ECLI:NL:RBNNE:2025:4566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
18-028245-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor diefstal met geweld, gepleegd in vereniging

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 december 2024 in Leeuwarden, waar de verdachte samen met medeverdachten een minderjarig slachtoffer heeft beroofd van zijn jas en sigaretten. De medeverdachte had het slachtoffer onder valse voorwendselen naar een locatie gelokt, waarna de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer tegen een muur drukten en hem bedreigden met een mes en een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling bij Accare. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf gelast, omdat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd binnen de proeftijd van die eerdere veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-028245-25
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08-201973-24.
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 december 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) hem (die [slachtoffer] ) tegen een muur aan te drukken en/of (daarmee) de vrije doorgang te beletten en/of een of meer mes(sen) in de richting van en/of tegen/op zijn buik en/of tegen/op zijn keel/hals, althans het lichaam, te houden en/of (vervolgens) (langs die keel/hals) snijdende bewegingen te maken en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op zijn hoofd en/of (elders) op zijn lichaam te richten en/of aan hem toe te voegen: "pakjes, pakjes!" en/of te sommeren dat hij zijn jas uit moest doen en/of zijn goederen moest inleveren, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Uit het dossier blijkt eveneens dat verdachte opzet heeft gehad op de beroving.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ik had een balletjespistool in de kamer van [medeverdachte 1] gelegd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen naar [slachtoffer]
(de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] )toe en vroegen hem naar zijn sigaretten. Zij trokken een mes. Toen heb ik tegen hem gezegd: “Waarom doe je zo moeilijk? Werk gewoon mee”. Van de buit heb ik één pakje sigaretten gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnaam Zonneberg en -nummer NN1R024138 d.d. 4 maart 2025, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: Leeuwarden Pleegdatum: 3 december 2024
De deur van de brandtrap ging open en ik zag dat drie personen naar buiten kwamen. Deze drie personen drukten mij direct tegen de muur waardoor ik niet meer weg kon komen. Ik voelde en zag dat deze drie personen messen vasthielden en deze tegen mijn buik drukte. Ik hoorde persoon 1 zeggen dat ik gewoon die pakjes moest afgeven. Ik keek naar persoon 1 en zag dat hij een vuurwapengelijkend voorwerp had. Ik zag dat hij het vuurwapen op mij richtte. Tegelijkertijd hoorde ik persoon 2, 3 en 4 zeggen tegen mij: “Pakjes! Pakjes!”. Ik voelde dat deze personen de pakjes sigaretten uit mijn zakken haalde. Ik voelde dat persoon 2, 3 en 4 mijn jas opende en ik voelde en zag dat zij mijn jas uittrokken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 7 december 2024, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Twee jongens hadden hem
(de rechtbank begrijpt: het mes)tegen mijn nek aangedrukt en één jongen had hem tegen mijn buik aangedrukt. Hij begon ook snijbewegingen te maken met het mes, tegen mijn keel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2025, opgenomen op pagina 224 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
[medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )had het wapen in zijn handen. [medeverdachte 1] heeft het wapen van mij overgenomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen, een jas en sigaretten, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door hem tegen een muur aan te drukken en daarmee de vrije doorgang te beletten en messen in de richting van en tegen zijn buik en tegen zijn keel/hals te houden en vervolgens langs die keel/hals snijdende bewegingen te maken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn lichaam te richten en aan hem toe te voegen: "pakjes, pakjes!" en te sommeren dat hij zijn jas uit moest doen en zijn goederen moest inleveren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde en ter terechtzitting van 16 oktober 2025 aangevulde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de aanzienlijke duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: het LOVS), een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand passend zou zijn. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad worden verbonden, met uitzondering van de maatregel ITB Harde Kern.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 3 december 2024 schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving. Onder valse voorwendselen heeft een medeverdachte een afspraak met het minderjarige slachtoffer gemaakt om te komen naar de flat aan [adres] in Leeuwarden. Tijdens deze afspraak zijn verdachte en zijn mededaders op het slachtoffer afgekomen, waarna zij hem tegen een muur hebben gedrukt, een mes tegen zijn buik en keel hebben gehouden en een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem hebben gericht. Het onderhavige feit betreft een zeer ernstig feit, dat voor het slachtoffer ontzettend beangstigend moet zijn geweest. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook een grove inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van het slachtoffer. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank acht de gewelddadige wijze waarop deze beroving heeft plaatsgevonden bijzonder kwalijk. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 18 september 2025 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensfeiten. Bovendien heeft verdachte het bewezen verklaarde feit gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De eerdere veroordeling en de dreiging van een werkstraf hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het rapport van de Raad van 2 oktober 2025. Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit 16 jaar oud. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 21 februari 2025 onder voorwaarden geschorst. Vervolgens is op 16 juli 2025 de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.
Uit het rapport blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte laat zich onvoldoende aansturen en heeft voortdurend toezicht nodig. Verdachte is dan ook gebaat bij veel duidelijkheid, structuur en strakke kaders. De Raad heeft eveneens in een civiel kader onderzoek gedaan naar de opvoedsituatie van verdachte. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandeling bij Accare, het volgen van onderwijs en/of het hebben van dagbesteding, een alcohol- en drugsverbod en meewerken aan controles hierop, een locatiegebod middels elektronische monitoring voor de duur van drie maanden en de maatregel ITB Harde Kern. Daarnaast adviseert de Raad de voorwaardelijk opgelegde werkstraf ten uitvoer te leggen.
Ter zitting heeft de Raad het advies nader toegelicht. De Raad heeft naar voren gebracht dat tijdens detentie gebleken is dat verdachte veel structuur en nabijheid nodig heeft. Verdachte heeft momenteel geen dagbesteding, waardoor de maatregel ITB Harde Kern niet uitvoerbaar is. Het advies dient dan ook in die zin gewijzigd te worden dat de maatregel ITB Harde Kern komt te vervallen. In aanvulling op de bijzondere voorwaarden heeft de Raad naar voren gebracht dat een contactverbod met de medeverdachten wenselijk zou zijn.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de geldende oriëntatiepunten van het LOVS. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden, te weten het gebruik van verschillende wapens, het georganiseerde karakter van de groep, het feit dat het slachtoffer minderjarig is alsook het feit dat verdachte in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf liep. De rechtbank ziet hierin dan ook aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten en een jeugddetentie voor langere duur op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat verdachte begeleid en behandeld zal worden, zodat het recidiverisico kan worden verminderd. Uit de rapportages blijkt immers dat verdachte een strak kader nodig heeft waarbij er voortdurend toezicht en begeleiding is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad in haar rapport geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de maatregel ITB Harde Kern, waaraan verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaren moet houden. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten opleggen, zoals ter terechtzitting door de Raad is toegelicht.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 120,00 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, wegens gebrek aan onderbouwing, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

In beslag genomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 september 2024, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 oktober 2024.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 16 september 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 17 september 2024 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na het onherroepelijk worden van de uitspraak op de door de jeugdreclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres] , en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo vaak als deze instelling dat nodig vindt. De veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
2. dat de veroordeelde meewerkt aan behandeling van Accare of een soortgelijke (forensisch klinische) zorgverlener, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering, voor zover en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
3. dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere passende dagbesteding heeft, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering.
4. dat de veroordeelde geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controles hierop door middel van urineonderzoek, speekseltest en/of ademanalyse, zo lang en zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt.
5. dat de veroordeelde gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie dat nodig vindt, op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [woonplaats] . Een ander adres voor dit locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering daarvoor toestemming geeft.
6. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact op zal nemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum] 2009) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum] 2010), zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt.
Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering van
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.201973-24:

Gelast de tenuitvoerlegging van de taakstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 17 september 2024, te weten: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.C. Koelman en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2025.
Mr. R.D. Ensel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.