ECLI:NL:RBNNE:2025:4521

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
18.301578.21 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een bedrag van 695.996,00 euro, dat door de veroordeelde zou zijn verkregen uit strafbare feiten. De veroordeelde, geboren in 1966, was bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Goot. Tijdens de zitting op 19 september 2025 heeft de officier van justitie betoogd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van een kasopstelling correct was en dat er een bedrag van 114.793,75 ten onrechte niet was meegeteld als inkomsten. De verdediging heeft echter aangevoerd dat er geen grondslag voor de vordering was zonder een schuldvaststelling en dat er ten onrechte bedragen niet waren meegenomen in de berekening. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de kasopstelling en de argumenten van beide partijen. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel van 525.294,00 euro heeft genoten, maar heeft de betalingsverplichting verlaagd tot 384.354,00 euro, rekening houdend met de reeds verbeurde bedragen. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.301578.21
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 31 oktober 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde]

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 20 augustus 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 695.996,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18.301578.21 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 19 september 2025. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt dient te gelden en dat het voordeel moet worden geschat op een bedrag van 695.996,00 op grond van de berekening aan de hand van de kasopstelling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat bij gebreke van een schuldvaststelling voor de feiten die tot het gestelde voordeel hebben geleid geen grondslag bestaat voor de vordering waardoor er afwijzing dient te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er inkomsten ten onrechte niet zijn meegenomen in de berekening. Er is een bedrag van 234.986,35 ten onrechte niet aan legale inkomsten meegenomen, namelijk de volgende.
  • De bij veroordeelde aangetroffen facturen zijn niet allemaal terug te vinden in de administratie van de bedrijven van getuige [getuige 1] ( 4.535,00) en van [bedrijf 1] ( 1.058,75). Er is geen onderzoek gedaan naar de bedrijfsvoering van deze bedrijven;
  • Veroordeelde heeft chalets verkocht en geëxporteerd naar Roemenië ( 80.000,00). De verdediging trekt de betrouwbaarheid van getuige [getuige 2] in twijfel.
  • Veroordeelde heeft voor de verkoop van de auto Dodge Ram 24.200,00 contant ontvangen. Veroordeelde heeft een factuur. De geruilde Mercedes heeft niet op naam van veroordeelde gestaan.
  • Voor de verkoop van de woonboot heeft veroordeelde 5.000,00 ontvangen. Veroordeelde heeft hiervan een factuur.
Hiermee is een bedrag van 114.793,75 ten onrechte niet als inkomsten meegeteld.
Verder heeft veroordeelde in 2014 een bedrag van 12.308,60 ontvangen nadat de rechtbank teruggave heeft gelast. Bovendien heeft veroordeelde sieraden, voornamelijk van zijn moeder, verkocht aan [juwelier] , in totaal voor een bedrag van 99.794,00.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat veroordeelde niet conform de Nibud-norm leeft en dat de huishoudelijke uitgaven van veroordeelde lager zijn waardoor er een bedrag van 8.000,00 in mindering gebracht moet worden. In totaal is een bedrag van 234.896.35 niet meegenomen in de berekening.
Daarnaast zijn er in de berekening van de politie aannames gedaan die onterecht zijn. In de visie van de verdediging is wederrechtelijk voordeel niet goed onderbouwd en dus niet aannemelijk. De volgende bedragen zijn ten onrechte niet meegenomen:
  • 234.896,35 aan legale inkomsten;
  • 123.197,00 ( fictieve bouwkosten schuur)
  • 1.556,42 ( onderhoudskosten tuin e.d.)
  • 334.335,00 ( fictieve bouwkosten woonboot)
  • 13.542,50 ( factuur [bedrijf 2] )
  • ​17.446,00 (aanschaf huishoudelijke apparaten)724.973,27 totaal
Verder is rekening gehouden met vervolgprofijt. De aanschaf en de verbouw van de woonboot zijn niet wederrechtelijk gefinancierd waardoor vervolgprofijt niet aan de orde is.
Gelet op voornoemde heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het terug te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel gelet op de oudheid van de zaak en de veranderde persoonlijke omstandigheden van veroordeelde. De raadsman verzoekt de rechtbank, bij aannemen van wederrechtelijk verkregen voordeel, de terugbetalingsplicht op nihil te stellen dan wel fors te matigen.

Bewijsmiddelen 1

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
  • de in het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 31 oktober 2025 in de onderliggende strafzaak (verder: het vonnis) opgenomen bewijsmiddelen;
  • het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (verder: het rapport).2
Het oordeel van de rechtbank
Het vonnis van 31 oktober 2025
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 31 oktober 2025 in de zaak met parketnummer 18.301578.21 veroordeeld onder meer ter zake witwassen van een contant geldbedrag ter waarde van 140.940,00. Dit is een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het ontnemingsrapport
De ontnemingsvordering is gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling. Daarin is over een bepaalde periode berekend hoeveel contant geld veroordeelde heeft gehad en welk deel daarvan kan worden verklaard uit contant geld dat veroordeelde al had of dat hij legaal heeft verkregen. Het contante geld dat daardoor niet kan worden verklaard, wordt als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt. De rechtbank vindt deze berekening, gebaseerd op bewijsmiddelen, op zichzelf goed onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt door het openbaar ministerie. In ontnemingszaken is het dan vervolgens aan veroordeelde om gemotiveerd en onderbouwd aannemelijk te maken dat de berekening van het openbaar ministerie niet juist is. Alleen stellen dat de berekening niet klopt of dat veroordeelde onschuldig is, is niet voldoende.
De kasopstelling gaat er van uit dat sprake is van werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen voor een bedrag van 613.782,00. Daarnaast is in de berekening van het wederechtelijk verkregen voordeel een bedrag van 82.214,00 opgenomen aan vervolgprofijt. Dit bedrag is gebaseerd op de waardestijging van de woonboot en de schuur van veroordeelde die volgens het openbaar ministerie met illegale gelden is gefinancierd.
Betwisting verdediging
Door de verdediging is gewezen op een aantal posten uit de kasopstelling die ten onrechte hierin zouden zijn meegenomen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van vervolgprofijt omdat er geen sprake is van een financiering van de woonboot met illegale gelden. Bovendien is de geschatte marktwaarde niet juist waarbij de verdediging heeft gewezen op een eigen taxatierapport.
Oordeel rechtbank over de posten uit de kasopstelling
Bedrijfsadministratie
In het onderzoek is vastgesteld dat er facturen in de administratie van veroordeelde aanwezig zijn die niet in de administratie van [bedrijf 1] voorkomen. Hier is ook sprake van in de administratie van [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Deze drie bedrijven worden vertegenwoordigd door [getuige 1] . De
rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat veroordeelde facturen heeft gefingeerd. Er is geen onderzoek verricht naar de boekhoudingen van [bedrijf 1] , [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte een correctie van een bedrag van 5.593,75 berekend.
Verkoop chalets
In de administratie van veroordeelde bevinden zich facturen met betrekking tot de verkoop van chalets aan [getuige 2] in Roemenië voor 38.000,00 en 42.000,00. De rechtbank overweegt hiertoe dat getuige [getuige 2] heeft verklaard veroordeelde niet te kennen en dat hij geen chalets heeft gekocht van veroordeelde. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van [getuige 2] . Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verkoop van chalets voor dergelijke bedragen in contant geld uiterst ongebruikelijk is. De rechtbank is van oordeel dat deze bedragen, in totaal een bedrag van 80.000,00 terecht is gecorrigeerd.
Dodge Ram
In de administratie is opgenomen dat veroordeelde een bedrag van 24.200,00 heeft ontvangen na de verkoop van de Dodge Ram, kenteken [kenteken] , aan [naam] . [naam] heeft verklaard de Dodge Ram te hebben geruild met gesloten portemonnee. Naast deze verklaring bevinden zich geen objectieve bewijzen waarmee deze verklaring dan wel de verklaring van veroordeelde wordt ondersteund. Gelet hierop zal de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden met dit bedrag.
Verkoop woonboot
In de administratie van veroordeelde bevindt zich een factuur voor de verkoop van de woonboot van veroordeelde voor een bedrag van 5.000,00. Naast een verklaring van de zoon van veroordeelde, [zoon van veroordeelde] , is er niets waaruit volgt dat [zoon van veroordeelde] dit geldbedrag heeft ontvangen. In het voordeel van veroordeelde is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag ten onrechte is gecorrigeerd.
Teruggave geld justitie
In 2014 heeft de rechtbank teruggave van een geldbedrag van 12.308,60 aan veroordeelde gelast. De verdediging heeft aangevoerd dat veroordeelde dit bedrag contant heeft ontvangen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat justitie het geld contant heeft teruggegeven. Bij inbeslagname worden dergelijke bedragen afgestort en door de Staat via de bank teruggestort. Uit het dossier blijkt dat veroordeelde in 2014 geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. De ontvangst van voornoemd geldbedrag kan uit dit dossier niet worden opgemaakt. Voor zover veroordeelde dit bedrag via de bank heeft ontvangen, is dit irrelevant voor de kasopstelling daar het daarin om contante inkomsten dan wel uitgaven gaat. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van 12.308,60 derhalve niet in mindering gebracht dient te worden.
Nibud
Bij de berekening van de contante uitgaven wordt het Nibud als uitgangspunt genomen. Het Nibud is het Nederlands Instituut voor budgettering. Een vergelijkbaar huishouden als veroordeelde heeft volgens Nibud minimaal 23.013,00 als uitgaven. De rechtbank kan zich vinden in de berekening van de verdediging waarbij gesteld is dat veroordeelde een sober leven leidt. Dat is ook de indruk die de rechtbank van de verdachte heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van 8.000,00 in mindering gebracht dient te worden waarmee de rechtbank uitkomt op een bedrag van 15.013,00.
Kosten bouw schuur
In de berekening zijn als totale bouwkosten voor de schuur 90.883,00 berekend. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde geen kosten heeft gemaakt voor de schuur omdat deze bij de aankoop van het perceel er al stond. Veroordeelde heeft een kleine verbouwing laten uitvoeren waarvoor veroordeelde aan [bedrijf 2] een wederdienst zou leveren. Dit is door de verdediging niet nader onderbouwd. De rechtbank is desondanks van oordeel dat op grond van het voorhanden zijnde dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat en vooral ook in welke mate de schuur is verbouwd en hoe vervolgens de betaling van de factuur is verlopen. In het voordeel van veroordeelde is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag in mindering gebracht moet worden.
Onderhoudskosten
Er zijn kosten voor onderhoud aan de tuin en voor inventaris rondom de woonboot berekend, zoals het hekwerk en tuinmeubelen. De verdediging heeft aangevoerd dat veroordeelde geen kosten heeft gehad aan de tuin. Het hekwerk stond er al en de tuin is grotendeels bestraat hetgeen geen onderhoud vereist. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van 1.556,00 in mindering gebracht dient te worden.
Bouwkosten woonboot
Op het perceel van veroordeelde is een nieuwe woonboot gebouwd. De kosten hiervoor zijn in het rapport berekend op 454.335,00. In het voordeel van veroordeelde zijn hier kosten, zoals kosten voor uitvoerder, werkvoorbereider, keten, toiletten etc., in mindering gebracht. Ook zijn de openstaande posten factuur bij [bedrijf 5] en [bedrijf 6] in mindering gebracht. In totaal komen de bouwkosten uit op 342.903,00. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen en is daarom van oordeel dat dit bedrag terecht is opgenomen.
Factuur [bedrijf 2]
In het overzicht van facturen bevindt zich een factuur van [bedrijf 2] . De verdediging heeft aangevoerd dat dit bedrag, te weten 13.542,50, niet is voldaan, maar dat veroordeelde de afspraak had hem een wederdienst te leveren. In de administratie van [bedrijf 2] zijn twee facturen aangetroffen van in totaal 13.542,50. Eigenaar [eigenaar bedrijf 2] heeft tegenover verbalisant verklaard dat deze facturen contant zijn betaald. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen en is daarom van oordeel dat dit bedrag terecht is opgenomen.
Inventaris
In de berekening is een bedrag van 17.446,00 meegenomen voor inventaris. De verdediging heeft aangevoerd dat veroordeelde na het overlijden van zijn moeder haar inventaris heeft overgenomen en aldus geen kosten heeft gemaakt. In het voordeel van veroordeelde is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag in mindering gebracht moet worden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat in totaal een bedrag van 152.678,75 ten onrechte is meegenomen in de kasopstelling.
5.593,75 (bedrijfsadministratie)
24.200,00 (Dodge Ram)
5.000,00 (verkoop woonboot)
8.000,00 (Nibud)
90.883,00 (kosten bouw schuur) 1.556,00 (onderhoudskosten)
17.446,00 (inventaris)
De kasopstelling gaat er van dat sprake is van werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen voor een bedrag van 613.782,00 (beginsaldo 1.800,00 + 141.356,00 legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen, eindsaldo aan contant geld 140.940,00 = beschikbaar voor het doen van uitgaven 2.216,00, terwijl in werkelijkheid 615.998,00 is uitgegeven)3.
De rechtbank trekt van het bedrag van 613.782,00 het bedrag af van 152.678,75 dat naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte is meegenomen in de kasopstelling. Dan resulteert een bedrag van 461.103,25.
Vervolgprofijt
In de berekening van het wederechtelijk verkregen voordeel is een bedrag van 82.214,00 opgenomen aan vervolgprofijt. Dit bedrag is gebaseerd op de waardestijging van de woonboot en de schuur van veroordeelde die volgens het openbaar ministerie met illegale gelden is gefinancierd. Anders dan de verdediging gaat de rechtbank er van uit dat de woonboot met illegale middelen is gefinancierd. Omdat hierboven het bedrag van de kasopstelling is gecorrigeerd voor de kosten van de schuur, zal de rechtbank alleen vervolgprofijt in de vorm van waardestijging van de woonboot meenemen bij de voordeelsberekening en niet de waardestijging van de schuur.
In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van bouwkosten van 342.903,00 voor de woonboot en 90.883,00 voor de schuur. Dit is in totaal 433.786,00. Het taxatierapport gaat uit van een minimale verkoopwaarde van 515.000,00. Dit is dan een waardestijging voor de woonboot en de schuur samen van 18,72 procent. De rechtbank ziet aanleiding dit percentage aan te houden. Berekend over de bouwkosten van de woonboot levert dit een vervolgprofijt van 64.191,00.
Vasstelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank komt tot de volgende berekening:
Onverklaarbare contante inkomsten 461.103,00 Vervolgprofijt 64.191,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel 525.294,00
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde 525.294,00 voordeel heeft genoten.
De rechtbank heeft in de strafzaak bewezen verklaard het witwassen van een geldbedrag van 140.940,00. Dit contante geld is inbeslaggenomen en de rechtbank heeft beslist dat dit bedrag verbeurd verklaard moet worden. Dit bedrag zal daarom in mindering worden gebracht op het verkregen voordeel.
De rechtbank zal veroordeelde een lagere betalingsverplichting opleggen dan het berekende wederrechtelijk genoten voordeel, te weten 384.354,00.
Omdat de rechtbank bij de straftoemeting in de hoofdzaak al rekening heeft gehouden met de schending van de redelijke termijn zal de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet ook hoeven te doen in de ontnemingszaak.
In hetgeen door de verdediging overigens heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de betalingsverplichting op een lager bedrag vast te stellen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 525.294,00.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van 384.354,00 (zegge: driehonderdvierentachtig driehonderdvierenvijftig duizend euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. O.F. Brouwer en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 oktober 2025.
Mr. C.A.J. Tuinstra is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie eenheid
Noord Nederland met proces-verbaalnummer 2021303237, doorgenummerd 1 tot en met 975. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 942 e.v.
3 Pagina 963