In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de juiste vergunning. De overtreding vond plaats op 28 december 2023 in Leeuwarden. De opgelegde boete bedroeg € 119,00, inclusief administratiekosten.
De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P.A. Veenstra, aanwezig, maar de betrokkene en haar gemachtigde zijn niet verschenen.
De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de betrokkene. De betrokkene stelde dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de vergunning geldig was voor de parkeerplaatsen in haar zone. De gemachtigde voerde aan dat het bewijs niet rond was in de fase van administratief beroep. De kantonrechter oordeelde echter dat de betrokkene zelf had aangegeven niet over de juiste vergunning te beschikken, waardoor de verkeersovertreding vaststond.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.