RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18-061482-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-306116-24; 18-388924-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18-061482-24 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en/of (een tas met) voetballen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
(- zakelijk weergegeven -) [met (al dan niet) geheel of deels bedekt(e)/gemaskerd(e) gezicht(en)] hem/die [slachtoffer 1] de vrije doorgang te beletten/belemmeren/verhinderen en/of (de aanwezigheid van) een (op een) (groot) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of aan die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn zakken moest legen en/of geld en/of alles van waarde moest afgeven, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een (rug)tas (met inhoud; w.o. een laptop (Lenovo)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) [met (al dan niet) geheel of deels bedekt(e)/gemaskerd(e) gezicht(en)] zich in de buurt of bij die [slachtoffer 2] op te houden en/of naar die [slachtoffer 2] toe te rennen en/of de vrije doorgang te beletten/belemmeren/verhinderen en/of (de aanwezigheid van) een (op een) (groot) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of aan die [slachtoffer 2] (in het Engels) toe te voegen dat hij zijn tas moest laten vallen en snel, althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (rug)tas (met inhoud; w.o. een laptop (Lenovo)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) [met (al dan niet) geheel of deels bedekt(e)/gemaskerd(e) gezicht(en)] zich in de buurt of bij die [slachtoffer 2] op te houden en/of naar die [slachtoffer 2] toe te rennen en/of de vrije doorgang te beletten/belemmeren/verhinderen en/of (de aanwezigheid van) een (op een) (groot) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of aan die [slachtoffer 2] (in het Engels) toe te voegen dat hij zijn tas moest laten vallen en snel, althans woorden van gelijke aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een telefoon en/of airpods en/of een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n)
(- zakelijk weergegeven -) [met (al dan niet) geheel of deels bedekt(e)/gemaskerd(e) gezicht(en)] hem/die [slachtoffer 3] heeft/hebben benaderd en/of de vrije doorgang heeft/hebben belet/belemmerd/verhinderd en/of een (op een) (groot) mes (gelijkend voorwerp) ter hand heeft/hebben genomen en/of getoond en/of aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben toegevoegd; "Heb je je portemonnee bij je, ik wil geld" en/of "telefoon(!)" en/of "airpods(!)" en/of "Jas! Ik wil je jas!", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en in de zaak met parketnummer 18-306116-24 dat:
hij op of omstreeks 22 september 2024 te Leeuwarden vier blikjes bacardi pina colada, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2024 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om vier blikjes bacardi pina colada, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (- zakelijk weergegeven -) de blikjes in zijn, verdachtes, zak(ken) heeft gedaan en/of zich richting de uitgang heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en in de zaak met parketnummer 18-388924-24 dat:
1.
hij op of omstreeks 3 december 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) hem (die [slachtoffer 4] ) tegen een muur aan te drukken en/of (daarmee) de vrije doorgang te beletten en/of een of meer mes(sen) in de richting van en/of tegen/op zijn buik en/of tegen/op zijn keel/hals, althans het lichaam, te houden en/of (vervolgens) (langs die keel/hals) snijdende bewegingen te maken en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op zijn hoofd en/of (elders) op zijn lichaam te richten en/of aan hem toe te voegen: "pakjes, pakjes!" en/of te sommeren dat hij zijn jas uit moest doen en/of zijn goederen moest inleveren, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door (- zakelijk weergegeven -) een (groot) (keuken)mes tevoorschijn te halen en/of ten overstaan van die [slachtoffer 5] te tonen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op (het lichaam van) die [slachtoffer 5] richten en/of gericht te houden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
De officier van justitie heeft veroordeling voor de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten gevorderd. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zijn betrokkenheid bij de straatroven heeft bekend.
Ten aanzien van parketnummer 18-306116-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zijn betrokkenheid bij de straatroof heeft bekend. Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het onder 2 ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de ontkennende verklaring van verdachte wordt weerlegd door de inhoud van het dossier. Met zijn handelen heeft verdachte de redelijke vrees doen ontstaan dat aangever het leven zou kunnen laten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 18-306116-24
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat er op die dag een vuurwapen in de woning van verdachte aanwezig was. De verklaring van getuige [getuige] , het nichtje van verdachte, dient met de nodige voorzichtigheid te worden beoordeeld. Zij heeft immers een verklaring afgelegd over een familielid, zonder dat zij is gewezen op het verschoningsrecht. Daarnaast heeft zowel de medeverdachte als de moeder van verdachte betwist dat er een wapen aanwezig was. Bovendien is er aan de zijde van aangever sprake geweest van eigenrichting en zijn er door aangever en getuige [slachtoffer 4] geen volledige verklaringen afgelegd, hetgeen afdoet aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
Bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnaam Fluiter en -nummer NN2R024030 d.d. 11 april 2024, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2024, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 2] .
Bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten ten aanzien van de poging tot afpersing van aangever [slachtoffer 3] , zoals onder 3 ten laste is gelegd, niet is komen vast te staan. Niet is gebleken dat de medeverdachten een actieve bijdrage hebben geleverd aan de poging tot afpersing. Het enkele feit dat de medeverdachten aanwezig waren is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook vrijspreken van het medeplegen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het medeplegen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als volgt. Uit het dossier blijkt dat de medeverdachten zich na het eerste incident op geen enkele wijze hebben gedistantieerd van verdachte. Verdachte is samen met zijn medeverdachte(n) op de aangevers afgekomen, waarna zij gezamenlijk de vrije toegang van de aangevers hebben belet. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk met de buit gevlucht. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de medeverdachte(n) aan deze twee berovingen van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht daarmee het medeplegen ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 18-306116-24
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024260520 d.d. 24 september 2024, inhoudende de verklaring van [aangever 2 ] .
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnaam Zonneberg en -nummer NN1R024138 d.d. 4 maart 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Aangever [slachtoffer 5] , getuige [slachtoffer 4] en twee onbekend gebleven personen zijn op 5 december 2024, twee dagen na de straatroof waarvan getuige [slachtoffer 4] het slachtoffer is geworden, naar de woning gegaan waar verdachte op dat moment verbleef. Zij hebben vervolgens aangebeld en hebben de woning betreden. Blijkens de verklaring van aangever [slachtoffer 5] werd er op dat moment door één van de verdachten een mes getoond. Een tweede verdachte zou een vuurwapen op hem hebben gericht. Bij dit incident zouden tevens twee personen aanwezig zijn geweest. Zowel aangever [slachtoffer 5] als getuige [slachtoffer 4] hebben de namen van deze personen niet willen noemen. Wegens een gebrek aan openheid aan de zijde van aangever [slachtoffer 5] en getuige [slachtoffer 4] , kan de rechtbank onvoldoende vaststellen op welke wijze de bedreiging zou hebben moeten plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte om die reden dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van Airpods en een tas met voetballen, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, door al dan niet met deels bedekte gezichten [slachtoffer 1] de vrije doorgang te beletten en een groot mes te tonen en aan [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn zakken moest legen en geld en alles van waarde moest afgeven.
2 primair.
hij op 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een rugtas met inhoud, waaronder een laptop (Lenovo), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, door al dan niet met deels bedekte gezichten naar [slachtoffer 2] toe te rennen en hem de vrije doorgang te beletten en een groot mes te tonen en aan [slachtoffer 2] (in het Engels) toe te voegen dat hij zijn tas moest laten vallen en snel.
3.
hij op 20 februari 2024 te Groningen op de openbare weg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en een telefoon en Airpods en een jas, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, met al dan niet deels bedekt gezicht [slachtoffer 3] heeft benaderd en de vrije doorgang heeft belet en een groot mes ter hand heeft genomen en getoond en aan [slachtoffer 3] heeft toegevoegd; "Heb je je portemonnee bij je, ik wil geld" en "telefoon" en "Airpods" en "Jas! Ik wil je jas!", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 18-306116-24
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op omstreeks 22 september 2024 te Leeuwarden vier blikjes Bacardi pina colada, die aan [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 december 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen, een jas en sigaretten, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door hem tegen een muur aan te drukken en daarmee de vrije doorgang te beletten en messen in de richting van en tegen zijn buik en tegen zijn keel/hals, te houden en vervolgens langs die keel/hals snijdende bewegingen te maken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn lichaam te richten en aan hem toe te voegen: "pakjes, pakjes!" en te sommeren dat hij zijn jas uit moest doen en zijn goederen moest inleveren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Ten aanzien van parketnummer 18-306116-24
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten late gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: voorwaardelijke PIJ-maatregel), met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend is. De raadsman heeft voorts betoogd dat de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 18-061482-24 en in de zaak met parketnummer 18-388924-24 in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke werkstraf, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, gelet op de duur van het voorarrest niet passend is. De raadsman heeft zich met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 september 2025, het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van psychiater dr. S.J. Roza van 23 juli 2025, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van GZ-psycholoog drs. M.A. Aalbers-Passier van 7 juni 2024, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 20 februari 2024 schuldig gemaakt aan twee straatroven en één poging daartoe. Met deels bedekte gezichten werden door verdachte en zijn mededaders goederen afhandig gemaakt van volstrekt willekeurige voorbijgangers. Zij werden zonder enige aanleiding beroofd van hun waardevolle goederen. Verdachte was hierbij degene die het initiatief nam en de slachtoffers bedreigde met een mes.
Daarnaast heeft verdachte zich op 3 december 2024 wederom schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving. Samen met zijn mededaders heeft verdachte het plan gemaakt om slachtoffer [slachtoffer 4] te beroven. Onder valse voorwendselen heeft een medeverdachte een afspraak met het slachtoffer gemaakt om te komen naar de flat aan de [adres] , het adres waar verdachte op dat moment verbleef. Tijdens deze afspraak zijn verdachte en zijn mededaders op het slachtoffer afgekomen, waarna zij hem tegen een muur hebben gedrukt, een mes tegen zijn buik en keel hebben gehouden en een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem hebben gericht. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij degene was met het vuurwapen gelijkend voorwerp, een balletjespistool, en dat hij dit wapen op het slachtoffer heeft gericht. Tijdens deze beroving werden sigaretten en de jas van het slachtoffer afhandig gemaakt. Nadien hebben verdachte en zijn medeverdachten de buit gefotografeerd en gevierd dat de beroving was geslaagd.
Feiten als de onderhavige betreffen zeer ernstige feiten, die voor de slachtoffers ontzettend beangstigend moeten zijn geweest. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook een grove inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van de slachtoffers. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank acht de wijze waarop deze berovingen hebben plaatsgevonden en de rol die verdachte daarbij heeft gehad bijzonder kwalijk. De rechtbank rekent dit alles verdacht aan.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij een mes en een vuurwapengelijkend voorwerp bij zich had in de openbare ruimte en daadwerkelijk met deze wapens heeft gedreigd. Het oncontroleerbare bezit van dergelijke wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van wapens leidt namelijk gemakkelijk tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien.
Ook heeft verdachte zich op 21 september 2024 schuldig gemaakt aan diefstal van vier blikjes met alcoholhoudende drank. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen, maar ook voor overlast gezorgd.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding met parketnummer 18-306116-24 is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Persoon van de verdachte
Algemeen
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 14 en 15 jaar oud. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De voorlopige hechtenis van verdachte is in de zaak met parketnummer 18-061482-24 meermaals geschorst geweest. De schorsing van de voorlopige hechtenis is vervolgens meermalen opgeheven, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Op 20 mei 2025 is de voorlopige hechtenis van verdachte wederom geschorst onder strenge bijzondere voorwaarden.
Advies psychiater en psycholoog
De psychiater en de psycholoog hebben onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte. Uit voornoemde rapportages blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ernstig norm-overschrijdende gedragsstoornis met beperkte prosociale emoties, een matig-ernstige stoornis in het cannabisgebruik en een andere gespecificeerde psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornis. De psychiater heeft geconcludeerd dat deze stoornissen ook tijdens het plegen van de feiten aanwezig waren en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte op dat moment hebben beïnvloed. De psychiater adviseert dan ook om de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog heeft verdachte enkel in het kader van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 18-061482-24 onderzocht. De psycholoog heeft geen advies uitgebracht omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Beide gedragsdeskundigen adviseren om het reeds ingezette traject van behandeling en begeleiding voort te zetten. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog wanneer verdachte niet langer behandeld en begeleid zal worden. De psychiater adviseert de behandeling en begeleiding voort te zetten in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Zowel de psychiater als de psycholoog achten het noodzakelijk dat verdachte in een strikt en langdurig kader begeleid zal worden. Daarbij is volgens de psychiater een voorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk, zodat verdachte zich duurzaam aan intensieve begeleiding en behandeling zal blijven conformeren.
Advies Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Uit het rapport van de Raad blijkt dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De huidige schorsingsvoorwaarden maken dat het recidiverisico reeds is afgenomen. Ondanks het moeizame verloop van het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, is er bij verdachte een prille, positieve ontwikkeling zichtbaar. Verdachte conformeert zich meer aan afspraken en is niet langer betrokken geweest bij incidenten. Desalniettemin is deze positieve ontwikkeling van verdachte nog kwetsbaar. Verdachte is dan ook gebaat bij veel structuur, een duidelijk kader en een strikt toezicht. Gelet op de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte acht de Raad het van belang dat de huidige begeleiding en behandeling wordt voortgezet. Ter terechtzitting is gebleken dat de vrijheden van verdachte inmiddels zijn uitgebreid en dat verdachte recent is gestart met een opleiding.
Bij een veroordeling adviseert de Raad, net als de psychiater, de voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van onderwijs en/of het hebben van dagbesteding, het geven van inzicht in zijn middelengebruik en het meewerken aan controles hierop, het geven inzicht in zijn sociaal netwerk, alsmede het meewerken aan behandeling en begeleiding ten aanzien van het middelengebruik. Een voorwaardelijke jeugddetentie of een gedragsbeïnvloedende maatregel acht de Raad ontoereikend, gelet op het ontbreken van intrinsieke motivatie en afdoende probleembesef bij verdachte. Naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel adviseert de Raad om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, zodat verdachte een directe consequentie van zijn strafbare handelen zal ervaren.
Straf en maatregel
Straf
De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies van de deskundigen verenigen en neemt de voormelde conclusies over. De rechtbank ziet in de door de deskundigen beschreven problematiek aanleiding om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten. Gelet op de aanzienlijk lange duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 328 dagen, zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf, zoals geadviseerd door de Raad, gelet op de duur van het voorarrest, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen ten aanzien van de PIJ-maatregel, niet passend is. De rechtbank zal om die redenen dan ook niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psychiater en de Raad in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, zoals blijkt uit de adviezen van de deskundige. Aan de voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan.
De rechtbank acht het in het kader van het voorkomen van recidive en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Dit kan op verschillende manieren binnen het strafrecht worden vormgegeven. Gelet op het verloop van het schorsingstoezicht en de problematiek van verdachte ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan behandeling en begeleiding in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Het strikte schorsingstoezicht heeft verdachte er immers niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om te voorkomen dat verdachte, bij het niet meewerken aan de voorwaarden, onbehandeld en onbegeleid zal terugkeren in de samenleving, acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan verdachte de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, waaraan de rechtbank de door de Raad geadviseerde voorwaarden zal verbinden.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Mocht het tot omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel komen, is verlenging van die onvoorwaardelijke PIJ-maatregel mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank stelt op grond van de rapportages vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, wanneer hij geen behandeling volgt. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van parketnummer 18-061482-24
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 124,89 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ten aanzien van parketnummer 18-388924-24
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 120,00 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in beginsel voor gehele toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft verzocht om het bedrag te delen door de vijf medeverdachten, zodat elke verdachte een bedrag van € 24,98 dient te vergoeden aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, wegens gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de Airpods ruim een jaar oud waren, waardoor er afschrijving dient plaats te vinden. De verzekering houdt hiermee bij het uitkeren van de schade ook rekening en heeft de reële schade gedekt. Civielrechtelijk is er dan ook geen ruimte meer voor een schadevergoeding. Nu er geen schade meer is, dient de vordering te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 4]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, wegens gebrek aan onderbouwing. Daarnaast heeft de raadsman de hoogte van de vordering betwist.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18-061482-24. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2024.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Gelet op de onderlinge verhouding tussen verdachte en zijn medeverdachten, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel bepalen op een vijfde van het toe te wijzen bedrag, te weten € 24,98. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht op nul.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 4]
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18-388924-24, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In beslag genomen goederen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen telefoon gevorderd dat de telefoon verbeurd verklaard zal worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat dit goed in relatie tot het begaan van het onder 1 bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18-388924-24 staat en aan verdachte toebehoort.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-388924-24 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-061482-24, het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-306116-24 en het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-388924-24 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 328 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Bepaalt dat deze PIJ-maatregel
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na de dadelijke uitvoerbaar verklaring van de gestelde bijzondere voorwaarden meldt bij de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie [plaats] , en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering worden gegeven en zal zijn medewerking verlenen aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
2. dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft volgens het door de jeugdreclassering vastgestelde rooster/weekschema.
3. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn middelengebruik en meewerkt aan urinecontroles, voor zover en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
4. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale contacten.
5. dat de veroordeelde meewerkt aan behandeling en/of begeleiding gericht op zijn middelengebruik door VNN of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering en voor zover en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Geeft aan de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie [plaats] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en her hierop uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.