ECLI:NL:RBNNE:2025:4464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
LEE 25/3298
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontzegging toegang gemeentelijke opvang voor ontheemden uit Oekraïne

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, ontheemden uit Oekraïne, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen, dat hen de toegang tot gemeentelijke opvang ontzegt. De voorzieningenrechter beoordeelt of het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, waarbij hij kijkt naar de kans van slagen van het bezwaar. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat het college verplicht is zorg te dragen voor opvang voor de verzoekers. Het college had hen een permanent locatieverbod opgelegd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit besluit niet bevoegd is genomen, omdat er geen alternatieve opvang is geboden. De voorzieningenrechter benadrukt dat het college, op basis van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne, verantwoordelijk is voor het bieden van opvang aan ontheemden. De voorzieningenrechter concludeert dat het college in gebreke is gebleven en dat het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. Daarom wordt het college opgedragen om binnen zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar in opvang te voorzien voor de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/3298

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

[namen verzoekers] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen

(gemachtigde: mr. T. Dekker).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van het college om verzoekers en hun minderjarige kinderen de toegang tot de gemeentelijke opvang voor ontheemden uit Oekraïne te ontzeggen. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college verplicht is voor opvang voor verzoekers zorg te dragen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 12 september 2025 heeft het college verzoekers, die ontheemden uit Oekraïne zijn, een permanent locatieverbod voor de opvang in de gemeente Achtkarspelen gegeven. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de gemachtigde van het college.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar een opvangplek voor verzoekers.
2.3.
Het college heeft op 13 oktober 2025 bericht dat hij geen opvangplek voor verzoekers heeft gevonden.
2.4.
Verzoeker heeft op 14 oktober 2025 een reactie ingediend.
2.5.
Partijen hebben er ter zitting mee ingestemd dat de voorzieningenrechter uitspraak doet zonder nader onderzoek ter zitting.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Is er een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening?
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter overweegt dat het college verzoekers een locatieverbod voor alle opvangvoorzieningen voor ontheemden uit Oekraïne in de gemeente heeft opgelegd. Verzoekers hebben geen opvang meer. Zij hebben ter zitting verklaard dat zij afwisselend bij verschillende vrienden en kennissen slapen. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter, ook mede gelet op een onbelemmerde schoolgang voor de kinderen, van oordeel dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij een beslissing op hun verzoek. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom inhoudelijk beoordelen.
Heeft het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen?
4. De voorzieningenrechter kan in afwachting van een beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening treffen als het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
Mandaat voor het nemen van het besluit
5. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat het besluit namens het college is genomen door projectleiding en woonbegeleiding van Team Nieuwkomers van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft ter zitting ambtshalve gevraagd naar een mandaat voor het nemen van dit besluit. Na de zitting heeft het college bericht dat in het Mandaatbesluit 2025 van de gemeente ter zake van dit onderwerp geen mandaat is verleend voor het nemen van besluiten op grond van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne en/of de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Regeling) en dat het besluit daarom niet bevoegd is genomen. Het college heeft bericht dat hij als het bevoegde orgaan het besluit alsnog heeft bekrachtigd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit een formeel gebrek heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat in bezwaar een volledige heroverweging plaatsvindt en dat het college dit gebrek dan kan herstellen, terwijl uit het bericht van het college na de zitting ook blijkt dat het college het besluit al heeft bekrachtigd. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding in het kader van een voorlopige voorziening aan het gebrek in het besluit gevolgen te verbinden.
Besluit tot beëindiging van de opvang
6. Het permanente locatieverbod voor alle opvangvoorzieningen in de gemeente is aan verzoekers opgelegd, omdat de leefbaarheid en veiligheid in de opvang ernstig in het gedrang is door gedragingen van en incidenten met verzoekers en hun minderjarige kinderen. Het college heeft ter zitting bevestigd dat het besluit is gebaseerd op artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Regeling. Het college mag op grond van dit artikel verstrekkingen, waaronder opvang, beperken of intrekken, indien een betrokkene zich niet houdt aan het huishoudelijk reglement of ernstig geweld pleegt tegen medebewoners. Het college heeft ter onderbouwing van het besluit een lijst met gedragingen en incidenten overgelegd, alsmede rapportages van medewerkers van de opvang en verslagen van (correctie)gesprekken met verzoekers, een beslissing waarin een officiële waarschuwing aan verzoekers is gegeven alsook een besluit waarbij eerder aan hen een tijdelijk locatieverbod is opgelegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in deze stukken voldoende aanleiding kunnen zien een besluit op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Regeling te nemen. Een enkele ontkenning van de gedragingen en incidenten door verzoekers, zonder enige onderbouwing zoals ook ter zitting is vastgesteld, doet de voorzieningenrechter niet twijfelen aan hetgeen is voorgevallen en is daarom onvoldoende voor een ander oordeel. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoekers blijkens de overgelegde stukken in de gesprekken ook gedragingen en incidenten hebben erkend en hebben beloofd dat zich geen problemen met hen meer zouden voordoen.
7. De voorzieningenrechter is zich er terdege van bewust dat het college op allerlei manieren heeft geprobeerd om het gedrag van verzoekers te beïnvloeden, hetgeen geen positief resultaat heeft opgeleverd. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de gemeentebesturen zich gesteld zien voor een lastige opgave waar het betreft het voorzien in opvang. Desalniettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Regeling vermelde bevoegdheid niet zo ver reikt dat het college verzoekers de gehele toegang tot de opvang in de gemeente permanent mag ontzeggen zonder in enig alternatief te voorzien. In artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne is immers dwingendrechtelijk geformuleerd dat het college zorgdraagt voor de opvang van ontheemden. Op het college rust dus een resultaatsverplichting om aan verzoekers opvang te bieden. [1] Verder blijkt uit de toelichting op artikel 7 van de Regeling [2] dat bedoeld is om het mogelijk te maken om de verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling te beperken of beëindigen, maar dat op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming [3] , waaraan de Regeling moet voldoen, ontheemden ‘een fatsoenlijk onderkomen krijgen of, in voorkomend geval, middelen te hunner beschikking krijgen om huisvesting te vinden’. In de toelichting wordt verder vermeld dat het in aansluiting bij artikel 10 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) mogelijk is om de verstrekkingen te beperken of beëindigen in een aantal gevallen, waarbij altijd in de basisvoorzieningen moet worden voorzien. Dit in de toelichting op artikel 7 van de Regeling beschreven uitgangspunt volgt ook uit het door de minister van Justitie en Veiligheid opgestelde handelingsperspectief en maatregelenpakket. Hierin wordt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Haqbin [4] waaruit volgt dat het niet is toegestaan om opvang aan overlastgevende asielzoekers volledig te onthouden, tenzij de lidstaat elders in de opvang voorziet. Aangegeven wordt dat het hierboven genoemde arrest onverkort geldt voor ontheemden uit Oekraïne en dat dit dus betekent dat ook een overlast gevende bewoner het recht op opvang behoudt, ook al hoeft dat niet per se op dezelfde locatie te zijn.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doen de pogingen van het college om elders in opvang te voorzien en die niet tot resultaat hebben geleid niet af aan de verplichting die volgt uit het hierboven genoemd arrest. De voorzieningenrechter verwijst tot slot naar de overwegingen van het Hof in het arrest Jawo. [5]

Conclusie en gevolgen

8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit het voorgaande dat het college niet bevoegd was het besluit te nemen, omdat het college de opvang van verzoekers heeft beëindigd zonder in vervangende opvang te voorzien. Het college had verzoekers in het besluit een alternatief voor de opvang moeten bieden. Dit betekent dat het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft.
9. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter bepaalt dat het college voorziet in opvang als bedoeld in de Regeling aan verzoekers tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat het college voorziet in opvang als bedoeld in de Regeling aan verzoekers tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 oktober 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4074
2.Staatscourant 2023, 26413
3.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, artikel 13
4.ECLI:EU:C:2019:956
5.C-163/17