ECLI:NL:RBNNE:2025:4565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
11793668 \ AR VERZ 25-43
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een personal holding en een B.V. in het kader van een managementovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerder] B.V. De kern van de zaak betreft de vraag of er tussen [verzoeker], die via zijn personal holding [bedrijf 1] B.V. aan [verweerder] was uitgeleend, een arbeidsovereenkomst bestond. [verzoeker] stelde dat dit het geval was, terwijl [verweerder] dit betwistte. De kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst was, maar dat de rechtsverhouding kwalificeerde als een overeenkomst van opdracht. De rechter baseerde zijn oordeel op verschillende factoren, waaronder de aard van de werkzaamheden, de wijze van beloning en de verantwoordelijkheden van partijen. De kantonrechter wees zowel het verzoek van [verzoeker] als het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerder] af, en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de specifieke afspraken tussen partijen bij de kwalificatie van de rechtsverhouding.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer / rekestnummer: 11793668 \ AR VERZ 25-43
Beschikking van 15 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigden: mr. N.C. Six-Scheffer en mr. W.S. van Dijk,
tegen
[verweerder] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. E.W. Kingma.
De zaak in het kort
In deze zaak moet de kantonrechter beoordelen of tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond. Volgens [verzoeker] was dat het geval, hoewel hij formeel door zijn personal holding werd uitgeleend aan [verweerder] via een managementovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst bestond en wijst zowel het verzoek als het voorwaardelijk tegenverzoek af.
Hierna in 'De beoordeling' legt de kantonrechter dat oordeel uit. Daaraan voorafgaand worden de procedure, de feiten en het verzoek beschreven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op de griffie op 11 juli 2025
- het verweerschrift
- aanvullende stukken van [verzoeker]
- aanvullende stukken van [verweerder]
- de mondelinge behandeling van 12 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [verzoeker]
- de pleitnota van [verweerder] .
1.2.
Bij de mondelinge behandeling verscheen [verzoeker] , samen met zijn gemachtigden. Van de zijde van [verweerder] verscheen één van haar bestuurders, de heer [bestuurder] , samen met haar gemachtigde.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is medeoprichter van [verweerder] , een onderneming die zich bezighoudt met de advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie. Al sinds de oprichting in 2007 voert [verzoeker] (directie)werkzaamheden uit voor [verweerder] .
2.2.
[bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ) is de personal holding van [verzoeker] . [bedrijf 1] is voor 50% aandeelhouder van [bedrijf 2] . Tot 21 december 2021 was [bedrijf 2] 100% aandeelhouder van [verweerder] .
2.3.
Bij overeenkomst van 21 december 2021 verkocht [bedrijf 2] 80% van haar aandelen in [verweerder] aan [bedrijf 3] BV (hierna: [bedrijf 3] ), de latere [bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] ). Deze overeenkomst stond (mede) in het teken van de Buy-and-Build-strategie. Deze strategie houdt – kort gezegd – in dat [verweerder] door acquisitie groeit en in de periode tussen 2028 en 2030 als geheel wordt doorverkocht.
2.4.
In de Aandeelhoudersovereenkomst c.q. bestuursovereenkomst tussen [verweerder] en de aandeelhouders, te weten uit [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , van 21 december 2021 (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) staat, voor zover hier van belang:
1.
Definities
(...)
Participanten De besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V. (...)
(...)
3.
Aandelen en Financiering
3.1
De aandelenverhouding in de Vennootschap is bij het aangaan van deze Overeenkomst als volgt:
[bedrijf 3] : 80% (160 aandelen)
[bedrijf 2] : 20% (40 aandelen)
3.2
Partijen zullen zich inspannen om zowel de kapitalisatie als de externe financiering van de Vennootschap en haar bedrijfsvoering adequaat te houden, mede gericht op de verdere expansie van de activiteiten van de Vennootschap (Buy and Build).
3.3
Partijen hebben het doel om acquisities te plegen van bedrijven actief op het gebied van ICT diensten (Buy and Build). Het bepaalde in artikel 6 (non concurrentie) is van toepassing.
(...)
5.
Inspanning van de aandeelhouders
5.1
De heren [verzoeker] en [participant] zullen middels de Participanten aan de Vennootschap hun kennis en inzet ter beschikking stellen volgens een managementovereenkomst.
5.2
De beloning van de Participanten zal in de vorm van een maandelijkse managementfee worden toegekend conform de in het voorgaande lid genoemde managementovereenkomst. In geval van fusies of overnames in het kader van de Buy and Build, kunnen managementfees in onderling overleg tussen Aandeelhouders worden aangepast.
(...)
5.4
Partijen zullen hun directietaken ten behoeve van de Vennootschap verdelen conform de beschrijving als opgenomen in
Bijlage 2. (...)
6.
Non-concurrentiebeding
6.1
[bedrijf 2] , de Participanten, alsmede de heren [verzoeker] en [participant] ,
verplichten zich jegens de andere aandeelhouder(s) en de Vennootschap gedurende de looptijd van deze overeenkomst, alsmede tot 3 jaar na beëindiging daarvan jegens (één van) hen, zich zonder toestemming van de Algemene Vergadering om, direct noch indirect, In welke vorm of hoedanigheid dan ook, om:
a) betrokken te zijn en/óf belang te hebben bij activiteiten die vergelijkbaar of concurrerend zijn met de huidige activiteiten en/of huidige producten/diensten van de Vennootschap, zoals die worden ontplooid respectievelijk aangeboden door de Vennootschap;
b) werknemers van de Vennootschap in dienst te nemen respectievelijk anderszins werkzaamheden te laten verrichten. Onder werknemers wordt op enig moment vérstaan: personen die bij de Vennootschap werkzaam zijn of minder dan één jaar daarvoor bij de Vennootschap werkzaam waren;
c) ICTc.q. ICT-gerelateerde activiteiten te ondernemen met betrekking tot relaties van de Vennootschap. Ondér relaties wordt op enig moment verstaan: (rechts)personen die opdrachten, goederen en/of diensten leveren aan of afnemen van de Vennootschap of minder dan twee Jaar daarvoor opdrachten, goederen en/of diensten hebben aangeleverd of afgenomen van de Vennootschap.
d) werknemers van de Verkoper in dienst té nemen respectievelijk anderszins werkzaamheden te laten verrichten. Onder werknemers wordt pp enig moment verstaan: personen die bij de Vennootschap werkzaam zijn of minder dan één jaar daarvoor bij de Vennootschap werkzaam waren;
De termijn van 3 jaar genoemd in de eerste zin van dit artikel, zal voor het geval genoemd onder a) worden verminderd tot 2 jaar, indien de beëindiging van deze Overeenkomst is gelegen in een omstandigheid genoemd in de artikelen 8.4 sub (v) en (vi). Hetzelfde geldt voor het geval genoemd in artikel 8.4 sub (iv), mits de daarin genoemde beëindiging - anders dan wegens een dringende reden genoemd in artikel 7:678 BW - plaatsvindt op initiatief van de Vennootschap.
(...)
Bijlage 2: Directietaken
(...)
B. [bedrijf 1] B.V, / [verzoeker]
Houdt zich bezig met de aansturing van de 1e lijns afdelingen de administratie. Het wekelijkse overlég voor zowel de 1e lijns overleg alsmede het administratie overleg wordt door hem begeleid. Verder maakt hij maandelijks de financiële rapportage op die wordt gedeeld met de directie. Daarnaast houdt hij zich bezig met de algeméne bedrijfsvoering in de breedste zin van het woord.
C. [bedrijf 5] B.V.
 Buy en build
 Ondersteuning op marketing d.m.v. contacten en kennis
 Ondersteuning In de autonome groei d.m.v. contacten vanuit hun eigen netwerk.
2.5.
Eveneens op 21 december 2021 sloten [verweerder] en [bedrijf 1] een managementovereenkomst (hierna: de managementovereenkomst), waarin onder meer staat:
Artikel 1 Opdracht
1.1
[verweerder] geeft hierbij aan [bedrijf 1] opdracht om werkzaamheden te verrichten in de breedste zin des woords, welke opdracht (verder te noemen: de ‘Opdracht’) hierbij door [bedrijf 1] wordt aanvaard. Partijen zullen in Onderling overleg invulling geven aan de uitvoering van de opdracht.
1.2
De opdracht zal door [bedrijf 1] exclusief worden uitgevoerd door haar directeur dhr. [verzoeker] , zonder recht van substitutie. Dhr. [verzoeker] , althans [bedrijf 1] , zal worden benoemd tot bestuurder (Managing Director) van [verweerder] , althans als algemeen directeur van [verweerder] , in de hoedanigheid van bevoegd vertegenwoordiger van [verweerder] , al dan niet tezamen met eén andere directeur of procuratiehouder,
Artikel 2 Beschikbaarheid
2.1
[bedrijf 1] zal gemiddeld 40 uren per week (5 dagen per week) beschikbaar zijn voor de Opdracht, een en ander flexibel in te vullen. De Opdracht zal vanuit het kantoor van [verweerder] te [vestigingsplaats] en vanuit het adres in [vestigingsplaats] worden uitgevoerd.
2.2
Opname van vakantie tot maximaal 25 werkdagen (excl. bank holidays) per jaar zal flexibel geschieden.
Artikel 3 Vergoeding en onkosten
3.1
[bedrijf 1] factureert aan [verweerder] een bedrag van EUR. 7.250 per maand exclusief BTW, ingaande per 21-12-2021. Deze vergoeding zal per 1-1-2023 worden verlaagd met een bedrag van EUR. 300 per maand (excl. BTW). Iedere factuur zal uiterlijk de 20e van de maand worden voldaan. Indien de beschikbaarheid van [bedrijf 1] als genoemd in artikel 2.1 wijzigt, zal voornoemde vergoeding naar rato worden aangepast.
3.2
Er zal geen verrekening plaatsvinden van meer- of minder gewerkte uren per maand.
3.3
Alle betalingen door [verweerder] aan [bedrijf 1] zijn “bruto” betalingen. [bedrijf 1] draagt zelf zorg voor afdracht van belastingen. De (noodzakelijke) premies sociale zekerheid komen voor rekening van [verweerder] .
3.4
In geval [bedrijf 1] wegens vakantie, ziekte én/of arbeidsongeschiktheid van haar directeur niet beschikbaar is, vervalt het recht op de in artikel 3.1 genoemde vergoeding na ommekomst van 2 maanden gerekend vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid (ziekte). Bij partiële arbeidsongeschiktheid wórdt de managementfee doorbetaald naar rato van beschikbaarheid op grond van het bepaalde in artikel 3.1,
3.5
[verweerder] zal aan [bedrijf 1] slechts na voorafgaande toestemming zakelijke reiskosten én onkosten vergoeden die door [bedrijf 1] redelijkerwijs zijn gemaaid in verband met de in het kader van de opdracht ten behoeve van [verweerder] verrichte werkzaamheden, op basis van overgelegde facturen en daarop betrekking hebbende bescheiden.
3.6
Naast de vergoedingen genoemd in dit artikel, zal [bedrijf 1] een auto ter beschikking
worden gesteld.
(...)
Artikel 5 Non-concurrentie
5.1
Het (gehele) concurrentiebeding als vervat in artikel 6 van de Aandeelhoudersovereenkomst inzake [verweerder] (d.d. 21 december 2021), partijen genoegzaam bekend en waarbij [bedrijf 1] (ook indirect) partij is, is onverkort van kracht op de onderhavige overeenkomst en blijft van toepassing voor het geval dat de Aandeelhoudersovereenkomst eindigt.
Artikel 6 Bijzondere verplichtingen voor de [bedrijf 1] ten behoeve van de Opdrachtgever
6.1
[bedrijf 1] zal zich houden aan de voorschriften en reglementen die bij [verweerder] van kracht zijn;
(...)
Artikel 7 Duur en beëindiging van de Overeenkomst
7.1
De Overeenkomst gaat in op 21 december 2022 en is aangegaan voor onbepaalde tijd met dien verstande, dat deze Overeenkomst voor het eerst kan worden beëindigd na 1 januari 2023. De onderhavige overeenkomst vervangt de eerdere managementovereenkomst tussen Partijen, welke aldus eindigt en terzake waarvan Partijen elkaar over en weer kwijten.
7.2
Partijen zijn bevoegd de Overeenkomst met onmiddellijke ingang schriftelijk op te
zeggen, indien zich een van de volgende gebeurtenissen voordoet:
a) één van de Partijen en/of dhr. [verzoeker] in staat van faillissement wordt verklaard, respectievelijk onder bewind wordt gesteld op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), dan wel hiertoe een aanvraag op eigen aangifte heeft gedaan, dan wel een akkoord buiten faillissement aanbiedt;
b) [bedrijf 1] en/of [verweerder] (voorlopige) surséance van betaling aanvraag(t)(en), dan wel dergelijke surséance aan een van hen wordt verleend, dan wel verkeer(t)(en) in de toestand van te hebben opgehouden te betalen;
c) [bedrijf 1] en/of [verweerder] een besluit van liquidatie en/of ontbinding dan wel tot het aangaan van een (juridische) fusie of splitsing neemt.
2.6.
Op 13 mei 2025 vond een vergadering van aandeelhouders van [verweerder] (hierna: de AVA) plaats. In de AVA vond een stemming plaats over het ontslag van [bedrijf 1] als bestuurder van [verweerder] . [bedrijf 4] stemde voor, terwijl de overige aandeelhouders geen stem uitbrachten. Uit de besluittekst van de AVA volgt dat met een meerderheid van 80% werd besloten:
1. [bedrijf 1] te ontslaan als statutair bestuurder van [verweerder] .
2. De managementovereenkomst met [bedrijf 1] te beëindigen per datum van dit
besluit.
3. Subsidiair het dienstverband met dhr. [verzoeker] op te zeggen.
2.7.
Per brief van 16 mei 2025 bevestigde [bedrijf 4] aan [bedrijf 2] het ontslag van [bedrijf 1] als bestuurder. [bedrijf 4] liet onder meer weten:
Bij aandeelhoudersbesluit van 13 mei 2025 is [bedrijf 1] B.V. (" [bedrijf 1] ") ontslagen als bestuurder van [verweerder] B.V. te [vestigingsplaats] (" [verweerder] "), als gevolg waarvan tevens de managementovereenkomst tussen [verweerder] en [bedrijf 1] is geëindigd per dezelfde datum.
2.8.
Ten tijde van het ontslag als bestuurder factureerde [bedrijf 1] maandelijks een managementfee van € 9.300,00 ex btw aan [verweerder] .
2.9.
De helft van de resterende 20% aandelen die [bedrijf 2] houdt in [verweerder] is (nog steeds) in handen van [bedrijf 1] .

3.Het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

in het verzoek
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter - samengevat - om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat de rechtsverhouding tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) en:
Primair
de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en hem weer toe te laten tot het werk.
Subsidiair
[verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.
Primair en subsidiair
[verweerder] onder meer te veroordelen tot het laten deelnamen van [verzoeker] aan de binnen [verweerder] geldende pensioenregeling en tot betaling van (achterstallig) loon en de proceskosten.
3.2.
[verweerder] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en vraagt de kantonrechter om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
in het voorwaardelijk tegenverzoek
3.3.
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] verzoekt [verweerder] de arbeidsovereenkomst te ontbinden tegen de eerst in aanmerking komende datum onder toekenning van een transitievergoeding, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
3.4.
[verzoeker] verzet zicht tegen toewijzing van het voorwaardelijk tegenverzoek. Als de kantonrechter het voorwaardelijk tegenverzoek toewijst verzoekt [verzoeker] de kantonrechter hem een billijke vergoeding toe te kennen wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] .

4.De beoordeling

in het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek
Bevoegdheid
4.1.
De kantonrechter acht zich bevoegd om te oordelen in deze zaak, omdat [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag legt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Ontvankelijkheid
4.2.
De kantonrechter verklaart [verzoeker] ontvankelijk in zijn verzoek omdat de griffie van de rechtbank het verzoekschrift ontving binnen twee maanden na het voorwaardelijke ontslag van [bedrijf 1] , althans [verzoeker] , door de AVA.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Inhoudelijk oordeelt de kantonrechter dat [verzoeker] onvoldoende onderbouwt dat er ooit een arbeidsovereenkomst ontstond tussen [verzoeker] en [verweerder] . De kantonrechter komt tot dat oordeel om twee redenen. Ten eerste onderbouwt [verzoeker] onvoldoende dat hij al vanaf de oprichting van [verweerder] onder haar gezag viel. Ten tweede kwalificeert de rechtsverhouding na 21 december 2021 niet als arbeidsovereenkomst. Dit oordeel licht de kantonrechter als volgt toe.
Geen arbeidsovereenkomst vanaf de oprichting van [verweerder]
4.4.
De wet omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. [1] Met de term ‘in dienst’ wordt bedoeld dat de werkgever gezag kan uitoefenen over het gedrag van de werknemer.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] onvoldoende onderbouwt dat hij al sinds de oprichting in 2007 ‘in dienst’ was bij [verweerder] . Dat [verzoeker] werkzaamheden verrichtte staat vast, maar uit niets blijkt dat hij als medeoprichter en houder van de helft van de aandelen onder het gezag van [verweerder] viel. Dit lijkt ook [verzoeker] zelf te onderkennen. Weliswaar stelt [verzoeker] dat hij al vanaf de oprichting in dienst was van [verweerder] , maar tegelijkertijd stelt hij dat de er een nieuwe situatie ontstond na de verkoop van de aandelen aan [bedrijf 3] . De kantonrechter moet daarom onderzoeken of op enig moment na 21 december 2021 een situatie ontstond die kwalificeert als een arbeidsovereenkomst.
Het wettelijk kader voor het kwalificeren van een arbeidsovereenkomst
4.6.
Volgens rechtspraak van de Hoge Raad valt de vraag hoe een arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd uiteen in twee fases.
4.7.
In de eerste fase moet de kantonrechter aan de hand van de Haviltex-maatstaf vaststellen welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Deze maatstaf houdt - kort samengevat - in dat bij de beantwoording van de vraag hoe een verhouding van partijen is geregeld niet alleen de taalkundige uitleg van de bepalingen van een contract van belang zijn, maar ook de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle bijzondere omstandigheden van het geval van belang. Ook de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst mag de kantonrechter betrekken bij het vaststellen van de overeengekomen rechten en plichten.
4.8.
In de tweede fase vindt kwalificatie van de overeenkomst plaats. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. [2]
4.9.
In het bijzonder overwoog de Hoge Raad [3] dat de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt afhangt van alle omstandigheden in onderling verband bezien, waarbij onder meer van belang kunnen zijn de volgende negen gezichtspunten:
de aard en duur van de werkzaamheden;
de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is;
de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
de hoogte van deze beloningen;
de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
4.10.
De kantonrechter betrekt deze negen gezichtspunten hierna in de beoordeling, maar loopt ze niet langs alsof het gaat om een invuloefening. Uiteindelijk moet de kantonrechter in een alomvattende (holistische) weging beoordelen of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Daarom hoeft de kantonrechter niet aan ieder afzonderlijk aspect hetzelfde gewicht toe te kennen. De holistische toets kan namelijk tot gevolg hebben dat de invulling van de verschillende elementen van de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst elkaar beïnvloeden. [4]
De schriftelijk overeengekomen rechten en plichten
4.11.
De overeengekomen rechten en plichten volgen als eerste uit wat partijen overeenkwamen in de managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst.
4.12.
Bijlage 2 bij de aandeelhoudersovereenkomst beschrijft de verdeling van de directiewerkzaamheden tussen de bestuurders van [verweerder] . Uit de tekst van Bijlage 2 blijkt dat [bedrijf 1] zich moest toeleggen op administratie en algemene bedrijfsvoering. [bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] ), de bestuurder van [bedrijf 3] , werd verantwoordelijk voor onder meer de Buy-and-Build-strategie. De managementovereenkomst bepaalt vervolgens dat [verzoeker] de genoemde werkzaamheden persoonlijk moet uitvoeren. Daarnaast diende [verzoeker] zich 40 uur per week beschikbaar te stellen en zijn werkzaamheden uit te voeren vanuit [vestigingsplaats] . Tot slot staat in de managementovereenkomst dat [verzoeker] jaarlijks 25 betaalde vakantiedagen mocht opnemen.
4.13.
Verder schrijft de managementovereenkomst voor op welke manier de management fee van [verzoeker] werd betaald. Hiervoor moest [verzoeker] maandelijks een factuur sturen, inclusief btw. Op de management fee hield [verweerder] geen loonbelasting in. Wel staat in de managementovereenkomst dat [verweerder] (noodzakelijke) premies sociale zekerheid betaalt. In december 2021 werd de managementfee vastgesteld op € 7.250,00 ex btw per maand. De managementfee zou per 1 januari 2023 worden verlaagd met 300,00 per maand. Uit de aandeelhoudersovereenkomst volgt dat partijen in overleg de managementfee konden aanpassen in het geval van fusies en overnames in het kader van de Buy-and-Build-strategie.
4.14.
Daarnaast gold de afspraak dat [verzoeker] aanspraak kon maken op twee maanden (loon)doorbetaling bij ziekte en/of een lange vakantie.
4.15.
Ook bevat de managementovereenkomst drie opzeggingsgronden op grond waarvan de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd door partijen.
4.16.
Tot slot verwijst de managementovereenkomst naar een bepaling in de aandeelhoudersovereenkomst over een non-concurrentie- en het geheimhoudingsbeding, het ter beschikking stellen van een auto en afspraken over vergoeding van reis- en onkosten.
De overeengekomen rechten en plichten in de praktijk
4.17.
Op enkele punten weken partijen in de praktijk af van de inhoud van de managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst.
4.18.
Zo werkte [verzoeker] niet de voorgeschreven 40 uur per week vanuit het kantoor in [vestigingsplaats] , maar werkte hij ook op andere plaatsen.
4.19.
Partijen spraken af de managementfee met 4% te verhogen bij iedere overname in het kader van de Buy-and-Build-strategie. Daarnaast paste [verweerder] een inflatiecorrectie toe op de managementfee. Ook voert [verweerder] onweersproken aan dat [verzoeker] aansprak maakt op een jaarlijkse betaling van 10% van de door haar gemaakte winst.
4.20.
Hoewel al in de managementovereenkomst staat dat [verweerder] de (noodzakelijke) sociale premies af moest dragen voor [verzoeker] , doet zij dat echter pas vanaf 1 januari 2023.
De kwalificatie
4.21.
Nu vaststaat welke rechten en plichten golden, gaat de kantonrechter over tot kwalificatie van de rechtsverhouding van partijen.
4.22.
De kantonrechter stelt vast dat niet alle hiervoor beschreven rechten en plichten duiden op het bestaan van een bepaald soort overeenkomst. Een aantal rechten en plichten wijst in de richting van het bestaan een arbeidsovereenkomst, een aantal andere wijzen juist in de richting van het bestaan van een overeenkomst van opdracht. Het komt daarom aan op een alomvattende onderlinge weging van de rechten en plichten.
4.23.
Startpunt van die weging vormt de context waarbinnen [bedrijf 1] en [verweerder] de managementovereenkomst sloten. De managementovereenkomst was immers een onderdeel van de afspraken in het kader van de verkoop van de aandelen door [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] . [verzoeker] wist dat [verweerder] na overdracht 80% van de aandelen een deel van zijn zeggenschap verloor. Bovendien werd [bedrijf 5] , als bestuurder van [bedrijf 3] , verantwoordelijk voor de uitvoer van de Buy-and-Build-strategie. Doel van die strategie vormt het overnemen van een aantal regionale IT-bedrijven, om over enkele jaren het gegroeide [verweerder] -concern met winst te verkopen.
4.24.
[verzoeker] voert na de overdracht van de aandelen in essentie geen andere werkzaamheden uit als daarvoor. Nog steeds houdt hij zich bezig met aansturing van de interne organisatie en de algemene bedrijfsvoering. Het betoog van [verzoeker] dat sprake is van een arbeidsovereenkomst leunt echter sterk op de gedachte dat [bedrijf 3] , althans [bedrijf 4] , hem meer aanwijzingen gaf naarmate de tijd verstreek. Volgens [verzoeker] moeten die aanwijzingen worden uitgelegd als arbeidsrechtelijk gezag van [verweerder] .
4.25.
De kantonrechter volgt [verzoeker] daarin niet. Het enkele feit dat een (medewerker van de) grootaandeelhouder hem instructies geeft, betekent niet dat ook sprake is van een arbeidsrechtelijke gezagsverhouding. Ook niet als die instructies verband houden met de werkzaamheden waarvoor [verzoeker] verantwoordelijk was binnen [verweerder] . Immers ook een opdrachtnemer is gehouden gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht. [5]
4.26.
De voorbeelden van gezagsuitoefening waarnaar [verzoeker] verwijst, gaan over het inrichten van de organisatie van [verweerder] . [verzoeker] weerspreekt onvoldoende dat deze instructies losstonden van de Buy-and-Build-strategie, waarvoor [bedrijf 5] verantwoordelijk was. Concrete voorbeelden waaruit blijkt dat [verzoeker] door [verweerder] werd geïnstrueerd over de uitvoering van de aan hem toebedeelde werkzaamheden, gaf [verzoeker] niet.
4.27.
Ook slaagt [verzoeker] er niet in om voldoende te onderbouwen dat betaling van de managementfee kan worden gezien als uitbetaling van loon. [verzoeker] moest de managementfee immers zelf factureren en droeg daarover zelf btw en loonbelasting af. Ook de afspraak om de managementfee te verhogen met 4% bij iedere overname duidt niet op betaling van loon dat past bij een arbeidsovereenkomst.
4.28.
Hoewel de managementovereenkomst een non-concurrentiebeding bevat, belet het [verzoeker] niet om zich als ondernemer te gedragen. Vast staat immers dat [verzoeker] zich binnen [verweerder] bezighield met de directietaken zoals beschreven Bijlage 2 van de aandeelhoudersovereenkomst. Weliswaar verbiedt het non-concurrentiebeding dat hij dezelfde activiteiten uitvoert binnen een soortgelijk bedrijf als [verweerder] , maar het staat [verzoeker] vrij om de hiervoor beschreven werkzaamheden uit te oefenen in een andere bedrijfstak.
4.29.
Ook weegt mee dat [verzoeker] nog steeds een (beperkt) commercieel risico loopt als medeaandeelhouder van [verweerder] . Weliswaar betreft het een aanzienlijk kleiner risico als vóór overdracht van de aandelen aan [bedrijf 3] , maar het is niet verwaarloosbaar klein.
4.30.
Terecht merkt [verzoeker] op dat de afdracht van premies sociale verzekeringen duidt op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dat enkele feit legt echter onvoldoende gewicht in de schaal om alsnog te oordelen dat de rechtsverhouding tussen partijen moest worden gezien als een arbeidsovereenkomst. [verweerder] voert namelijk onvoldoende weersproken aan dat het afdragen van premies in het kader van sociale voorzieningen, niet zonder meer gelijk gesteld kan worden aan het bestaan van een civielrechtelijk dienstverband.
Conclusie
4.31.
Gezien het voorgaande kwalificeert de kantonrechter de rechtsverhouding als een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 1] en [verweerder] . Daarom wijst de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] om voor recht te verklaren dat zijn rechtsverhouding met [verweerder] kwalificeert als een arbeidsovereenkomst af.
4.32.
De overige verzoeken van [verzoeker] hoeft de kantonrechter niet te beoordelen, omdat die allemaal uitgaan van de gedachte dat de rechtsverhouding tussen partijen moe(s)t worden aangeduid als een arbeidsovereenkomst. Datzelfde geldt ook voor de (voorwaardelijke) tegenverzoeken van [verweerder] .
Proceskosten
4.33.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijg. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden vastgesteld op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).
4.34.
De proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als tijdige betaling uitblijft en er vervolgens betekening plaatsvindt, worden de proceskosten vermeerderd met de kosten van die betekening.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.35.
De kantonrechter verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat [verzoeker] de proceskosten moet betalen aan [verweerder] , ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
in het voorwaardelijk tegenverzoek
5.2.
wijst de verzoeken van [verweerder] af,
in het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de onder 5.3 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
c53230

Voetnoten

1.Artikel 7:610 lid 1 BW.
2.HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746 (
3.HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 (
4.S.S.M. Peters (red.),
5.Artikel 7:402 lid 1 BW.