Op 14 oktober 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan op een trottoir, wat op 12 maart 2024 om 10:37 uur was geconstateerd. De opgelegde boete bedroeg € 129,00, inclusief administratiekosten. De betrokkene heeft tegen deze boete beroep aangetekend, omdat hij meende dat er sprake was van ongelijkheid en willekeur in de handhaving van parkeerregels. Hij stelde dat hij vanwege medische omstandigheden van een uitkering leeft en dichtbij zijn huis moet parkeren.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de argumenten van de betrokkene en de vertegenwoordiger van de officier van justitie gehoord. De vertegenwoordiger stelde dat opsporingsambtenaren een discretionaire bevoegdheid hebben en dat er geen sprake was van ongelijkheid in de handhaving. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene de verkeersovertreding niet betwistte, maar dat er wel persoonlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boete te matigen. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk met 50% verlaagd tot € 69,00, inclusief administratiekosten, en verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond.
De kantonrechter benadrukte dat hij de gemeente geen opdracht kon geven om de handhaving of inrichting van de straat aan te passen. Betrokkene werd aangeraden om in gesprek te gaan met de gemeente voor verdere stappen. De uitspraak werd onmiddellijk na sluiting van het onderzoek gedaan, en de betrokkene heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag.