulpverlening, groot in.
De Raad adviseert de rechtbank om een onvoorwaardelijke werkstraf in de vorm van een taakstraf en daarnaast een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk staat aan het voorarrest, onder de bijzondere voorwaarden, te weten: ITB, locatiegebod AZC [plaats] , elektronische monitoring, dagbesteding, inzicht geven in sociaal netwerk, meewerken aan diagnostiek en meewerken aan andere hulpverlening die noodzakelijk is. Ter terechtzitting heeft de Raad nader toegelicht dat een alcohol- en middelenverbod niet noodzakelijk is, omdat verdachte geen middelen gebruikt. Voorts heeft de Raad opgemerkt dat het wenselijk is om de duur van de ITB te maximeren tot een periode van
6 maanden en de elektronische monitoring tot een periode van 3 maanden, zodat verdachte zich genoodzaakt voelt om zich in te zetten en mee te werken aan datgeen wat nodig wordt geacht om zijn leven weer positief op te pakken.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest (16 dagen) en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank acht het evenals de Raad wenselijk om de duur van ITB te maximeren tot een periode van 6 maanden en de elektronische monitoring tot een periode van 3 maanden. Een alcohol en/of middelenverbod zal niet worden opgelegd, omdat verdachte niet gebruikt. Deze voorwaardelijke straf is bedoeld als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van personen en er blijkens de inhoud van het rapport van de Raad en de ter terechtzitting gegeven toelichting bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte mogelijk wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 738,20 ter vergoeding van materiële schade en 600 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Mocht de rechtbank tot een (gedeeltelijk) toewijzing van de vordering komen, heeft de officier van justitie gevorderd de hoofdelijke aansprakelijkheid vast te stellen met daarbij de oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gijzeling moet worden vastgesteld op nihil.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade voor zover deze ziet op de kosten van de telefoon ( 599,20) dient te worden gematigd naar de dagwaarde van een Iphone 13, te weten een bedrag van - aldus Google - 280,-. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de bril
( 139,-) heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van 600,- heeft de raadsvrouw verzocht dit bedrag te matigen, nu het psychisch letsel niet is onderbouwd en de benadeelde partij geen blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (telefoon van 599,20 en de bril van 139,-) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. Ter onderbouwing van de gestelde schade zijn fotos overgelegd van de beschadigde telefoon. Hieruit blijkt voldoende dat dit toestel niet meer voor reparatie vatbaar was. Voor de bepaling van de dagwaarde van de telefoon is uitgegaan van een jaarlijkse afschrijving van 20%, hetgeen de rechtbank redelijk voorkomt. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van 599,20 voor de telefoon, alsmede het gevorderde bedrag voor de bril ( 139,-) redelijk en voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade ook een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het gevorderde schadebedrag van 600,- billijk.
De rechtbank wijst de gevorderde materiële en immateriële schade van totaal 1.338,20 dan ook geheel toe.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder parketnummer 18.047289.25. onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag van 1.338,20 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Daarbij zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 27 juni 2024 gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een werkstraf voor de duur van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 juni 2024.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 september 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummer 18.047289.25 onder feit 1 primair en feit 2 en onder parketnummer 18.378462.24 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 27 juni 2024 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 30 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.047289.25 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 106 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde in het kader van reclasseringstoezicht medewerking verleent aan het toezicht van en de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd;
  • dat de veroordeelde elektronische monitoring aanvaardt voor de duur van maximaal drie maanden. De veroordeelde zal zich gedurende de monitoring bevinden op zijn woonadres ( [verblijfadres] ). Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk
15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby's, school, werk, behandeling),
zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.
- dat de veroordeelde zich ter controle van het locatiegebod onder elektronische
monitoring zal stellen van de gecertificeerde instelling te weten Leger des Heils te Assen, conform deeladvies van de Reclassering Nederland, voor de duur van maximaal drie maanden.
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van (betaald werk, onbetaald werk, opleiding, vrijetijdsbesteding met een vaste structuur), waarbij medewerking wordt verleend aan elektronisch toezicht op de naleving van deze verplichting, voor de genoemde periode of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De reclassering kan met de GPS-gegevens van het elektronisch toezicht zien of de verdachte zich houdt aan afspraken over de
dagbesteding.
  • dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale netwerk.
  • dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en behandeling vanuit Fiducia Zorg of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de door die instelling te geven huisregels.
  • dat de veroordeelde meewerkt aan andere hulpverlening die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18.047289.25 feit 1 primair en feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 1.338,30 (zegge: duizend driehonderdachtendertig euro en dertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 1.338,20 (zegge: zegge: duizend driehonderdachtendertig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 738,20 aan materiële schade en 600,- aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.303386.23:

Gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de kantonrechter te rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 27 juni 2024, te weten: een werkstraf voor de duur van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.R. Eising en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2025.
Mr. M. van der Veen en mr. H.R. Eising zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage

Aan verdachte is onder parketnummer 18.047289.25 ten laste gelegd dat:

1
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, openlijk, te weten bij het [adres] , ter hoogte van het trein/busstation, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- hem één of meerdere keren met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen; en/of
  • hem één of meerdere malen te duwen tegen het lichaam; en/of
  • hem één of meerdere malen met kracht te slaan en/of te stompen tegen het (boven)lichaam; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht een low-kick (trap) tegen het lichaam en/of de benen te geven, waardoor [slachtoffer] ten val kwam; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen terwijl [slachtoffer] op de grond lag en/of zat; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het lichaam te schoppen/trappen, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en/of zat; en/of
  • één of meerdere keren bovenop [slachtoffer] te gaan staan en/of op hem te stampen, terwijl [slachtoffer] op de grond lag; en/of
  • hem één of meerdere keren, met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam, naar de grond heeft/hebben gebracht, terwijl [slachtoffer] op de grond zat en/of om [slachtoffer] op de grond te houden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem één of meerdere keren met kracht tegen de rug, althans het (boven)lichaam te schoppen/trappen terwijl [slachtoffer] op
de grond lag.
2
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een Iphone 13 met roze hoesje en/of een schoudertas en/of een zwarte muts, in elk geval enige goed(eren), toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan door en/of vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit dat hij verdachte
en/of zijn mededader(s):
  • [slachtoffer] één of meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl [slachtoffer] op de grond lag; en/of
  • [slachtoffer] een of meerdere keren met kracht tegen de rug, althans het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en/of zat; en/of
  • [slachtoffer] één of meerdere keren met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam naar de grond te brengen, terwijl [slachtoffer] op de grond zat en/of om [slachtoffer] op de grond te houden.

Aan verdachte is onder parketnummer 18.378462.24 ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 5 november 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.