ECLI:NL:RBNNE:2025:4433

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
18.072168.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met fatale gevolgen door verdachte, maar geen toerekening van de dood aan het handelen van verdachte

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van mishandeling die de dood van het slachtoffer ten gevolge zou hebben gehad, op basis van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het slachtoffer, die al leed aan ernstige hartproblemen, overleed mogelijk door een hartinfarct dat volgde op een confrontatie met de verdachte op 1 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat er naast de mishandeling door de verdachte ook andere factoren waren die bijdroegen aan de stress van het slachtoffer, wat leidde tot zijn overlijden. De rechtbank oordeelde dat het niet redelijk was om de dood van het slachtoffer aan het handelen van de verdachte toe te rekenen. De verdachte werd veroordeeld voor eenvoudige mishandeling, maar niet voor de fatale gevolgen daarvan. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de impact op de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.072168.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Leek, in elk geval in de gemeente Westerkwartier, [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, te stompen en/of slaan, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het feit gevorderd en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op grond van onder meer de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , het Snapchat-bericht dat verdachte op 1 januari 2024 om 11.00:59 uur aan [getuige 4] heeft gestuurd en de bevindingen uit het forensisch pathologisch onderzoeksrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 april 2024 (verder: het NFI-rapport) kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan. Het verweer van de raadsman dat verdachte daarbij heeft gehandeld uit noodweer, mist feitelijke grondslag en dient te worden verworpen.
De officier van justitie acht tevens te bewijzen dat deze mishandeling de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De gedragingen van verdachte, te beginnen bij het buiten de daarvoor toegestane tijden vuurwerk afsteken, zijn onverschillige en brutale gedrag jegens [slachtoffer] die hem daarop aanspreekt, en het daarop volgende slaan door verdachte van [slachtoffer] , hebben de omstandigheden gecreëerd voor diens uiteindelijke overlijden.
Door het handelen van verdachte is bij [slachtoffer] de emotionele stress - en daarmee de zuurstofbehoefte van zijn hart - dusdanig toegenomen, dat dit heeft geleid tot het fatale hartinfarct. Bij de vraag of het gevolg redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend doet het niet ter zake dat [slachtoffer] al aan een ernstige ziekelijke hartafwijking leed (zie het Eierschedelarrest van de Hoge Raad). Evenmin is daarbij van belang dat [slachtoffer] “pas” na ongeveer een half uur na de mishandeling is komen te overlijden.
Het gevolg kan redelijkerwijs aan verdachte worden toegerekend nu het aannemelijk is dat de dood van [slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van verdachte is veroorzaakt. Zijn gedragingen hebben een onmisbare schakel gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid. Van andere incidenten tussen het handelen van verdachte en de dood van [slachtoffer] die eveneens zijn dood kunnen verklaren is geen sprake. Evenmin bevat het dossier aanwijzingen dat het overlijden van [slachtoffer] min of meer aanstaande was, in die zin, dat te verwachten viel dat hij ook zonder deze confrontatie op hetzelfde moment zou zijn overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
De mishandeling
Primair kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Verdachte heeft dat ontkend en de getuigen uit de groep van verdachte waren dusdanig onder invloed van alcohol dat aan hun waarnemingsvermogen moet worden getwijfeld. Daarbij komt dat niemand van de getuigen, met
uitzondering van [getuige 2] , concreet over het slaan heeft verklaard. [getuige 2] heeft echter verklaard dat [slachtoffer] verdachte eerst heeft geslagen en dat verdachte hem toen heeft teruggeslagen. “Zelfverdediging zou je kunnen zeggen”, aldus [getuige 2] .
Mocht bewezen kunnen worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen, dan stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dat zijn handelen daarom niet wederrechtelijk was, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van mishandeling.
Naast de verklaring van getuige [getuige 2] , blijkt ook uit andere verklaringen en uit de camerabeelden dat [slachtoffer] enorm boos en agressief reageerde toen er door verdachte vuurwerk was afgestoken. [slachtoffer] liep daarop op verdachte af en verdachte had op dat moment geen andere keuze dan te handelen zoals hij heeft gedaan.
De dood ten gevolge?
Mocht te bewijzen zijn dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, dan kan niet worden gesteld dat het slaan een onmisbare schakel is geweest in de gebeurtenissen die tot zijn dood hebben geleid.
In de eerste plaats niet omdat de patholoog dat niet met zoveel woorden zegt. Die vindt het intreden van de dood volkomen verklaarbaar vanuit de ongezonde conditie van het hart van [slachtoffer] . Maar daarnaast was er (blijkens de grafiek met de gegevens van de Apple Watch) ook al een stijgende trend in de hartslag van [slachtoffer] waar te nemen voordat hij zelfs nog maar de deur uitging, terwijl de hartslag ook al eerder op de avond een merkwaardig verloop had en hevig fluctueerde. Rond 0.30 uur vindt er een merkwaardige fluctuatie van de hartslag plaats die er mogelijk op kan wijzen dat er die avond al een hartinfarct gaande was. Bekend is dat een hartinfarct in eerste instantie onopgemerkt kan opstarten.
Verder zijn er naast het moment waarop [slachtoffer] door verdachte is geslagen, meer momenten aan te wijzen waarop stress bij [slachtoffer] werd opgewekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de nacht van oud en nieuw, op 1 januari 2024, heb ik na het afsteken van vuurwerk een confrontatie gehad met [slachtoffer] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2024, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de telefoon van [verdachte] werd een voor het onderzoek Windsingel mogelijk relevant fragment uit een groepschat uit Snapchat aangetroffen. Van de betreffende groep maakt naast de verdachte [verdachte] , onder meer getuige [getuige 4] deel uit.
Bijlage 2 bij dit proces-verbaal is een rapport waarin dit fragment is opgenomen.
(p. 242) Op 1 januari 2024 om 11.00:59 uur, stuurt verdachte het volgende bericht aan [getuige 4] : “Hij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) duwde mij ofz en toen sloeg ik hem”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2024, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Toen heeft die man
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )die jongen
(de rechtbank begrijpt: verdachte)
geslagen. Toen heeft die jongen teruggeslagen.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2023.12.29.161, d.d. 11 april 2024, opgemaakt door drs. A.I.C. Christiaens, arts en forensisch patholoog, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als NFI-deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Betreffende
Naam [slachtoffer] (M) Geboortedatum [geboortedatum] 1971 Geboorteplaats [geboorteplaats]
Traumatische afwijkingen
Aan het linkeroog en de linkerzijde van het voorhoofd, alsook in de linkerslaapspier was bloeduitstorting door stomp botsende krachtinwerking (zoals slagen, vallen of stoten).

Bewijsoverwegingen

De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende gang van zaken.
In de nieuwjaarsnacht, op 1 januari 2024 omstreeks 2.30 uur, gaan [slachtoffer] en zijn vriendin, [vriendin slachtoffer] (verder: [vriendin slachtoffer] ), nadat het op straat weer rustiger was geworden met het afsteken van vuurwerk, naar buiten om de honden uit te laten. Al gauw komen zij een groep jongeren tegen en tegen hun verwachting in worden zij geconfronteerd met het afsteken van vuurwerk; op geringe afstand wordt vanuit de groep jongeren een zwaar stuk vuurwerk afgestoken door, naar later blijkt, verdachte.
[slachtoffer] reageert daar erg boos en verbaal agressief op en loopt naar verdachte toe om hem op zijn gedrag aan te spreken. Verdachte reageert daar onverschillig en brutaal op en loopt aanvankelijk door, waarop [slachtoffer] achter hem aanloopt. Tussen verdachte en [slachtoffer] ontstaat dan een fysieke confrontatie. Na die confrontatie wordt er tussen de groep jongeren en [slachtoffer] en zijn vriendin nog wat gepraat waarna de groep wegloopt en [slachtoffer] en zijn vriendin ogenschijnlijk weer rustig doorlopen, richting de rotonde.1
Ongeveer een half uur na de confrontatie met verdachte, terwijl [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] weer thuis zijn, komt [slachtoffer] om 3.15 uur te overlijden.2
Mishandeling
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer] ten tijde van fysieke confrontatie tussen hen beiden, (tegen het hoofd) heeft geslagen en de raadsman heeft vrijspraak van het feit bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het NFI-rapport staat vermeld dat aan uitwendig letsel bij [slachtoffer] is geconstateerd een bloeduitstorting aan het linkeroog, de linkerzijde van het voorhoofd en de linkerslaapspier, veroorzaakt door stomp botsende krachtinwerking (zoals slagen, vallen of
stoten). Daarnaast heeft verdachte op 1 januari 2024 via Snapchat aan getuige [getuige 4] het volgende geappt: “Hij
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )duwde mij ofz en toen sloeg ik hem”. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de man
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )die jongen
(de rechtbank begrijpt: verdachte)heeft geslagen en dat die jongen toen heeft teruggeslagen. Overigens heeft verdachte zelf in voornoemde app gezegd dat [slachtoffer] hem niet heeft geslagen maar “slechts” heeft geduwd.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen.
Noodweer?
Over het subsidiair gevoerde verweer van de raadsman dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer overweegt de rechtbank als volgt.
Voor noodweer is vereist dat sprake is van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Niet kan met zekerheid worden vastgesteld, zoals de verdediging aanvoert, dat [slachtoffer] als eerste de fysieke confrontatie met verdachte is aangegaan. Ervan uitgaande dat [slachtoffer] in dit verband als eerste heeft gehandeld, zou dat met een duw moeten zijn geweest Dit is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van een noodweersituatie. Duidelijk is wel dat toen de confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] dreigde te escaleren, getuigen [getuige 4] en [getuige 1] zich tussen hen beiden hebben gevoegd om de situatie te de-escaleren. Verdachte heeft daar zelf over verklaard dat zijn vrienden er toen tussen gingen staan. Dit betekent dat verdachte zich op dat moment aan de situatie had kunnen -en moeten- onttrekken. Het slaan door verdachte was op dat moment niet nodig voor de verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Dit betekent dat het beroep op noodweer niet kan slagen.
Strafrechtelijk causaal verband?
De rechtbank moet vaststellen of er sprake is van een zodanig causaal verband dat het redelijk is om de dood van [slachtoffer] aan de bewezen verklaarde mishandeling door verdachte toe te rekenen.
In het NFI-rapport staat vermeld dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door ernstige ziekelijke hartafwijkingen en dat van een andere doodsoorzaak niet is gebleken.
Onder punt 6 van het rapport staat onder “ziekelijke afwijkingen” het volgende vermeld: “Er waren ernstige ziekelijke afwijkingen aan het hart. Het hart was zwaar
en toonde uitgebreide verlittekening in de hartspier (ouder weefselversterf); wat de kans verhoogt op een plotseling overlijden door hartritmestoornissen. Ook waren de kransslagaders kritiek vernauwd door slagaderverkalking; wat aanleiding kan geven tot zuurstoftekort van de hartspier. Dit kan op zijn beurt leiden tot een verslechte- ring van de hartpompfunctie en/of prikkelgeleiding in de hartspier (resulterend in hartritmestoornissen). Op basis van deze hartafwijkingen kan de reanimatie- behoeftige toestand en het uiteindelijke overlijden worden verklaard. Bovendien kan (verdere) verslechtering van de hartpompfunctie en/of hartritmestoornissen sneller optreden als de zuurstofbehoefte van het hart toeneemt, zoals bij lichamelijke of emotionele stress.”
Uit informatie van de huisarts [huisarts] dat als bijlage bij het schouwverslag is gevoegd3, staat vermeld dat [slachtoffer] bekend was met familiaire hypercholesterolemie (een ernstige risicofactor voor
cardiovasculaire ziekte), waarvoor hij tijdelijk cholesterolverlagende medicatie heeft geslikt, maar daar ook weer mee is gestopt. Ook was bij [slachtoffer] sprake van overgewicht met een hoog risico op cardiovasculaire ziekte.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de gezondheidstoestand van [slachtoffer] onder de gegeven omstandigheden wel ter zake doet. Of het redelijk is om een bepaald gevolg toe te rekenen aan het handelen van verdachte hangt immers af van alle concrete omstandigheden van het geval.
Dat in andere rechterlijke uitspraken, waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, anders is beslist over redelijke toerekening van een gevolg, doet hier niet aan af, ook omdat in die zaken steeds sprake was van veel ernstiger geweld dan in de onderhavige zaak.
In het NFI-rapport staat onder het kopje “traumatische afwijkingen” vermeld dat het
hoofdletsel, wat volgens de rechtbank is ontstaan door het slaan door verdachte, geen directe rol van betekenis heeft gespeeld ten aanzien van het overlijden van [slachtoffer] .
De rechtbank is dan ook van oordeel net als de officier van justitie en de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat er een direct causaal verband bestaat tussen het slaan door verdachte en het overlijden van [slachtoffer] . Het betreft een eenvoudige mishandeling door tegen het hoofd de slaan met licht letsel tot gevolg.
Gelet op de gezondheidssituatie van [slachtoffer] houdt de rechtbank het ervoor dat er sprake is van een (indirect) causaal verband tussen stress die [slachtoffer] ondervond en zijn overlijden.
Ook bij thuiskomst was nog sprake van stress, waarbij ook de angst bestond dat de groep nog bij hun thuis zou kunnen komen. [slachtoffer] heeft ter verdediging zelfs een knuppel uit het tuinhuis gehaald.
Op grond van de gegevens verkregen uit de sectie stelt de rechtbank vast dat voor [slachtoffer] , gelet op zijn ernstige ziekelijke hartafwijkingen en de kritieke vernauwing van zijn kransslagaders, stress een zeer groot gezondheidsrisico vormde.
Uit het voorgaande volgt verder dat [slachtoffer] zowel voorafgaand aan de nieuwjaarsnacht als op de avond zelf stress ondervond. De gegevens van de Apple Watch ondersteunen dit beeld. Hieruit blijkt op meerdere momenten voorafgaand aan (tussen 0:30 uur en 01:00 uur) en volgend op de confrontatie een verhoogde hartslag (tussen 2:40 uur en 3:00 uur) die de rechtbank relateert aan stress. Om de dood van [slachtoffer] toe te rekenen aan verdachte moet vaststaan dat in die keten van stress de klap de verdachte heeft uitgedeeld van doorslaggevende betekenis is geweest voor het overlijden. De rechtbank is van oordeel dat dat niet uit het dossier kan volgen en overweegt daartoe als volgt. Uit locatiegegevens van de telefoons van verdachte en [slachtoffer] (zie pagina 14 van het dossier) en de beschrijving van de beelden (zie pagina 111 van het dossier) leidt de rechtbank af dat de confrontatie in ieder geval om 2:36 uur afgelopen is. De hoogste piek in de hartslag van [slachtoffer] treedt, volgens de grafiek, meerdere minuten daarna op. Afgezien van de vraag of de piek de dood heeft veroorzaakt, kan op grond van deze grafiek in samenhang met de gegevens over de doodsoorzaak niet worden vastgesteld dat de klap die verdachte heeft uitgedeeld de hartslagpiek heeft veroorzaakt en evenmin de daarop volgende dood van [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie dat de gedragingen van verdachte, beginnend bij het afsteken van vuurwerk en uitmondend in het slaan van verdachte als één keten van geweld moet worden gezien, waardoor de stress bij [slachtoffer] zo sterk is opgelopen dat hij daardoor is komen te overlijden, volgt de
rechtbank niet. Ten laste is gelegd de eenvoudige mishandeling. De rechtbank acht het afsteken van vuurwerk een te ver van deze mishandeling staande gedraging om aan te merken als een omstandigheid waaronder de mishandeling is gepleegd. Dit geldt temeer nu niet is komen vast te staan dat verdachte door het afsteken van vuurwerk doelbewust zelf de confrontatie met [slachtoffer] heeft gezocht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook verschillende andere mogelijke oorzaken van stress die geen verband houden met de mishandeling door verdachte en die wel van invloed kunnen zijn geweest op het intreden van de dood van [slachtoffer] , dat het niet redelijk is om de dood van [slachtoffer] aan het handelen van verdachte toe te rekenen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Leek, [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het volgende:
  • een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie nu zij niet bewezen acht dat de mishandeling de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een man op straat.
Verdachte heeft het slachtoffer tegen het hoofd geslagen, nadat deze hem ter verantwoording had geroepen voor het feit dat hij buiten de daarvoor toegestane tijden vuurwerk had afgestoken, terwijl het slachtoffer met zijn vriendin de honden aan het uitlaten was.
Hoewel verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van het slachtoffer circa een half uur daarna, heeft hij met het slaan wel de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Tevens heeft hij met zijn gedrag bijgedragen aan een maatschappelijk gevoel van onveiligheid op straat, waar agressie is toegenomen in situaties waarin men elkaar op ongewenst gedrag aanspreekt.
Bovendien heeft verdachte het feit gepleegd terwijl hij deel uitmaakte van grote groep onder invloed van alcohol verkerende jongeren, hetgeen voor het slachtoffer extra bedreigend moet zijn geweest.
Gelet hierop acht de rechtbank bij de bepaling van de straf in het onderhavige geval een taakstraf als passend.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte ervan ook rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de ouderdom van het feit. Verdachte, die tot aan het feit een normaal en op het oog probleemloos leven van een 18-jarige leidde, wordt sedertdien, dus nu al bijna twee jaar, via social media publiekelijk aan de schandpaal genageld. Verdachte en het gezin waarin hij leeft zijn daar zwaar onder gebukt gegaan en verdachte lijdt daar nog steeds onder. Zo heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij onlangs nog op een terras in zijn woonplaats voor moordenaar is uitgemaakt. De angsten, spanningen en slapeloosheid waar verdachte mee kampt hebben ertoe geleid dat hij zijn opleiding heeft moeten onderbreken.
De rechtbank zal alles overwegende aan verdachte een taakstraf opleggen van 40 uren.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [vriendin slachtoffer] , tot een bedrag van 2.245,24 ter vergoeding van materiële schade,
15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en 20.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [benadeelde 1] , tot een bedrag van 20.000,00 ter zake van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [benadeelde 2] , tot een bedrag van 16.794,00 ter vergoeding van materiële schade en
20.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [benadeelde 3] , tot een bedrag van 21.196,40 ter vergoeding van materiële schade en
20.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [ [benadeelde 4] , tot een bedrag van 11.379,12 ter vergoeding van materiële schade en
20.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [benadeelde 5] , tot een bedrag van 17.500,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [benadeelde 6] , tot een bedrag van 17.500,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit voor wat betreft het onderdeel waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart de vorderingen van [vriendin slachtoffer] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2025.
1. Proces-verbaal van verhoor getuigen [getuige 5] en [getuige 6] , pagina 148.
2 Schouwverslag, pagina 71.
3 [1] Aanvullende informatie casus leek, pagina 73.