ECLI:NL:RBNNE:2025:4306

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
18.062560.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor openlijke geweldpleging, diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld voor openlijke geweldpleging, het medeplegen van een diefstal met geweld en een poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats in Emmen, waarbij de verdachte samen met anderen op 14 december 2024 openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en op 27 januari 2025 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij Albert Heijn. Daarnaast heeft de verdachte op 6 februari 2025 samen met een medeverdachte geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten en legde een jeugddetentie op van 169 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank koppelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder hulpverlening en een contactverbod met de slachtoffers. De uitspraak is gedaan na een zitting op 9 oktober 2025, waar de verdachte en zijn advocaat, mr. A.M. Veld, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, mr. J. Westerhof.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.062560.25
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.118557.25 en 18.202338.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , huidig BRP-adres: [BRP-adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.062560.25 kort en zakelijk weergegeven ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair: hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
Feit 2:hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 13 met roze hoesje en/of een schoudertas en/of een zwarte muts, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan door en/of vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] .
Aan verdachte is onder parketnummer 18.118557.25 kort en zakelijk weergegeven ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging (4x) pizza's en/of (2x) noten/pinda's, die aan Albert Heijn toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.202338.25 kort en zakelijk weergegeven ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiairten laste gelegd als openlijk in vereniging geweld plegen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.118557.25 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.202338.25 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder parketnummer 18.062560.25 ten laste gelegde feiten 1 primair, subsidiair en 2 aangegeven dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, maar dat niet is vast te stellen of er op het hoofd is getrapt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.118557.25 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte weet zelf niet hoe de zelfscan werkt en was in de veronderstelling dat zijn vriend ging afrekenen en dat ook had gedaan. Verdachte heeft dus nooit het oogmerk gehad zich wederrechtelijk de boodschappen toe te eigenen.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder parketnummer 18.202338.25 primair ten laste gelegde eveneens vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich op het moment dat het slachtoffer op de grond lag heeft gedistantieerd en zich niet meer met het conflict heeft bemoeid. Hij wilde juist de medeverdachte stoppen. Daarnaast is het geweld niet te kwalificeren als een poging zware mishandeling. Er is enkel geslagen en de schoppen zijn op het lichaam geweest, dit kan niet leiden tot zwaar letsel. Het staat niet vast dat het hoofd ook is geraakt. Verder is over de kracht ook weinig bekend. Er is dus te weinig concrete informatie beschikbaar om te kunnen vaststellen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.06250.25 ten laste gelegde
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 14 december 2024, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
BVH-nummer 2024341073 (onderzoek Apollo) d.d. 27 april 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2025, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] (beschrijving van de camerabeelden).
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2024 bij het [adres] in Emmen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en het medeplegen van een diefstal met geweld. Dat daarbij ook het hoofd van [slachtoffer 1] is geraakt acht de rechtbank aannemelijk gelet op de (beschrijving van de) camerabeelden en de door [slachtoffer 1] aangegeven pijnklachten tijdens de aangifte. Dat, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, niet is vast te stellen of er op het hoofd van [slachtoffer 1] is getrapt, is niet relevant omdat deze handeling niet is ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.118557.25 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 27 januari 2025 met mijn vriend [medeverdachte] naar de Albert Heijn in Emmen gegaan. [medeverdachte] heeft het zelfscan apparaat gebruikt en ik ging naast hem de boodschappen inpakken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2025, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer: PL0100- 2025030873 d.d. 19 maart 2025, inhoudende als verklaring van [aangever] namens de Albert Heijn:
Twee jongeren hebben tijdens het afrekenen bij de zelfscan alleen een lussendraagtas gescand en deze direct afgerekend. Na het afrekenen van het tasje hebben ze de tas volgestopt met niet afgerekende producten en zijn vervolgens door het poortje gegaan en zijn vertrokken. Er zijn 4 pizza's gestolen en twee zakjes noten / pinda's.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2025, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik heb de beelden uitgekeken van de camera te AH Emmen. Ik heb het volgende waargenomen:
Ik zag op de 20ste seconde persoon 2 het tasje scannen en iets op het scherm aanraken (geen andere producten gescand).
Ik zag op de 24ste seconde dat persoon 1 de tas aan het inpakken was en dat persoon 2 afrekende bij de zelfscan.
Ik zag op de 41ste seconde personen 1 en 2 naar de uitgang lopen. Ik zag op 14:43:07 dat personen 1 en 2 door het hekje gingen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en de medeverdachte zoals die blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen er sprake is geweest van het medeplegen van een diefstal. Dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad zich wederrechtelijk de boodschappen toe te eigenen, acht de rechtbank gelet op de door verdachte en de medeverdachte (gezamenlijk) verrichte handelingen niet geloofwaardig.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.202338.25 ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 9 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik stond op 6 februari 2025 samen met [medeverdachte] bij het schoolplein van het [college] in Emmen te wachten. In de pauze kwam een groep kinderen naar buiten. Ik zag [medeverdachte] een blikje in de richting van een jongen gooien. Zij kregen ruzie. Ik ging [medeverdachte] helpen. Ik heb die jongen twee keer geslagen en vastgehouden. Toen de jongen op de grond lag heeft [medeverdachte] verder geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2025, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer: PL0100- 2025036915 d.d. 24 maart 2025, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben in elkaar geslagen en geschopt. De verdachten hebben meermaals tegen mijn hoofd aangeschopt. Ik heb hierdoor pijn en letsel opgelopen. Ik heb een gekneusde kaak, gekneusde bekken, gekneusde ribben en overal blauwe plekken.
Vandaag 6 februari 2025, omstreeks 15:15 uur, liep ik de school uit. Ik zit op het [college] in Emmen. Ik liep het schoolplein af samen met een vriendin. We stonden nog een beetje te kloten en waren achter elkaar aan het aanrennen. Ik hoorde [vriendin slachtoffer] : 'Houd je bek' roepen. Dit doen wij vaker naar elkaar en dit was grappig bedoeld. Hierop riep ik terug hou zelf je bek. Op dat moment reageerde er een jongen met: 'Wat zeg je'? Op dat moment zag ik een jongen op mij af komen lopen. Verder te noemen: NN1.
Hij gaf mij gelijk een klap met gebalde vuist in het gezicht. Ik werd toen tegen het hek geduwd. Daar kreeg ik meerdere klappen. Toen kwam er een tweede jongen bij. Verder te noemen: NN2. NN2 hield mijn handen vast zodat NN1 mij in het gezicht kon slaan. Ik werd uiteindelijk naar de grond toe gewerkt. Hier werd ik meerdere keren geschopt tegen mijn lichaam en hoofd. Ik voelde ontzettend veel pijn toen dit mij werd aangedaan. Ik probeerde mijn hoofd te beschermen. Dit lukte niet helemaal. Ik ben ook in mijn gezicht geraakt.
Nadat mijn moeder mij van school heeft gehaald zijn we gelijk naar de dokter gegaan. Daar bleek dat ik een gekneusde kaak, ribben en bekken heb. Daarnaast heb ik overal blauwe plekken. Nu dat de adrenaline is gezakt heb ik ontzettend veel pijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2025 (met als bijlagen screenshots van de beelden) opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik bekeek de camerabeelden afkomstig van [college] gevestigd aan [adres] te Emmen.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag op het moment dat de camera 15:21:24 aangaf, een jongeman in beeld. Deze jongeman noem ik verder NN1.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag op het moment dat de camera 15:21:23 aangaf, een jongeman in beeld. Deze jongeman noem ik verder NN2.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag op het moment dat de camera 15:20:10 aangaf, een jongeman in beeld. Deze jongen is ons bekend als het slachtoffer en aangever [slachtoffer 2] . In de rest van dit proces-verbaal benoem ik [slachtoffer 2] als BEI.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag om 15:20:10 uur dat NN1 achter NN2 stond en dat NN1 een blikje in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat BEI om 15:20:10 uur al in beeld was en samen met drie onbekend
gebleven personen richting de poort liep om het plein te verlaten.
Ik zag dat NN1 vanaf de fatbike op een langzaam tempo naar de poort liep.
Om 15:20:52 uur zag ik dat NN1 richting BEI liep en dat NN1 zijn mond bewoog. Ik zag dat BEI zichzelf omdraaide richting NN1.
Om 15:20:53 uur zag ik dat NNI zijn rechterhand ophief terwijl hij het blikje drinken vasthield in dezelfde hand. Ik zag dat NN1 dit blikje drinken naar het gezicht van BEI sloeg en/of gooide. Ik zag dat NN1 met zijn rechtervuist daarna twee keer een krachtige slaande beweging maakte naar het gezicht van BEI. Ik zag dat BEI zich naar rechts draaide en dat hij zijn bovenlichaam naar beneden bewoog. Ik zag dat BEI richting het hek liep met een versnelde pas. Ik zag dat BEI zichzelf probeerde af te dekken door zijn handen uit te strekken voor zich en dat BEI NN1 op afstand probeerde te houden. Ik zag dat BEI achteruit wegliep van NN1.
Om 15:20:57 uur zag ik dat BEI door de poort het plein op liep en dat NN1 zijn rechterarm vasthield met beide handen. Ik zag dat NN2 zijn fatbike was afgestapt en richting BEI en NN1 rende.
Om 15:20:59 uur zag ik dat NN1 BEI vasthield aan zijn jas ter hoogte van zijn rechterelleboog, met zijn linkerhand en dat NN1 meerdere malen met zijn rechterhand slaande bewegingen maakte naar het hoofd van BEI.
Ik zag dat NN2 BEI vasthield met zijn linkerhand en met zijn rechtervuist een zwaaiende beweging maakte naar het gezicht van BEI.
Om 15:21:02 uur zag ik dat NN2 BEI vasthield terwijl BEI op de grond lag. Ik zag dat NN1 met zijn linkerbeen een trappende beweging maakte naar BEI.
Om 15:21:04 uur zag ik dat NN1 met zijn rechterbeen een trappende beweging maakte naar BEI. Ik zag dat NN1 vervolgens met zijn linkerbeen een harde trappende beweging maakte naar BEI en dat NN1 BEI raakte in zijn linkerzij.
Om 15:21:05 uur zag ik dat NN1 met zijn rechterbeen een trappende beweging maakte naar de buik van BEI en dat NN2 BEI vasthield met beide handen bij zijn kraag. Ik zag dat NN1 met zijn rechterbeen BEI in zijn buik raakte. Ik zag dat NN1 met zijn linkerbeen een trappende beweging maakte en dat NN1 BEI raakte in zijn buik.
Om 15:21:07 uur zag ik dat NN1 met zijn linkerbeen zes keer een trappende beweging maakte naar het gezicht en bovenlichaam van BEI. Ik zag dat NN1 zijn gezicht beschermde door met zijn beide armen zijn gezicht te dekken.Ik zag dat NN1 meerdere keren BEI raakte. Ik zag dat NN1 één keer het achterhoofd van BEI raakte en dat NN1 daarna de andere vijf trappen raakte op het bovenlichaam van BEI.
Om 15:21:18 uur zag ik dat BEI probeerde op te staan en datNN2 BEI vasthield aan zijn linkerarm en dat NN2 BEI vasthield met zijn linkerhand. Ik zag dat NN2 zijn rechterhand uitstrekte richting NN1. Ik zag dat NN1 zijn rechterbeen hoog achter zich bewoog en dat NN1 met een vlotte beweging zijn rechterbeen naar voren bewoog. Ik zag dat NN1 het bovenlichaam aan de rechterzijde van BEI raakte met zijn rechterbeen. Om 15:21:22 uur zag ik dat BEI rechtop stond en dat NN2 BEI vasthield aan zijn jas ter hoogte van zijn borst, NN2 hield BEI vast met zijn linkerhand. Ik zag dat NN2 een duwende beweging maakte tegen BEI met zijn linkerarm.Ik zag dat BEI loskwam en dat NN2 wees naar de poort.
Om 15:21:26 uur zag ik dat BEI richting de poort liep en het plein afliep. Ik zag dat NN1 en NN2 achter BEI aan liepen. Om 15:21:30 uur zag ik dat BEI richting een onbekende vrouw liep en dat NN1 en NN2 stopten met het volgen van BEI. Ik zag dat NN1 op de fatbike stapte en dat NN2 bij hem achterop stapte.
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat aangever [slachtoffer 2] op 6 februari 2025 op het schoolplein van het [college] in Emmen is aangevallen en mishandeld door
[medeverdachte] en verdachte. Hoewel [medeverdachte] het initiatief nam en de aanval op aangever is gestart, rende ook verdachte op enig moment op aangever af. Verdachte sloeg aangever met de vuist twee maal in zijn gezicht en hield hem vast op de grond, terwijl [medeverdachte] aangever diverse malen met kracht sloeg en diverse trappen richting het (boven)lichaam en het achterhoofd van aangever uitdeelde. Verdachte hield [medeverdachte] op geen enkel moment tegen. Hij heeft juist de medeverdachte geholpen door aangever vast te houden, waardoor aangever zich niet tot nauwelijks kon verweren tegen het geweld dat op hem werd uitgeoefend door de medeverdachte. Ook is niet gebleken dat verdachte zich op enig moment distantieerde van het geweld of zich afzijdig hield van het hele gebeuren.
Terwijl aangever op de grond lag, zich probeerde te verweren en weg te komen bleven verdachte en
[medeverdachte] hem belagen.
Gelet op vorenstaande gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de mishandeling.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Door verdachte en [medeverdachte] is fors geweld gebruikt richting aangever. De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook verdachte moet zich, als normaal denkend mens, bewust zijn geweest van deze aanmerkelijke kans. De gedragingen van verdachte kunnen bovendien naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Dat geen zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, is niet aan het handelen van verdachte te danken geweest.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.118557.25 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.202338.25 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.062560.25
1
hij op 14 december 2024 te Emmen, openlijk, te weten bij het [adres] , ter hoogte van het trein/busstation, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
  • hem meerdere keren met kracht tegen het hoofd te slaan en te stompen; en
  • hem meerdere malen te duwen tegen het lichaam; en
  • hem meerdere malen met kracht te slaan en te stompen tegen het (boven)lichaam; en
  • hem meerdere keren met kracht een low-kick (trap) tegen het lichaam en de benen te geven, waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam; en
  • hem meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam te slaan en te stompen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en zat; en
  • hem meerdere keren met kracht tegen het lichaam te schoppen/trappen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en zat; en
  • meerdere keren bovenop [slachtoffer 1] te gaan stampen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag; en
  • hem met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam, naar de grond heeft gebracht, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zat, om [slachtoffer 1] op de grond te houden;
2
hij op 14 december 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 13 met roze hoesje en een schoudertas en een zwarte muts, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld door geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit dat hij verdachte en zijn mededaders
  • [slachtoffer 1] meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam hebben geslagen/gestompt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag; en
  • [slachtoffer 1] meerdere keren met kracht tegen de rug, hebben geschopt/getrapt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en zat; en
  • [slachtoffer 1] met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam naar de grond hebben gebracht, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zat en om [slachtoffer 1] op de grond te houden.
parketnummer 18.118557.25
hij op 27 januari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander, (4x) pizza's en (2x) noten/pinda's, die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 18.202338.25
hij op 6 februari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 2] meermalen en met kracht op en tegen het hoofd heeft geslagen en naar de grond heeft gewerkt en meermalen met kracht op en tegen en in de richting van het hoofd en in de richting van het lichaam heeft geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.062560.25
De eendaadse samenloop van
1. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon
en
2 medeplegen van een diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
parketnummer 18.118557.25
medeplegen van een diefstal
parketnummer 18.202338.25
primair medeplegen van een poging tot zware mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2, het onder parketnummer 18.118557.25 en het onder parketnummer 18.202338.25 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 169 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest (19 dagen) en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij oplegging van de door de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden gevorderd, alsmede de door de Raad ter terechtzitting geadviseerde voorwaarden dat verdachte dient mee te werken aan hulpverlening door [instelling] en diagnostiek (zicht krijgen op delictanalyse en de persoon van verdachte) én een contactverbod met de aangevers. Ook heeft zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Tenslotte heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, gevorderd voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de door de officier van justitie geëiste straf moet worden gematigd en heeft daarbij verzocht in het bijzonder rekening te houden met het feit dat het met verdachte erg goed gaat. Hij heeft geen negatief netwerk en heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis goed meegewerkt met [instelling] en de jeugdreclassering. De door de Raad ter terechtzitting geadviseerde voorwaarde dat verdachte tevens dient mee te werken aan diagnostiek wordt voor hem teveel. Er ontstaat net behandel gemotiveerdheid en een vertrouwensband. Nog een behandeling/begeleider wordt erg veel en leidt mogelijk tot het omgekeerde effect. Juist in de cultuur van verdachte is de GGZ moeilijk en hij staat hier ook niet voor open. De raadsvrouw heeft daarom verzocht deze aanvullende voorwaarde niet op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het rapport van de Raad van 30 september 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte, destijds zeventien jaar, heeft zich binnen een tijdsbestek van twee maanden schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten, waarbij ook fors geweld is gebruikt.
Verdachte heeft zich op 14 december 2024 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Bij het busstation in Emmen heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen een groep jongeren, waaronder verdachte, en het zestienjarige slachtoffer [slachtoffer 1] . Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het slachtoffer op brute wijze aangevallen. Het slachtoffer is geduwd, geslagen, gestampt, getrapt en op de grond gewerkt. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer flinke stompen tegen het gezicht gegeven en harde trappen uitgedeeld.
Terwijl het slachtoffer op de grond lag, is doorgegaan met het geweld. Verdachte heeft tevens de tas (met inhoud) van het slachtoffer afgepakt en meegenomen. Met zijn handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen angst aangejaagd, gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Vervolgens heeft verdachte zich samen met een ander op 27 januari 2025 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Albert Heijn in Emmen. Diefstal is een hinderlijk feit dat in de maatschappij in het algemeen, en bij de betreffende winkel in het bijzonder, overlast en schade veroorzaakt.
Tenslotte heeft verdachte op 6 februari 2025 op het schoolplein van het [college] in Emmen zonder enige aanleiding samen met zijn medeverdachte geprobeerd het dertienjarige slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen. Hoewel zijn medeverdachte de mishandeling is gestart, heeft verdachte wel degelijk meegedaan en is niet gebleken dat hij de mishandeling heeft voorkomen of gestopt. Hij heeft het slachtoffer twee maal geslagen en hem op de grond vastgehouden, zodat de medeverdachte op het slachtoffer kon (blijven) inslaan en trappen. Bovendien heeft dit geweldsincident plaatsgevonden op klaarlichte dag op het schoolplein, waar meerdere (minderjarige) omstanders getuige van zijn geweest.
Feiten als de onderhavige vergroten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat dit feit ook veel impact en gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer en zijn gezin blijkt wel uit de ter terechtzitting
voorgelezen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] en zijn ouders. De rechtbank rekent ook dit feit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Wel blijkt uit de justitiële documentatie van
9 oktober 2025 dat sprake is van een openstaande zaak, betreffende een verdenking van het medeplegen van een mishandeling op 18 januari 2025 in Aalden.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat hoewel verdachte ter terechtzitting meerdere malen heeft aangegeven dat hij fouten heeft gemaakt, maar ook jong was en dat hij nu beter weet hoe hij hier mee om moet gaan, hij hiermee geen échte verantwoordelijkheid heeft genomen. Immers, verdachte is ter terechtzitting ook blijven verklaren dat hij de feiten heeft gepleegd omdat hij in de veronderstelling was dat hij een ander moest helpen of omdat hij dacht dat hij zichzelf moest verdedigen, terwijl hiervoor in het strafdossier geen concrete aanwijzingen zijn. Hiermee heeft hij zijn eigen aandeel niet willen erkennen en geen volledige openheid van zaken gegeven. Daarnaast heeft hij zich berekenend getoond in zijn proceshouding, door enkel de feiten die op camerabeelden staan (uiteindelijk) te bekennen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de Raad van 30 september 2025. Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte, hoewel hij wordt verdacht van forse geweldsdelicten, tijdens gesprekken met de jeugdreclasseerder, [instelling] en op de groep rustig en netjes in het contact is. Hij heeft in hun bijzijn nooit boosheid of agressie laten zien. De jeugdreclassering hoopt dat verdachte, wanneer hij duidelijkheid heeft over zijn straf, meer inhoudelijk over het delict kan praten zodat er ook meer zicht komt op gevoelens als boosheid, maar ook het omgaan met agressie, waarna beoordeeld kan worden of hiervoor hulp(verlening) nodig is. Vanwege het feit dat verdachte een kwetsbare jongen is die vooralsnog ondersteuning nodig heeft, adviseert de Raad verdachte een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen. De hulp en steun die verdachte krijgt tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis doen verdachte goed en hij lijkt baat te hebben bij de gestelde kaders. De raad adviseert de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waar het onvoorwaardelijke deel gelijk staat aan de duur van het voorarrest. Daarnaast adviseert de Raad bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder het volgen van onderwijs/dagbesteding, verblijf bij Elker, meewerken aan een eventuele vervolgplaatsing, inzicht geven in zijn sociale netwerk en middelengebruik alsmede het meewerken aan diagnostiek en hulpverlening.
Ter terechtzitting heeft de Raad nader toegelicht dat het gelet op de ernst van de feiten wenselijk is om in de bijzondere voorwaarden explicieter op te nemen dat verdachte dient mee te werken aan diagnostiek door de GGZ of een soortgelijke instelling, zodat er meer zicht komt op het delictgedrag en de persoon van verdachte.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 169 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest (19 dagen) en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank acht het evenals de Raad wenselijk om als bijzondere voorwaarde tevens op te leggen dat verdachte dient mee te werken aan diagnostiek door de GGZ of een soortgelijke instelling.
Tevens zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod, waarbij het verdachte wordt verboden om in de
straat [adres] , de straat waar het [college] in Emmen is gevestigd, te komen.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van personen en er - blijkens de inhoud van het rapport van de Raad en de ter terechtzitting gegeven toelichting - zonder diagnostiek niet kan worden uitgesloten dat verdachte mogelijk wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , bijgestaan door [naam] van Slachtofferhulp Nederland, tot een bedrag van 738,20 ter zake van materiële schade en 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. M.E.W.M. Rupert, tot een bedrag van 17.750,- ter vergoeding van materiële schade en 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingediende vorderingen tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Mocht de rechtbank tot een (gedeeltelijk) toewijzing van de vorderingen komen, heeft de officier van justitie gevorderd de hoofdelijke aansprakelijkheid vast te stellen met daarbij de oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gijzeling moet worden vastgesteld op nihil.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade (telefoon van 599,20 en de bril van 139,-) afgewezen dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet is vast te stellen hoe oud de telefoon was en wat de kosten van de telefoon waren bij aanschaf, nu de aankoopbon ontbreekt.
Daarnaast is ook niet onderbouwd dat deze telefoon niet meer te repareren zou zijn. Ten aanzien van de bril heeft de raadsvrouw opgemerkt dat onvoldoende is onderbouwd dat deze bril daadwerkelijk is beschadigd.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van 600,- heeft de raadsvrouw verzocht dit bedrag te matigen, nu geen sprake is van aangetoond (blijvend) lichamelijk letsel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de machtiging niet is getekend, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade van 17.750,- ziet op verdienvermogen in de toekomst. Deze vordering is niet eenvoudig van aard en vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Hierom dient de vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van 3.000,- heeft de raadsvrouw opgemerkt dat deze buiten proportioneel is, temeer nu in deze zaak ook geen sprake is van (blijvend) lichamelijk letsel. De raadsvrouw heeft verzocht dit bedrag fors te matigen tot een bedrag van 250,-.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (telefoon van 599,20 en de bril van 139,-) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. Ter onderbouwing van de gestelde schade zijn fotos overgelegd van de beschadigde telefoon. Hieruit blijkt voldoende dat dit toestel niet meer voor reparatie vatbaar was. Voor de bepaling van de dagwaarde van de telefoon is uitgegaan van een jaarlijkse afschrijving van 20%, hetgeen de rechtbank redelijk voorkomt. Ten aanzien van de gestelde schade aan de bril overweegt de rechtbank dat uit de camerabeelden blijkt dat deze bril tijdens het incident van het hoofd van de benadeelde partij is gevallen. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze bril hierdoor beschadigd is geraakt en acht het gevorderde bedrag van 139,- redelijk en voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade ook een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het gevorderde schadebedrag van 600,- billijk.
De rechtbank wijst de gevorderde materiële en immateriële schade van totaal 1.338,20 dan ook geheel toe.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder parketnummer 18.062560.25 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag van 1.338,20 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel
opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Daarbij zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Allereerst overweegt de rechtbank dat genoegzaam vaststaat dat mr. Rupert bevoegd is om namens de benadeelde partij op te treden.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.202338.25 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.202338.25 primair bewezen verklaarde.
Bij het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 BW. De hoogte van de schade wordt geschat op 1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging. Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM- clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kinderrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat hij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag van 1.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 18.202338.25 primair bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Daarbij zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 302, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.062560.25 onder feit 1 primair en feit 2, het onder parketnummer 18.118557.25 en het onder parketnummer 18.202338.25 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 169 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
150 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs en/of dagbesteding volgt of actief meewerkt om dit te behalen;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, verblijft in de wooninstelling van Elker in [plaats] en zich hier houdt aan de geldende leefregels;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan een eventuele vervolgplaatsing die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, inzicht geeft in zijn sociale netwerk;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, inzicht geeft in zijn (verdovende) middelengebruik en ten behoeve
hiervan meewerkt aan controles hierop;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, meewerkt aan hulpverlening van [instelling] of een soortgelijke instelling;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek, gericht op delict-analyse en het meer zicht krijgen op de persoon van verdachte, bij de GGZ of een soortgelijke instelling en dat de veroordeelde meewerkt aan de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact zoekt of heeft met de slachtoffers:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats]
  • dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de straat waar het [college] in Emmen is gevestigd, te weten de straat [adres] in Emmen.
Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te [plaats] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18.062560.25 feit 1 primair en feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 1.338,30 (zegge: duizend driehonderdachtendertig euro en dertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 1.338,20 (zegge: zegge: duizend driehonderdachtendertig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 738,20 aan materiële schade en 600,- aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18.202338.25
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]tot het hierna te noemen bedrag toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 1.500,- (zegge: duizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 1.500,- (zegge: duizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te openen rekening met een BEM- clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.R. Eising en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2025.
Mr. M. van der Veen en mr. H.R. Eising zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage

Aan verdachte is onder parketnummer 18.062560.25 ten laste gelegd dat:

1
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, openlijk, te weten bij het [adres] , ter hoogte van het
trein/busstation, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen; en/of
  • hem één of meerdere malen te duwen tegen het lichaam; en/of
  • hem één of meerdere malen met kracht te slaan en/of te stompen tegen het (boven)lichaam; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht een low-kick (trap) tegen het lichaam en/of de benen te geven, waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het lichaam te schoppen/trappen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat; en/of
  • één of meerdere keren bovenop [slachtoffer 1] te gaan staan en/of op hem te stampen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag; en/of
  • hem één of meerdere keren, met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam, naar de grond heeft/hebben gebracht, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zat en/of om [slachtoffer 1] op de grond te houden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
  • hem één of meerdere malen met kracht te slaan en/of te stompen tegen het (boven)lichaam; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat; en/of
  • één of meerdere keren bovenop [slachtoffer 1] te gaan staan en/of op hem te stampen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag; en/of
  • hem één of meerdere keren met kracht tegen lichaam te schoppen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
2
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een Iphone 13 met roze hoesje en/of een schoudertas en/of een zwarte muts, in elk geval enige goed(eren), toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan door en/of vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
  • [slachtoffer 1] één of meerdere keren met kracht tegen het (boven)lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag; en/of
  • [slachtoffer 1] één of meerdere keren met kracht tegen de rug, althans het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt,/getrapt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat; en/of
  • [slachtoffer 1] één of meerdere keren met een trekkende beweging aan de achterzijde van het (boven)lichaam naar de grond heeft/hebben gebracht, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zat en/of om [slachtoffer 1] op de grond te houden;

Aan verdachte is onder parketnummer 18.118557.25 ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 27 januari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (4x) pizza's en/of (2x) noten/pinda's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Aan verdachte is onder parketnummer 18.202338.25 ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(- zakelijk weergegeven -) (die [slachtoffer 2] ) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of naar de grond heeft gewerkt en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of (elders) op en/of tegen en/of in de richting van het lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Emmen op/aan/bij de openbare weg, [adres] , in elk geval openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit (- zakelijk weergegeven -) het meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd slaan en/of naar de grond werken en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of (elders) op en/of tegen en/of in de richting van het lichaam schoppen en/of slaan.