19.19uur de portiek weer verliet, is het heel goed mogelijk dat ik in de tussentijd in mijn woning aanwezig was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 mei 2025, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2025095180 d.d. 15 april 2025, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Vanuit de tuin kijk ik er zo op. Hij trapte hij in een keer de ruit eruit. Er vloog eerst allemaal glas naar beneden. Hij gooide vloeistof en een minuut later toen kwam er zwarte rook en toen kwamen de vlammen
er in een keer uit.
V: Je zegt hij. Over wie praatje dan? A: Over de bewoner die daar woont.
V: Weet je dan ook over wat voor appartement we praten? A: Volgens mij was het [nummer] .
V: Welk raam had hij kapot getrapt?
A: Waar de brand ook was ontstaan. Die kamer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2025, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik sprak met [getuige 2] , woonachtig op [adres] te Leeuwarden .
Zij verklaarde dat zij op 12 april 2025 een feestje had aan de achterzijde van de flat. Op een gegeven moment hoorde zij glas breken. Zij vertelde dat zij hoorde dat dit afkomstig was van het perceel [nummer] te Leeuwarden . Later zag zij een klein vuurtje in de slaapkamer van genoemd perceel. Zij zag dat dit vuur oranje van kleur was. Ze zag dat het vuur in de slaapkamer snel uitbreidde. Ze zag veel zwarte rook uit de woning komen en roetdeeltjes. Haar vriend is meteen na het ontdekken van de brand naar de portiek gerend en heeft verschillende buurtbewoners geattendeerd op de brand. Hij heeft hierbij twee bewoners/buren gesproken, die in hun woning waren tijdens de brand. Hij was naar de woningen geweest welke aangrenzend liggen aan het perceel waar de brand was. [getuige 2] vertelde dat een neef van haar de brandweer had gebeld op het moment dat haar vriend naar de bewoners rende.
Na onderzoek bleek dat haar neef om 19:21 uur de brandweer had gebeld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2025, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van het buurtonderzoek kwamen camerabeelden naar voren. Deze camera stond gericht op de voordeur van de gezamenlijke ingang van het portiek. De tijdstippen van de camerabeelden komen overeen met de daadwerkelijke tijd. Bevindingen camerabeelden:
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte [verdachte] om 12.29 uur in beeld verschijnt. Te zien is dat hij in de richting van de camera loopt en het portiekdeur opent. Vervolgens verdwijnt de verdachte in het portiek.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte om 19.19.04 uur de portiekdeur verlaat. Op de bewegende beelden is te zien dat de verdachte lopend het portiek verlaat.
Op de camerabeelden is te zien dat de eerste bewoner die de brand ontdekt om 19.22.46 uur in beeld verschijnt en in de richting van de brand op de tweede verdieping kijkt. Enkele seconden later verschijnt een tweede persoon in beeld die in de richting van de brand kijkt en het portiek betreedt via de gezamenlijke voordeur. De daarop volgende minuten verschijnen meerdere personen in beeld die kijken naar de brand. Om 19.24 uur verlaat de eerste bewoner de flat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2025, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb telefonisch contact opgenomen met de bevelvoerder van de brandweer en gevraagd wat hij kon vertellen over de brand aan de [adres] te Leeuwarden . Hij verklaarde:
Ik zag dat het een uitslaande brand was in een flat. Ik zag de vlammen uit de woning komen. Ik zag deze vlammen van de achterzijde van de woning komen. Wij kwamen om 19:29 uur ter plaatse. Toen wij aan de voorkant van de portiek stonden, zag ik door het glas van de portiek de vlammen al. We zijn vervolgens naar de woning gelopen op de derde etage. De voordeur stond open. Na de voordeur kwam je in een hal. Recht voor je was nog een deur waar je de vlammen uit zag komen. In de ruimte rechtdoor gezien vanuit de hal, brandde het vuur het hardst. Het was duidelijk in welke kamer de brand was geweest. Er was veel rookschade. De achterkamer was schoongebrand. Ik zag dat het stucwerk van de muur af was. Ik zag
dichtbij het raam aan de achterzijde van de kamer dat het stucwerk er helemaal af was. Hoe verder je naar voren ging in de kamer, dus richting de hal, daar werd dat minder. Achterin in de kamer lijkt het het heetst te zijn geweest. Ik zag dat er in deze ruimte een koelkast stond. In deze koelkast zit isolatiespul. Dat is meegegaan met de brand. Ik zag dat van die kamer niets meer over was Ik zag dat de deur voor de helft was weggebrand.
Uit de ervaring, die ik bij de brandweer heb, kan ik zien waar het het heets is geweest. Vanuit die ervaring denk ik dat het mogelijk aan de achterzijde van de kamer bij het achterraam is begonnen. Ik zag dat het raam van het kozijn er helemaal uit was. Ik zag dat achterin de kamer de muur helemaal zwart was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 14 april 2025, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik kwam naar aanleiding van een brandstichting voor forensisch onderzoek op de locatie [adres] in Leeuwarden . Dit betreft een appartement gelegen op de derde verdieping en maakt deel uit van een flat van drie verdiepingen. Genoemde flat heeft vier afzonderlijke centrale toegangsdeuren. Iedere centrale toegangsdeur heeft een trappenhuis met aan weerszijden een appartement. Het trappenhuis is de enige toegangs- en/of vluchtroute.
In de portiek zag ik twee voordeuren, aan de linkerzijde nummer [nummer] en aan de rechterzijde [nummer] . Boven beide deuren zat een raam. Ik zag dat het raam van nummer [nummer] kapot was. In dit raam zat een zogenaamde thermische breuk, dat door hitte inwerking was ontstaan. Ik zag dat er achter dit kapotte raam een wit kunststof paneel zat, die door hitte inwerking was vervormd. Ik zag dat het plafond van dit trappenhuis beroet was. Ik zag dat het plafond van de hal zwart geblakerd was. Deze zwarte beroeting was voornamelijk te zien in de bovenste helft van de hal.
Ik betrad de woning en zag dat de deur recht tegenover de voordeur van de woning door brand was aangetast. De bovenste helft van deze deur was weggebrand. Ik zag dat er in de kamer achter de verbrande deur een brand had gewoed. Op de vloer lagen verbrande resten van mogelijk een sofa, een stoel, resten van kastjes, boeken en tapijt. Het raam was volledig verdwenen, het houten kozijn, de stuclaag op de muren en het plafond was door de brand aangetast.Gezien de aangetroffen situatie en de uitgevoerde onderzoeken concludeer ik dat:
op de plek waar een verbrand frame van mogelijk een sofa werd aangetroffen, het brandbeeld het ergst was. Ik zag dat de muren en het plafond hier meer waren beschadigd dan in de rest van deze kamer. Ik zag dat er op het plafond sprake was van het afspatten van beton. De plinten op deze plek waren bijna weggebrand in tegenstelling tot de rest van de plinten in deze kamer. In deze kamer stond een deels verbrande koelkast. Tijdens het onderzoek aan de koelkast zag ik dat de motor en de elektrische componenten van deze koelkast nog intact waren. In genoemde kamer werden door mij geen technische voorzieningen aangetroffen die de brand zouden kunnen hebben veroorzaakt. Gezien de aangetroffen situatie en de uitgevoerde onderzoeken concludeer ik:
- dat er geen technische voorzieningen werden aangetroffen die het ontstaan van de brand zouden hebben kunnen veroorzaakt;
- dat door de vernietigende werking van het vuur, door ons niet (meer) kan worden vastgesteld hoe de brand is ontstaan;
- dat de brand zeer waarschijnlijk werd veroorzaakt door brandstichting.
Door de brand was er schade aan het object (opstal) en inboedel ontstaan. De brand betrof een uitslaande brand, indien er niet tijdig door de brandweer was geblust, had de brand zich verder kunnen ontwikkelen naar de andere appartementen van de flat.
Op grond van bovenstaande was gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten geweest.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat er in de woning aan de [adres] in Leeuwarden een uitslaande brand is geweest, ten gevolge waarvan een bank en andere goederen in de
woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en dat daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de gehuurde portiekwoning en voor goederen in de omliggende portiekwoningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de omliggende portiekwoningen en voor overige aanwezigen in enrondom de flat te duchten was. Gelet op de locatie waar de brand is gesticht, te weten de derde etage van een appartementencomplex, waarbij bewoners van meerdere woningen gebruik maken van één uitgang, was dit gevaar naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar.
Verdachte ontkent dat hij de brand heeft gesticht. Hij heeft tevens in eerste instantie ontkend dat hij, kort voordat de vlammen uit zijn woning kwamen, thuis was. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat wanneer uit de camerabeelden blijkt dat hij om 12.29 uur de portiek is inging en om 19.19 uur de portiek is uitgegaan het heel goed mogelijk is dat hij in de tussentijd in zijn woning aanwezig was.
De rechtbank stelt vast dat uit het forensisch onderzoek blijkt dat de oorzaak van de brand niet is vast te stellen, maar dat er geen technische voorzieningen zijn aangetroffen die het ontstaan van de brand kunnen hebben veroorzaakt. Volgens de forensisch onderzoeker is de brand zeer waarschijnlijk veroorzaakt door brandstichting.
Op basis van de camerabeelden, de verklaring van verdachte ter zitting en de verklaring van de getuige [getuige 1] kan worden vastgesteld dat verdachte, kort voordat er van buitenaf vlammen zichtbaar waren, in zijn woning aanwezig was. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het vertrek van verdachte uit zijn woning en de uitslaande vlammen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte tijdens het ontstaan van de brand in zijn woning aanwezig was. Er is mede gelet op de camerabeelden geen enkele aanwijzing dat een ander dan verdachte ten tijde van het uitbreken van de brand in zijn woning was. Bovendien heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte op de plek, waar later is geconstateerd dat de brand is ontstaan, bezig was; hij trapte onder andere een ruit kapot en gooide met een vloeistof. Verdachte was derhalve bij het ontstaan van de brand in zijn woning en op de plek waar de brand is ontstaan aanwezig. Een alternatief scenario is door of namens verdachte niet naar voren gebracht en evenmin anderszins aannemelijk geworden.
Gelet op deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] volgt niet dat verdachte met spiritus of een andere brandbare vloeistof heeft gegooid. Zij heeft slechts een vermoeden hiervan uitgesproken. Nu dit verder ook niet uit de bewijsmiddelen blijkt, acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van het gebruik van spiritus dan wel een andere brandbare vloeistof. De rechtbank overweegt echter dat voor het aansteken van een brand het nodig is om open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, zodat dit onderdeel wel kan worden bewezen.