ECLI:NL:RBNNE:2025:4545

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
18-323652-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging met vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen van medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 mei 2024 in Sint Annaparochie, waar een confrontatie tussen twee groepen jongeren escaleerde in geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot doodslag, maar dat hij wel een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld. De verdachte kreeg een werkstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van 75 dagen jeugddetentie als hij deze niet naar behoren verricht. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de slachtoffers, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van het geweld en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-323652-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 oktober 2025. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te St.-Annaparochie, gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, (- zakelijk weergegeven -)
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden en/of met een (fiets)ketting(slot) op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geschopt en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been/de knie en/of
(elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/gesneden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van de rug, dan wel het lichaam (door de kleding (jas en/of poloshirt) heen), van die [slachtoffer 4] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te St.-Annaparochie, gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (- zakelijk weergegeven -)
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden en/of met een (fiets)ketting(slot) op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geschopt en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been/de knie en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/gesneden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van de rug, dan wel het lichaam (door de kleding (jas en/of poloshirt) heen), van die [slachtoffer 4]
heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te St.-Annaparochie, gemeente Waadhoeke openlijk, te weten, op/aan/bij de Statenweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , door (- zakelijk weergegeven -)
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken/snijden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken/snijden en/of met een (fiets)ketting(slot) op en/of tegen het hoofd te slaan en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) te schoppen en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been/de knie en/of (elders) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] te steken/snijden en/of
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van de rug, dan wel het lichaam (door de kleding (jas en/of poloshirt) heen), van die [slachtoffer 4] te steken/snijden en/of
die [slachtoffer 5] onderuit te schoppen en/of naar de grond te brengen en/of (meermalen en/of met kracht) op en/of tegen hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat aan de hand van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van het medeplegen van de poging tot doodslag dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde feit gevorderd. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat hoewel niet kan worden vastgesteld welke geweldshandelingen verdachte heeft verricht, uit het dossier genoegzaam blijkt dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweld. Verdachte heeft daarbij een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd, was aanwezig bij de vlucht en heeft tijdens de vlucht een mes in zijn handen gehad. Blijkens meerdere getuigenverklaring heeft verdachte tevens een kettingslot in zijn handen gehad op het moment dat de confrontatie gaande was.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 12 mei 2024 buiten het kermisterrein in Sint Annaparochie een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen twee groepen jongeren. Uiteindelijk is de confrontatie geëscaleerd en ontaard in geweld. Personen uit de ene groep hebben met messen gestoken, geschopt en geslagen, waardoor vijf personen uit de andere groep gewond zijn geraakt.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte betrokken is geweest bij het incident. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met verdachte op de kermis was en samen met hem is gevlucht. Ook getuige [getuige 1] , medewerker van het COA, verklaart dat hij van [getuige 2] heeft gehoord dat verdachte achter de andere groep is aangerend. Blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] was verdachte in het bezit van een mes. Naar het oordeel van de rechtbank is daarentegen niet komen vast te staan dat verdachte de aangevers heeft gestoken, geschopt of geslagen. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte een materiële en/of intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het letsel dat door zijn medeverdachten is toegebracht. Tot slot kan de rechtbank uit het dossier niet afleiden dat verdachte en diens medeverdachten met een vooropgezet plan om de aangevers (dodelijk) letsel toe te brengen naar de kermis zijn gegaan.
Gelet op het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten niet is komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Veroordeling feit 2Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2024, opgenomen op pagina 276 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnaam Modesto en onderzoeksnummer NN1R024040 d.d. 5 augustus 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: Sint Annaparochie Pleegdatum: 12 mei 2024
Ik zag iemand van de andere groep een hangslot pakken. Halverwege de zijstraat waar we naar toe waren gegaan voelde ik een klop op mijn rug. Ik zag een jongen achter me aan rennen. Ik had een hele diepe vleeswond in mijn rug.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2024, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik kwam aanlopen en iedereen rende weg en toen voelde ik opeens een mes in mijn been. De persoon met het kettingslot heeft mij op mijn hoofd geraakt. Toen ben ik gevallen. De jongens liepen langs en trapten mij toen één voor één.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2024,
opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik zag dat [slachtoffer 2] tegenover de jongen stond met de fietsketting. Toen uit het niets zag ik dat dat hij met de fietsketting zwaaiende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij met de fietsketting het hoofd van [slachtoffer 2] raakte. De jongens met capuchon trokken allemaal een mes. Op dat moment zag ik één van de jongens met capuchon naar mij toe komen. Ik zag dat hij een mes in zijn handen hield en deze in mijn richting hield. Ik zag dat hij het mes opzij bewoog in de richting van mijn rechterknie en met het mes in mijn knie sneed van buiten naar binnen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2024, opgenomen op pagina 288 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Er stond iemand met een blauw hangslot te zwaaien en op dat moment sprong er ook een jongen op mijn rug. Toen ik wegrende zag ik [slachtoffer 2] nog op de grond liggen met twee of drie van hun erbij. Ik kwam erachter dat ik twee gaten in mijn jas had. Het voelde gewoon als twee of drie klopjes, alsof iemand gewoon op je rug klopte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2024, opgenomen op pagina 302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
A: In een split second draaide het om, ze pakten wapens. Na een paar seconden lag ik op de grond, werd ik onderuit getrapt en werd ik op mijn gezicht geslagen. Toen ik bij [slachtoffer 2] zat, kwam één van de
AZC jongens terug, die heeft [slachtoffer 2] nog geschopt terwijl hij daar nog lag. V: Hoeveel klappen heb je gekregen en waar?
A: Minimaal vijf keer op mijn rechterkaak en oor.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 mei 2024, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: wie waren die andere jongens met wie jij op de kermis was?
A: [ bijnaam verdachte] , dat is zijn bijnaam en zijn echte naam is [verdachte] . A: Ik ben met [ bijnaam verdachte] terug naar het AZC gevlucht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juni 2024, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: [medeverdachte 1] verteld dat hij naar het AZC is gegaan en dat jij daar met hem hebt gesproken, althans hij noemt de bijnaam [ bijnaam verdachte] / [ bijnaam verdachte] . Volgens hem is de echte naam [verdachte] . Ben jij dit?
A: Klopt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 mei 2024, opgenomen op pagina 349 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
A: [getuige 2] vertelde aan mij: Er ontstond een vechtpartij. Daarna hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] messen getrokken. Toen de Nederlandse jongens de messen zagen, vluchtten zij richting de kermis. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] )gingen achter die Nederlandse jongens aan richting de kermis.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2024, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ):
V: Wat waren de namen van die andere 3 jongens met de messen van het AZC?
A: [medeverdachte 3] , [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] )en [medeverdachte 1] .
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte, ondanks zijn ontkennende verklaring, betrokken is geweest bij het incident. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van het geweld, terwijl daartoe wel de mogelijkheid bestond. In plaats daarvan is verdachte samen met zijn medeverdachten achter de andere groep jongeren aangerend en heeft hij hierbij een mes voorhanden gehad.
Voor een bewezenverklaring voor openlijke geweldpleging geldt dat sprake moet zijn van een eigen gedraging die een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het als groep gepleegde geweld.
Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen zoals hiervoor is vastgesteld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 12 mei 2024 te St.-Annaparochie, openlijk, te weten op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , door - zakelijk weergegeven -
met een mes in de rug van [slachtoffer 1] te steken en
met een mes in het been van [slachtoffer 2] te steken en met een (fiets)ketting(slot) tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te schoppen en
met een mes in het been/de knie van [slachtoffer 3] te steken/snijden en
met een mes in de richting van de rug, door de kleding (jas en/of poloshirt) heen, van [slachtoffer 4] te steken en
[slachtoffer 5] onderuit te schoppen en meermalen tegen het hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 12 mei 2024 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Na een eerdere ruzie die dag tussen twee groepen jongeren op de kermis vond er s avonds buiten het kermisterrein wederom een confrontatie plaats. Deze confrontatie is geëscaleerd en ontaard in geweld. Daarbij zijn meerdere personen (ernstig) gewond geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende lange tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van de gebeurtenis kunnen ondervinden. Hetgeen zonder meer voorstelbaar is, maar ook blijkt uit de onderbouwing van de verzoeken tot schadevergoeding. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De rechtbank acht het daarnaast kwalijk dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juni 2025. Hieruit volgt dat het niet is gelukt om in contact te komen met verdachte, waardoor de risicos niet ingeschat konden worden en een advies over interventies en/of toezicht is uitgebleven. Verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit 17 jaar oud.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de geldende oriëntatiepunten van het LOVS. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden, te weten de aard en ernst van het geweld, de aard en ernst van het letsel en het gebruik van wapens. De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde omstandigheden een werkstraf van 150 uur passend is. De rechtbank komt daarmee tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist. Een werkstraf van kortere duur doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie passend en oplegging daarvan geboden is.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 5.385,00, bestaande uit 385,00 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 15.995,77, bestaande uit en 3.495,77 ter vergoeding van materiële schade en 12.500,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 1.000,00, bestaande uit immateriële schade;
[slachtoffer 5] , tot een bedrag van 1.483,33, bestaande uit 833,33 aan materiële schade en 650,00 aan immateriële schade.
Alle benadeelde partijen hebben verzocht de vordering te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en daarnaast met vaststelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden toegewezen, zoals in de vonnissen van de medeverdachten is bepaald. De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde immateriële schade van benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet- ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1]Materiële schade
De rechtbank is ten aanzien van de materiële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering waarvan de hoogte niet is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad en zeer ernstig letsel heeft opgelopen met een resterend litteken tot gevolg. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en zal de gevorderde immateriële schade dan ook geheel toewijzen.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 2]Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost verlies aan verdienvermogen onvoldoende is onderbouwd. Immers, niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij in de hypothetische situatie zonder het geweldsfeit al eerder een vast contract zou hebben gekregen bij zijn huidige werkgever en welke invloed dat zou hebben gehad op de fiscale situatie van de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek daarnaar het strafproces onevenredig zou belasten. De rechtbank zal deze post dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de schadepost beschadigde kleding en accessoires is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat hieraan schade is ontstaan als gevolg van de slagaderlijke bloeding door het steekletsel. Deze post is echter niet onderbouwd door middel van aankoopbewijzen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW schat de rechtbank de hoogte van deze schadepost op 250,00 en wijst deze post voor het overige af.
De rechtbank is ten aanzien van de overige materiële schadeposten ( 693,12) van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering waarvan de hoogte niet is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad en zeer ernstig letsel heeft opgelopen, te weten een slagaderlijke bloeding, een bloeding in zijn hoofd en mogelijk zenuwletsel. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op 7.500,00. Anders dan namens de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren is gebracht, zal de rechtbank de vordering voor het overige afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de schade door gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid, met zich meebrengt dat de vordering voor het overige moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 3]Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en zal de gevorderde immateriële schade dan ook geheel toewijzen.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 5]Materiële schade
De rechtbank is ten aanzien van de materiële schade van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd. Immers, niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij het opgegeven en overeengekomen bedrag aan gemiste inkomsten daadwerkelijk aan zijn medevennoot heeft betaald. De
rechtbank zal deze post dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en zal de gevorderde immateriële schade dan ook geheel toewijzen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt ten aanzien van alle vorderingen vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom telkens bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien (één van) zijn medeverdachte(n) deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht telkens op nul.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen telkens toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Benadeelde partijen

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1], feit 2:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 5.385,00 (zegge: vijfduizend driehonderdvijfentachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.385,00 (zegge: vijfduizend driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 385,00 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] , feit 2

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 8.443,12 (zegge: achtduizend vierhonderddrieënveertig euro en twaalf eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de post verlies aan verdienvermogen niet- ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 8.443,12 (zegge: achtduizend vierhonderddrieënveertig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 943,12 aan materiële schade en 7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3] , feit 2:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5] , feit 2:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.C. Koelman en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2025.
Mr. R.D. Ensel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.