ECLI:NL:RBNNE:2025:4536

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
11466646 BU VERZ 24-3109
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersboete wegens parkeren in een parkeerverbodszone

Op 19 augustus 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete van € 119,00 ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig in een parkeerverbodszone, aangeduid met bord E1, op 1 december 2023. De betrokkene stelde dat hij zijn voertuig had geparkeerd op een plek die hij als parkeervak beschouwde, ondanks het ontbreken van witte belijning. De kantonrechter oordeelde dat de situatie ter plaatse verwarrend was, aangezien de plek de uiterlijke verschijningsvorm van een parkeervak had door de grootte en de andere kleur en betegeling van het vak. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de opgelegde boete, omdat het voor de betrokkene onvoldoende duidelijk was dat het geen officieel parkeervak betrof. De uitspraak werd onmiddellijk na de zitting gedaan, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P.A. Veenstra, aanwezig was. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 262958006
zaaknummer: 11466646 BU VERZ 24-3109

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van19 augustus 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbodszone)’, verricht op 1 december 2023, om 20:15 uur, op de Mauritsstraat in Groningen met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 19 augustus 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. P.A. Veenstra.
1.3.
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete vernietigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Door betrokkene is op de zitting aangevoerd dat zijn voertuig stond geparkeerd op een plek waar dat is toegestaan, omdat dit volgens de betrokkene een parkeervak betreft. De betreffende strook heeft een andere bestrating, andere kleur (blauw) en ander materiaal dan de rijbaan. Daarnaast lijkt het parkeervak zich te onderscheiden van het trottoir door een goot en boomgrens. In tegenstelling tot wat de verbalisant aangeeft, hoeven parkeervakken niet altijd voorzien te zijn van belijning. Er is geen sprake van een trottoir, want dat ligt achter de boomgrens. De betrokkene heeft de gemeente Groningen om verduidelijking van de situatie gevraagd en hij onderbouwt zijn beroep verder met foto’s. Nu de situatie dusdanig onduidelijk is, kon de betrokkene onmogelijk weten dat hij aldaar niet mocht parkeren.
4. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd het standpunt van de officier van justitie te willen handhaven en heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
Overwegingen
5. In Wahv zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5.1.
Uit de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat hij zag dat het voertuig geparkeerd stond in de parkeerverbodszone, die ter plaatse is aangeduid met bord E1. Bij het constateren van het feit vond er gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaats, zodat geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen. De verbalisant heeft geen voor dat gebied geldende ontheffing waargenomen. Het dossier bevat verder een paar foto’s van de gedraging. Hierop is het geparkeerde voertuig met het kenteken [kenteken] te zien.
5.2.
In een aanvullend proces-verbaal van 4 mei 2024 verklaart de ambtenaar, voor zover hier relevant, het volgende:
“In een bezwaarschrift geeft de betrokkene aan dat het gaat om een parkeervak (…). Echter zijn de parkeervakken duidelijk zichtbaar met belijning. (…) Ik zag dat in de Mauritsstraat een motorvoertuig voorzien van het kenteken [kenteken] stond geparkeerd. Ik zag dat er geen ontheffing achter de voorruit van het voertuig aanwezig was. Tevens heb ik voor minstens 10 minuten geen zichtbare activiteiten waargenomen rondom genoemd voertuig en was er dus geen sprake van laad of los activiteiten. Ten tijde van het schrijven van de beschikking was er geen bestuurder bij aanwezig.”
5.3.
Op de door de betrokkene ingebrachte afbeeldingen van Google Maps is te zien dat het trottoir op de Mauritsstraat zich onderscheidt van de rijbaan door middel van grijze of blauwkleurige stoeptegels en een niet-verhoogde trottoirband. Halverwege het trottoir bevindt zich een horizontaal afwateringssysteem en zijn bomen geplant.
5.4.
Het dossier bevat een door de betrokkene ingebrachte e-mail van de gemeente Groningen van 24 juni 2024. Hierin geeft de gemeente – voor zover hier relevant – het volgende aan:
“de Mauritsstraat maakt onderdeel uit van de parkeerverbodszone. Dit betekent dat er alleen in de vakken geparkeerd mag worden. De vakken zijn in deze straat aangeduid met witte markering. De locatie waar u geparkeerd stond hoort bij het trottoir, te zien aan de tegels die hetzelfde zijn als op het trottoir. We begrijpen dat de situatie mogelijk twijfelachtig kan zijn vanwege het ontbreken van een stoeprand. Daarentegen zijn alle parkeervakken binnen deze zone van belijning voorzien. Wij vinden de situatie dan ook niet dusdanig onduidelijk dat we de weg erop gaan aanpassen.”
5.5.
Gelet op de verklaringen van de ambtenaar en die van de gemeente Groningen die betrokkene niet betwist, staat vast dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond binnen een parkeerverbodszone. Binnen een parkeerverbodszone mag niet worden geparkeerd, behalve op daartoe bestemde weggedeelten (artikel 65, derde lid, in samenhang met artikel 66 van het RVV 1990). Nu parkeren op daartoe bestemde weggedeelten een uitzondering vormt op het verbod om te parkeren binnen de zone, dient evident te zijn dat van een daartoe bestemd weggedeelte sprake is.
5.6.
In dit geval gaat het om de vraag hoe de plaats, waar het voertuig van betrokkene stond geparkeerd, is te kwalificeren. Hierbij is met name van belang hoe het betreffende weggedeelte zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet. De kantonrechter is met de betrokkene van oordeel dat de situatie ter plaatse verwarrend is. Alhoewel de plek geen witte belijning bevat, heeft het wel de uiterlijke verschijningsvorm van een parkeervak door de grootte en de andere kleur en betegeling van het vak. Gelet op vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat het voor betrokkene onvoldoende duidelijk was dat dit geen officieel parkeervak betrof. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond.

Conclusie

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
- vernietigt die inleidende beschikking;
- bepaalt dat betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling terugkrijgt.
Waarvan proces-verbaal,
R. de Hoop, griffier mr. F. Sijens, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.