ECLI:NL:RBNNE:2025:4603

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
18.334070.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in een woning met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen, wapenbezit, drugsbezit en drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in zijn woning, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De ontploffing vond plaats op 19 oktober 2024 in Meppel, waar de verdachte propaangas en butaangas gebruikte in een niet goed geventileerde ruimte, wat leidde tot een explosie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van verdovende middelen, zich bewust was van het risico van een ontploffing en dat hij de kans op dit gevaar had aanvaard. Naast de veroordeling voor de ontploffing, werd de verdachte ook schuldig bevonden aan wapenbezit, waaronder een revolver en een stroomstootwapen, en aan het bezit en de handel in verschillende soorten harddrugs, waaronder MDMA, cocaïne, amfetamine en GHB. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en bepaalde dat de verdachte zich aan bijzondere voorwaarden moest houden, waaronder een klinische opname. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen die schade hadden geleden door de explosie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.334070.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.226806.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-334070-24
1
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 aan [adres] te Meppel, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door het gebruiken van propaangas en/of butaangas in een niet (goed) geventileerde ruimte , waarin (een) ontstekingsbron(nen) aanwezig was/waren, waardoor/waarin een ophoping heeft plaatsgevonden van propaangas en/of butaangas dat tot ontbranding is gekomen met een explosie tot gevolg terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende woningen gelegen aan [adres] te Meppel in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de op 19 oktober 2024 ten tijde van de ontploffing in de woning(en) gelegen aan [adres] te Meppel aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 aan [adres] te Meppel, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is geweest, door het gebruiken van propaangas en/of butaangas in een niet (goed) geventileerde ruimte, waarin (een) ontstekingsbron(nen) aanwezig was/waren, waardoor/waarin een ophoping heeft plaatsgevonden van propaangas en/of butaangas dat tot ontbranding is gekomen met een
explosie tot gevolg, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is, dat er een ontploffing is ontstaan, en daardoor:
- gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende woningen gelegen aan [adres] te Meppel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de op 19 oktober 2024 ten tijde van de ontploffing in de woning(en) gelegen aan [adres] te Meppel aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
2
Hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Meppel,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht en/of
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een traangas-bus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of
- munitie van categorie III, onder artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en munitie, te weten knalpatronen, in het kaliber 9mm PAK voorhanden heeft gehad.
3
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Meppel, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 457,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 13,43 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 1.438,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 21,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- ongeveer 1.160,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of
- ongeveer 0,50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC,
zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of GHB en/of 3-MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Parketnummer 18-226806-25

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 14 juli 2024 tot en met 18 oktober 2024 te Meppel, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde 4-hydroxyboterzuur
en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18-334070-24 ten laste gelegde feit 1 primair, feit 2 en feit 3 alsmede voor het ten laste gelegde feit 1 onder parketnummer 18-226806-25.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 van parketnummer 18-334070-24. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft zich het gevaar van ontploffing onvoldoende gerealiseerd. Verdachte heeft de kans op ontploffing ook niet bewust aanvaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat er gevaar voor personen te duchten was. Ten aanzien van feit 2 ten laste gelegd onder parketnummer 18-334070-24 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het vuurwapen en de munitie. Ten aanzien van feit 3 onder voornoemd parketnummer refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 18-226806-25 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de handelingen telen, bereiden en verwerken. Ten aanzien van het overige in de tenlastelegging refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen ten aanzien van parketnummer 18-334070-24
Feit 1 primair:
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte onder invloed van verdovende middelen (meerdere soorten harddrugs) wietolie aan het maken was in zijn woonkamer met een gasbrander. Hij gebruikte daarvoor een pvc-buis waarin hij wietafval deed. In de buis heeft hij een gaatje gemaakt, waardoor hij deze kon vullen met butaan- en propaangas. Verdachte had een kom onder de buis staan, waar de olie in druppelde. Aan deze kom is ook gas toegevoegd waardoor de inhoud gaat bruisen en er een bruine substantie overblijft. Op een gegeven moment is de kom, al dan niet door toedoen van verdachte, gevallen. Gelet op het feit dat propaan/butaan zwaarder is dan lucht, heeft zich vermoedelijk een laag met gas op de vloer kunnen opbouwen, die op enig moment ontstoken is.
De feitelijke handelingen zoals de rechtbank deze bewezen zal verklaren, heeft verdachte bekend.
Gelet op het dossier kan niet bewezen worden dat verdachte vol opzet had op het veroorzaken van de explosie. De rechtbank dient daarna te beoordelen of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de ontstane explosie – aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling hiervan is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Verdachte is midden in de nacht, onder invloed van drugs, wietolie gaan maken waarbij hij gebruik heeft gemaakt van butaan/propaangas en een gasbrander voor het maken van wietolie. De verdachte heeft verklaard dat hij op internet nader onderzoek heeft verricht naar het maken van wietolie en hij wetenschap had van het gevaar van het ontstaan van een ontploffing daarbij. Ondanks zijn wetenschap van dit gevaar had hij geen voorzorgsmaatregelen getroffen die dit gevaar konden wegnemen. Hij heeft de woning bijvoorbeeld onvoldoende geventileerd, waardoor er een gasophoping heeft kunnen ontstaan die tot ontbranding is gekomen. Daarbij verkeerde hij tijdens het uitvoeren van dit productieproces dus onder invloed van verschillende verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs het handelen van gebruikers sterk beïnvloedt. De kans op verkeerde handelingen bij het productieproces nemen toe als men onder invloed is van verdovende middelen en als het misgaat is de kans groter dat men niet adequaat ingrijpt. Verdachte wist dit als gebruiker in het bijzonder. De rechtbank overweegt dat door het op deze wijze, onder invloed, produceren van wietolie, terwijl hij het risico op een explosie kende, de aanmerkelijke kans op een ontploffing heeft aanvaard. Dat betekent dat verdachte daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad.
De rechtbank is - anders dan de raadsman - van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de achtergevel van de woning van verdachte is weggeblazen. De voorzijde van de gevel stond bol en een groot gedeelte van het dak is weggeblazen. Naast de woning van verdachte zijn ook direct aangrenzende woningen beschadigd door de explosie. Bij een dergelijke explosie in een tussenwoning bestaat er een reëel gevaar voor aangrenzende panden en degenen die daarin aanwezig zijn. De explosie vond plaats omstreeks twee uur ’s nachts. Op dat tijdstip is ook te verwachten dat mensen in hun woning aanwezig zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kracht van een dergelijke ontploffing, ernstig letsel met mogelijk fatale gevolgen kan veroorzaken. Het gevaar dat de aanwezige buren hebben gelopen, was naar het oordeel van de rechtbank voor de verdachte voorzienbaar. Dat het gevaar zich niet heeft verwezenlijkt, is niet meer dan een gelukkige omstandigheid en voor de bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging niet relevant.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat dit feit op alle onderdelen wettig en overtuigend bewezen is. Het kistje met het vuurwapen en de munitie lag in de onmiddellijke nabijheid van verdachte, te weten op zijn bank in de woonkamer. Hij had op dat moment als enige toegang tot de woning. Verdachte verklaart ter zitting het kistje ook wel eens vast te hebben gehad. Verdachte had dus de beschikkingsmacht over het kistje en het kan niet anders dan dat hij zich ook bewust is geweest van de inhoud daarvan. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het kistje van iemand anders is (zonder de identiteit van die persoon kenbaar te maken) en dat hij niet wist wat er zich in het kistje bevond, onaannemelijk.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 18-226806-25
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, voor zover dat feit ziet op het telen van de drugs. Van dit deel van de tenlastelegging moet de verdachte worden vrijgesproken.
Gelet op de verklaring van verdachte ter zitting, de inhoud van de telefoongesprekken van verdachte en de verklaringen van de afnemers van de drugs, is de rechtbank van oordeel dat het overige onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van parketnummer 18-334070-24

Feit 1 primair
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Weliswaar heeft verdachte de feitelijke handelingen bekend, echter ontkent hij met opzet te hebben gehandeld.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 oktober 2025 afgelegde verklaring voor zover inhoudend:
Ik was onder invloed van meerdere soorten harddrugs. Ik wist dat het gevaarlijk was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 november 2024, opgenomen op pagina 389 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
V: Waardoor is die explosie in jouw woning ontstaan?
A: Ik was wietolie aan het maken. Het was ook niet de eerste keer. Ik heb het allemaal gegoogeld. Ik had het vaker gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 oktober 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024286404 d.d. 12 februari 2025, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Omstreeks 02:00 uur werden wij naar [adres] te Meppel gestuurd in verband met een woningbrand. Aanrijdend werd het al duidelijk dat het om een explosie ging in de woning. Ik zag iets branden in de woning. Ik zag dat bewoonster van nummer [huisnummer] haar woning weer inliep die ik vervolgens de woning uit haalde. In afwachting van de OVD-P hebben wij de situatie bevroren daar er instorting gevaar dreigde en ik zag enkele ogenblikken later dat de achtergevel van de woning ook was weggeblazen en in de tuin was gestort. Ik zag tevens dat de voordeur uit het kozijn was geblazen en zag meerdere delen daarvan op straat liggen. Ongeveer tien minuten later zag ik dat er een zwarte rookwolk uit de voorzijde van de woning kwam en ik zag dat er een vuurbal in de woonkamer was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2024, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] namens [organisatie] , voor zover inhoudend:
Naast deze woning [adres] , zijn ook direct aangrenzende woningen, te weten nummers [huisnummer] en [huisnummer] , beschadigd door de explosie en brand van nummer [huisnummer] . Deze woningen zijn dusdanig beschadigd dat de bewoners niet in hun woning kunnen wonen en momenteel in vervangende woonruimte wonen die ze door [organisatie] aangeboden hebben gekregen. Naast deze woningen zijn er nog een aantal omliggende woningen aan [adres] die schade hebben opgelopen ten gevolge van de explosie in de woning [adres] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 3 januari 2025, opgenomen op pagina 250 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] als forensische onderzoekers, voor zover inhoudend:
In de woonkamer en keuken zagen wij verspreid een tiental spuitbussen met opschrift 'Universal Gas Lighter Refill'. Op de spuitbus zagen wij vermeld staan dat de inhoud 'propane/butane' zou zijn. Wij zagen en voelden dat enkele bussen leeg waren en enkele nog (deels) gevuld. Verder verder zagen wij drie spuitbussen waarvan de bodem ontbrak en sommigen door brand aangetast waren. Wij zagen in de woonkamer op de salontafel een blauwe enkelpits gasbrander. Wij voelden dat de regelaar van deze brander dichtgedraaid/gesloten was. Bij openen van deze regelaar hoorden wij dat er gas uitstroomde. Naast de gasbrander zagen wij een stalen of aluminium kom met daarin water en bruin gekleurde klodders. Op de grond naast de salontafel zagen wij een hoeveelheid op hennep gelijkend materiaal. Op de grond voor het aquarium zagen wij een grijze buis van vermoedelijk PVC. Wij zagen dat de buis aan één zijde was voorzien van een dop en aan de andere zijde was aangetast door brand. In de buis roken wij de geur die wij herkenden als afkomstig van hennep. De door ons aangetroffen door brand aangetaste pvc-buis met hennep, het op hennep gelijkende materiaal in de woning en de lege gasspuitbussen die niet door brand waren aangetast, passen bij het beeld dat er gas werd gebruikt om hasjolie te extraheren uit hennep. Gelet op het feit dat propaan/butaan zwaarder is dan lucht, heeft zich vermoedelijk een laag met gas op de vloer op kunnen bouwen, die op enig moment ontstoken is. Gelet op de ontstane schade aan de woning waar de explosie heeft plaats gevonden en aan de woningen er direct naast, kan gesteld worden dat er sprake is van gemeen gevaar van goederen als bedoeld in artikel 158 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Bij een dergelijk explosie in een tussenwoning, bestaat er een reëel gevaar voor aangrenzende panden en degenen daarin aanwezig. Om die reden kan gesteld worden dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander.
Feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Dat kistje lag sinds een paar dagen op mijn bank. Ik heb het kistje wel eens in mijn handen gehad. Ik was op de hoogte van de aanwezigheid van de ploertendoder en de pepperspray in mijn woning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2024, opgenomen op pagina 99 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024286404 d.d. 12 februari 2025, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 20 oktober 2024 heeft er een doorzoeking plaats gevonden op perceel [adres] te Meppel. In de woonkamer werden de volgende goederen inbeslaggenomen: Een geldkistje welke op de bank lag. In dit kistje zat een mogelijke klein kaliber handvuurwapen, een taser en 2 doosjes met daarin totaal 100 blanks of ook wel losse flodders genoemd. In slaapkamer 2 zijn de volgende goederen in beslag genomen: Pepperspray.
3. Een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 417 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming plaats: Meppel
Datum: 20 oktober 2024
Goednummer: PL0100-2024286404-1765485
Object: Vuurwapen (Revolver)
Spoor identificatienr: AANW4331NL
Goednummer: PL0100-2024286404-1765486
Object: Munitie (Knalpatroon)
Bijzonderheden: 2 doosje met 50 patronen 9 mm pak
4. Een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 414 van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming plaats: Meppel
Datum: 20 oktober 2024
Goednummer: PL0100-2024286404-1765474
Inhoud: Zaklamp en taser van het merk 801 type
5. Een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 413 van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming plaats: Meppel
Datum: 20 oktober 2024
Goednummer: PL0100-2024286404-1765469
Object: Overig wapen (Pepperspray)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 30 oktober 2024, opgenomen op pagina 286 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant] :
Goednummer: PL0100-2024286404-1765485
Spoor identificatienr: AANW4331NL
Object: Vuurwapen (Revolver)
Het wapen functioneert naar behoren. Het inbeslaggenomen voorwerp is een centraalvuur revolver geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Goednummer: PL0100-2024286404-1765486
Object: Munitie (Knalpatroon)
Bijzonderheden: 2 doosje met 50 patronen 9 mm pak
Het betreft 100 stuks centraalvuur knalpatronen in het kaliber 9 millimeter Pistol Automatik Knall, geschikt om een projectiel
(pyrotechnische patroon) door een loop (schietbeker) af te schieten. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025;
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 29 november 2024, opgenomen op pagina 303 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024286404 d.d. 12 februari 2025, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 304 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 305 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 306 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 307 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 308 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 309 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] ;
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van NFiDENT van 24 oktober 2024, opgenomen op pagina 310 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam] .
Ten aanzien van parketnummer 18-226806-25
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen chatgesprekken uit de telefoon van verdachte van 28 april 2024, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024286404 van 20 augustus 2025, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegd onder parketnummer 18-334070-24 en het feit ten laste gelegd onder parketnummer 18-226806-25 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18-334070-24
1. primair:
hij op 19 oktober 2024 aan [adres] te Meppel, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door het gebruiken van propaangas en butaangas in een niet (goed) geventileerde ruimte , waarin ontstekingsbronnen aanwezig waren, waardoor een ophoping heeft plaatsgevonden van propaangas en butaangas dat tot ontbranding is gekomen met een explosie tot gevolg terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende woningen gelegen aan [adres] te Meppel en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de op 19 oktober 2024 ten tijde van de ontploffing in de woningen gelegen aan [adres] te Meppel aanwezige personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een anderen, te duchten was.
2.
hij op 19 oktober 2024 te Meppel,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, en
- een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, en
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een traangas-bus en
- munitie van categorie III, onder artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en munitie, te weten knalpatronen, in het kaliber 9mm PAK voorhanden heeft gehad.
3
hij op 19 oktober 2024 te Meppel, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 457,97 gram materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 13,43 gram materiaal bevattende cocaïne, en
- ongeveer 1.438,79 gram materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 21,68 gram materiaal bevattende metamfetamine en
- ongeveer 1.160,02 gram materiaal bevattende GHB en
- ongeveer 0,50 gram materiaal bevattende 3-MMC, zijnde amfetamine en metamfetamine en MDMA en cocaïne en GHB en 3-MMC telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van parketnummer 18-226806-25
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode 14 juli 2024 tot en met 18 oktober 2024 te Meppel, althans in Nederland, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde 4-hydroxyboterzuur en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18-334070-24
1. primair Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 18-226806-25
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegd onder parketnummer 18-334070-24 en het feit ten laste gelegd onder parketnummer 18-226806-25 wordt veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de proeftijd op 3 jaren wordt gesteld en dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden verbonden.
Bij deze strafeis heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, het bezit van een ploertendoder, onder parketnummer 18-334070-24.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 12 maanden, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, indien het primaire feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 18-334070-24 bewezen wordt verklaard. Daarbij kan eventueel een taakstraf van 240 uren worden opgelegd. De klinische opname van verdachte is ook een vorm van vrijheidsontneming, zodat de op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 14 oktober 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding met parketnummer 18-334070-24 is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing in zijn woning. Niet alleen de woning van verdachte is zwaar beschadigd geraakt, maar ook omliggende woningen zijn daarbij beschadigd en tijdelijk onbewoonbaar geworden.
Als gevolg van de explosie heeft verdachte een groot gevaar voor de nabijgelegen woningen en de daarin verblijvende personen veroorzaakt. Ten tijde van de explosie waren er in de omliggende woningen meerdere bewoners aanwezig. Verdachte heeft dit aspect voor lief genomen, door onder invloed van harddrugs in zijn woonkamer wietolie te fabriceren. Feiten als het onderhavige hebben een in hoge mate gevaarzettend karakter en brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg, zoals ook is gebleken uit de verklaringen van buurtbewoners.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie, een stroomstootwapen, pepperspray en een ploertendoder. Het bezit van met name een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen mee. Verdachte neemt voor dit feit ook niet de volle verantwoordelijkheid, maar lijkt het af te schuiven op een ander, onbekend gebleven persoon.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende enkele maanden schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs en in verband daarmee ook het bezit daarvan. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte volgt dat verdachte in de laatste vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte is wel eerder veroordeeld voor Opiumwetfeiten, maar deze veroordelingen zijn oud (uit 2007 en 2011).
Persoon van verdachte
Op 4 februari 2025 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst onder voorwaarden. Verdachte verblijft sindsdien in een kliniek om aan zijn verslavingsproblematiek te werken. De reclassering stelt dat verdachte gemotiveerd is en goed meewerkt aan behandeling. Binnen de kliniek wordt er gewerkt aan het verkrijgen van inzicht in de redenen voor zijn gebruik en om alternatieve copingvaardigheden aan te leren.
Uit het rapport van de reclassering van 14 oktober 2025 volgt dat verdachte al jarenlang kampt met middelenproblematiek. Zijn drugsgebruik en de hieruit voortvloeiende gedragingen leiden tot disfunctioneren op meerdere leefgebieden en het plegen van strafbare feiten. Het afronden van de klinische behandeling is noodzakelijk om tot recidivevermindering te komen. Voor het vervolg van de klinische periode wordt een geleidelijke overgang in de vorm van een begeleide woonvorm met ambulante vervolgbehandeling noodzakelijk gezien. Verdachte ziet de noodzaak van een klinische behandeling om patronen te doorbreken. De reclassering adviseert om de klinische behandeling voor een eventuele detentie te laten gaan.
Straf
Voor het handelen in harddrugs voor een periode van 1 tot 3 maanden staat als uitgangspunt al 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de toepasselijke oriëntatiepunten voor strafoplegging. In dit geval heeft verdachte niet alleen in harddrugs gehandeld, maar ook harddrugs en wapens in bezit gehad, waaronder een vuurwapen. Het zwaartepunt voor de strafoplegging ligt echter bij het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar is ontstaan voor buurtbewoners. De rechtbank is van oordeel dat slechts een gevangenisstraf een passende reactie is, waarbij ook een aanzienlijk deel in onvoorwaardelijke vorm moet worden opgelegd, ook ten behoeve van de vergelding. Hierbij kijkt de rechtbank ook naar opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank stelt de proeftijd vast op 3 jaren en zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbinden. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de klinische behandeling maximaal 12 maanden, of zoveel korter als de zorgaanbieder nodig vindt, kan duren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft op 30 januari 2025 de voorlopige hechtenis met ingang van 4 februari 2025 onder voorwaarden geschorst. Deze schorsing blijft voortduren, zodat de voorwaarden blijven gelden, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18-334070-24, feit 1 primair:

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde 1] , tot een bedrag van € 1517,81 ter zake van materiële schade en € 1750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde 2] , tot een bedrag van € 37,27 ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde 3] , tot een bedrag van € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde 4] , tot een bedrag van € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [benadeelde 5] , tot een bedrag van € 1117,91 ter zake van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [benadeelde 6] , tot een bedrag van € 506,10 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
7. [organisatie] , tot een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Volgens de officier van justitie kan de vordering van [organisatie] worden toegewezen tot een bedrag van 1882,12.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 6] . De vorderingen tot immateriële schadevergoeding van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] zijn qua hoogte onvoldoende onderbouwd. Er is slechts € 1000,00 toewijsbaar voor immateriële schade voor zowel [benadeelde 2] als [benadeelde 5] , naast de materiële schadeposten die toewijsbaar zijn. De kinderen [achternaam benadeelde 3 en 4] waren niet thuis tijdens de explosie en dit bedrag dient te worden gematigd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [organisatie] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [organisatie]
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde, kan de rechtbank uit het voegingsformulier en de onderbouwing daarvan niet opmaken welke schadevergoeding door de benadeelde partij precies wordt gevorderd; er zijn immers geen bedragen ingevuld. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. Nu de hoogte van de vorderingen niet is betwist door de verdediging en de rechtbank de gevorderde bedragen redelijk acht gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend, zal de rechtbank de vorderingen volledig toewijzen.
Ten aanzien van [benadeelde 2] en [benadeelde 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. De vorderingen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Voor ieder persoon kunnen de psychische gevolgen anders zijn. De rechtbank acht de gevorderde bedragen redelijk gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank zal daarom de vorderingen volledig toewijzen.
Ten aanzien van [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. Ook deze vorderingen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De benadeelde partijen zijn noodgedwongen verhuisd naar een tijdelijke woning omdat hun woning onbewoonbaar is. Dat de benadeelde partijen niet thuis waren tijdens de explosie is op zich een relevante omstandigheid, maar daar is in de vordering rekening mee gehouden en doet dus verder niet af aan het psychische leed dat zij hebben ondervonden door de verhuizing.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen telkens toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36f, 57, 157 Wetboek van Strafrecht;
26, 55 Wet wapens en munitie;
2, 3, 10, 11 Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 18-334070-24 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18-226806-25 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, te weten 15 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • De veroordeelde zet zijn opname binnen forensische verslavingsafdeling [instelling] voort. De opname is reeds gestart. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • Indien geïndiceerd door de kliniek voor verslavingsproblematiek, laat veroordeelde zich ambulant behandelen door de geïndiceerde zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische plaatsing. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
  • De veroordeelde verblijft in een door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start aansluitend of zo kort mogelijk na de klinische plaatsing. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • De veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • De veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partijen parketnummer 18-334070-24, feit 1 primair

Ten aanzien van [organisatie]

Verklaart de vordering van [organisatie] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [organisatie] zijn eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 1]te betalen:
- het bedrag van €
3.267,81(zegge: drieduizend tweehonderdzevenenzestig euro en eenentachtig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 1]aan de Staat te betalen een bedrag van €
3.267,81(zegge: drieduizend tweehonderdzevenenzestig euro en eenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1517,81 aan materiële schade en
€ 1.750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
42 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Ten aanzien van [benadeelde 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 6]te betalen:
- het bedrag van €
756,10(zegge: zevenhonderd zesenvijftig euro en tien eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 6]aan de Staat te betalen een bedrag van €
756,10(zegge: zevenhonderd zesenvijftig euro en tien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 506,10 aan materiële schade en
€ 250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
15 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Ten aanzien van [benadeelde 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 2]te betalen:
- het bedrag van €
4.037,22(zegge: vierduizend zevenendertig euro en tweeëntwintig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 2]aan de Staat te betalen een bedrag van €
4.037,22(zegge: vierduizend zevenendertig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 37,27 aan materiële schade en
€ 4.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
50 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Ten aanzien van [benadeelde 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 4]te betalen:
- het bedrag van €
750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 4]aan de Staat te betalen een bedrag van €
750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
15 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft
de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Ten aanzien van [benadeelde 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 3]te betalen:
- het bedrag van €
750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 3]aan de Staat te betalen een bedrag van €
750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
15 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft
de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Ten aanzien van [benadeelde 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde 5]te betalen:
- het bedrag van €
3.117,91(zegge: drieduizend honderdzeventien euro en eenennegentig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde 5]aan de Staat te betalen een bedrag van €
3.117,91(zegge: drieduizend honderdzeventien euro en eenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.117,91 aan materiële schade en
€ 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
41 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen:

  • Ploertendoder, goednummer 1765465;
  • Pepperspray, goednummer 1765469;
  • Stroomstootwapen, goednummer 1765474;
  • Revolver, goednummer 1765485;
  • 2 stuks patroon, goednummer 1765486;
  • 2 stuks XTC, goednummer 1765490;
  • 3 stuks amfetamine, goednummer 1765495;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1765497;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1765498;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1765500;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1765502;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1765503;
  • 1 zak amfetamine, goednummer 1765504;
  • 2 flessen verdovende middelen, goednummer 1765506;
  • 1 stuk hennep, goednummer 1771522;
  • 1 buis, goednummer 1771521;
  • 1 viskoffer, goednummer 1769061;
  • 459 gram verdovende middelen, goednummer 1769062;
  • 1.014 gram verdovende middelen, goednummer 1769063;
  • 345 gram verdovende middelen, goednummer 1769064;
  • 589 gram verdovende middelen, goednummer 1769065;
  • 42 stuks verdovende middelen, goednummer 1769068;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1769069;
  • 23 gram amfetamine, goednummer 1769070;
  • 62 gram verdovende middelen, goednummer 1769071;
  • 61 gram verdovende middelen, goednummer 1769072;
  • 8 gram verdovende middelen, goednummer 1769074;
  • 11 gram verdovende middelen, goednummer 1769075;
  • 61 gram verdovende middelen, goednummer 1769076;
  • 1 zak, goednummer 1769077;
  • 1 zak pillen, goednummer 1779506;
  • 1 zak pillen, goednummer 1779509;
  • 1 zak pillen, goednummer 1779512;
  • 2 stuks pillen, goednummer 1779517;
  • 5 stuks pillen, goednummer 1779518;
  • 3 stuks pillen, goednummer 1779519;
  • 3 stuks pillen, goednummer 1779521;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1779523;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1779525;
  • 1 zak verdovende middelen, goednummer 1779526;
  • 1 pil, goednummer 1779528;
  • 1 pil, goednummer 1779532;
  • 1 pil, goednummer 1779534;
  • 1 hoeveelheid verdovende middelen, goednummer 1779535;
  • 1 pot poeder, goednummer 1779545;
  • 1 stuk hashish, goednummer 1779514;
  • 73 gram hennep, goednummer 1780634;
  • 1 pot verdovende middelen, goednummer 1780637;
  • 1 hoeveelheid verdovende middelen, goednummer 1780639;

Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen:

- Apple iPhone, goednummer 1765460
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. H.P. Eckert, rechters, bijgestaan door J. Kunst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2025.