Op 25 september 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De overtreding vond plaats op 15 mei 2024, toen betrokkene op een kruispunt een andere richting volgde dan de pijl op de voorsorteerstrook aangaf. De opgelegde boete bedroeg € 309,00, inclusief administratiekosten. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de verkeersregels op dat kruispunt en dat hij dacht dat rechtdoor rijden toegestaan was, omdat hij geen bord had gezien dat dit verbood. De vertegenwoordigster van de officier van justitie betoogde echter dat de pijlen op het wegdek duidelijk de richtingen aangaven en dat het betrokkene bekend had moeten zijn dat hij de verkeersregels diende te volgen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie op het kruispunt duidelijk was en dat de boete terecht was opgelegd, aangezien de verbalisant niet in staat was om betrokkene staande te houden op het moment van de overtreding.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij hij benadrukte dat weggebruikers altijd alert moeten zijn op verkeersborden en -tekens, ongeacht hun bekendheid met de omgeving. De uitspraak werd gedaan door de kantonrechter P.G. Wijtsma, met mr. R. Krikke als griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden van de Wahv wordt voldaan.