ECLI:NL:RBNNE:2025:4715

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
18/089225-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere vermogensdelicten, mishandeling, bedreiging, lokaalvredebreuk en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan elf vermogensdelicten, mishandeling, bedreiging, lokaalvredebreuk en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 253 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de langdurige klinische behandeling die de verdachte heeft ondergaan. De zaak betreft meerdere parketnummers, waarbij de verdachte onder andere is beschuldigd van diefstal van voertuigen en goederen, mishandeling van een slachtoffer, en vernieling van eigendommen van derden. De rechtbank heeft de feiten per parketnummer beoordeeld en heeft in sommige gevallen vrijspraak uitgesproken, terwijl andere feiten wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van mishandeling en diefstal. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/089225-23
Ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 18/185562-22; 18/125311-24; 18/130848-23; 18/141338- 23; 18/295249-23; 18/133898-23; 18/068197-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , ingeschreven te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Keizer , advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 18/089225-23 is, na wijziging van de tenlastelegging, aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Assen, althans in Nederland, een auto, Mercedes-Benz Sprinter ( [kenteken ] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan BUKO,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
2) hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Assen, althans in Nederland, een aanhanger en/of 30 stuks steigermateriaal, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3) hij in de periode van 22 maart 2023 tot en met 24 maart 2023 te Klazienaveen, althans in Nederland, een Nomex jas en/of een Nomex bodywarmer en/of voorraad ligas en/of een fles cola, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 9] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
4) hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Emmen, althans in Nederland,
een auto, Volkswagen Polo ( [kenteken ] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Europcar Nederland B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de autosleutel (horende bij de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken ] ), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk een auto, Volkswagen Polo ( [kenteken ] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Europcar Nederland B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf
onder zich had, te weten als lener van die auto (onder de toezegging van teruggave) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Ten aanzien van parketnummer 18/185562-22 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 24 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of over de grond te sleuren aan de arm en/of polsen en/of nek, althans het lichaam, en/of de kleding en/of bij de polsen en/of de nek te grijpen;
2) hij op of omstreeks 24 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "'Ik sla je kapot en ik flikker je mijn pand uit" en/of "Als je hier weer komt sla ik je neus kapot en breek ik nog meer dingen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 18/125311-24 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschappen en/of gas barbecue en/of aanhangwagen en/of oranje dekkleed/dekzeil, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschappen en/of een gas barbecue en/of een aanhangwagen en/of oranje dekkleed/dekzeil, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Ten aanzien van parketnummer 18/130848-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 april 2023, te Emmen, in het besloten lokaal te weten een pand/appartement, gelegen aldaar aan of bij de [adres] bij [bedrijf 4] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 29 maart 2023 schriftelijk de toegang tot dat pand/appartement ontzegd voor de duur van 1 maand;
2) hij op of omstreeks 25 april 2023 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een appartement (namelijk één of meer ramen, deuren, muren, kozijnen en/of plinten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [bedrijf 4] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Ten aanzien van parketnummer 18/141338-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 17 december 2022, te Groningen en/of [plaats] , althans in Nederland, EEN OF MEER AUTOS (VOLVO MET KENTEKEN [kenteken ] EN/OF OPEL MET KENTEKEN [kenteken ] ), IN ELK GEVAL ENIG GOED, DAT/DIE GEHEEL OF TEN DELE AAN
[bedrijf 5] EN/OF [slachtoffer 3] EN/OF [slachtoffer 4] , IN ELK GEVAL AAN EEN ANDER TOEBEHOORDE(N) HEEFT WEGGENOMEN, MET HET OOGMERK OM HET ZICH WEDERRECHTELIJK TOE TE EIGENEN;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 19 december 2022, te Groningen en/of [plaats] , althans in Nederland, EEN OF MEER AUTOS (VOLVO MET KENTEKEN [kenteken ] EN/OF OPEL MET KENTEKEN [kenteken ] ), ALTHANS EEN GOED HEEFT VERWORVEN EN/OF VOORHANDEN HEEFT GEHAD, TERWIJL HIJ TEN TIJDE VAN DE VERWERVING OF HET VOORHANDEN KRIJGEN VAN DIT GOED WIST, ALTHANS REDELIJKERWIJS MOEST VERMOEDEN DAT HET EEN DOOR MISDRIJF VERKREGEN GOED BETROF;
Ten aanzien van parketnummer 18/295249-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Emmen, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 4 velgen met banden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming;
Ten aanzien van parketnummer 18/133898-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 24 december 2022 tot en met 27 december 2022, te Groningen, althans in Nederland, een of meer autos, (met kenteken [kenteken ] en/of [kenteken ] en/of [kenteken ] ), een of meerdere laptops en/of sleutels en/of werkkleding en/of telefoon en/of portable power supply booster en/of portofoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Qbuzz B.V. en/of [bedrijf 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2) hij in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 27 december 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een voertuig
(voorzien van kenteken [kenteken ] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Qbuzz B.V., in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3) hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Nieuw Pekela, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad, 8,78 gram amfetamine zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4) hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Nieuw Pekela, althans in Nederland opzettelijk een voertuig, Volkswagen Transporter ( [kenteken ] ) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [bedrijf 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker (tijdens het maken van een proefrit) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Nieuw Pekela, althans in Nederland een voertuig, Volkswagen Transporter ( [kenteken ] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Nieuw Pekela, althans in Nederland een voertuig, Volkswagen Transporter ( [kenteken ] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Ten aanzien van parketnummer 18/068197-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk pasjes en/of sleutels en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde feiten per dagvaarding (parketnummer) bespreken.
Parketnummer 18/089225-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, en 4 primair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat uit de aangifte van de moeder van verdachte voldoende duidelijk blijkt dat zij hem geen toestemming heeft gegeven om de autosleutel en de auto mee te nemen. Voorts blijkt uit het strafdossier dat verdachte op de auto andere, gestolen, kentekenplaten heeft gemonteerd en dat verdachte de auto te ruil heeft aangeboden op Marktplaats. Op grond hiervan kan de primair ten laste gelegde diefstal van de auto wettig en overtuigend worden bewezen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, nu de moeder van verdachte hem toestemming heeft gegeven om de auto te gebruiken. Omdat verdachte de auto echter niet meer heeft teruggebracht, kan volgens de raadsman wel tot een bewezenverklaring worden gekomen van de subsidiair ten laste gelegde verduistering.
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 31 maart 2023, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023081783 d.d. 2 mei 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (namens Buko infrasupport);
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2023, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 1] B.V.).
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in het bedrijfspand van [bedrijf 9]
B.V, zoals onder feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd. De enkele omstandigheid dat een week na de inbraak op het damestoilet van het bedrijf een kluisje is aangetroffen met daarin (persoonlijke) bezittingen van verdachte, is hiertoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van het onder 4 primair ten laste gelegde feit
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de huurauto zonder toestemming van zijn moeder heeft weggenomen. Integendeel, uit de aangifte en het WhatsAppgesprek tussen verdachte en zijn moeder blijkt dat verdachte de huurauto mocht gebruiken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal.
Bewezenverklaring van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft gepleegd. Nu verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 maart 2023, opgenomen op pagina 53 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023081783 d.d. 2 mei 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (namens Europcar);
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2023, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2023, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Parketnummer 18/185562-22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 24 juli 2022, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022191440 d.d. 3 september 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Parketnummer 18/125311-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 10 december 2021, opgenomen op pagina 44 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021338204 d.d. 1 maart 2022, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 3] );
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2021, opgenomen op pagina 47 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 2] );
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2021, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Parketnummer 18/130848-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 1 mei 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023105041 d.d. 27 april 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 4] ).
Een schriftelijk bescheid, te weten een Ontzegging toegang pand d.d. 29 maart 2023, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 18/141338-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde diefstal van de Volvo. Ten aanzien van de Opel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal en dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen voor de subsidiair ten laste gelegde heling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde diefstal van de Volvo wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van de Opel heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat uit het strafdossier niet blijkt dat verdachte op enigerlei wijze bij de diefstal betrokken is geweest. Aan een oordeel over de subsidiair ten laste gelegde heling komt de rechtbank niet toe, nu reeds tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring van het primaire feit kan worden gekomen. Voor het geval de rechtbank wel aan een beoordeling van de subsidiair ten laste gelegde heling van de Opel zou toekomen, heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de Opel wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verstaat de tenlastelegging aldus dat aan verdachte - kort gezegd - primair diefstal van een Volvo alsmede (cumulatief) een Opel is ten laste gelegd en subsidiair heling van de Volvo alsmede (cumulatief) de Opel. Anders dan de raadsman, is de rechtbank daarom van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit ter beraadslaging aan de rechtbank voorligt indien en voor zover het primair ten laste gelegde feit niet tot een bewezenverklaring leidt. De rechtbank is van oordeel dat deze uitleg van de tenlastelegging op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad toelaatbaar is en dat hierdoor de grondslag van de tenlastelegging niet wordt verlaten.1 De verdachte is door deze lezing niet in zijn belangen
geschaad. Ter terechtzitting is gebleken dat bij verdachte en zijn raadsman geen onduidelijkheid heeft bestaan over het verwijt dat verdachte wordt gemaakt
Ten aanzien van de Volvo
Bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 17 december 2022, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022098830 d.d. 23 maart 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 5] ).
Ten aanzien van de Opel
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de diefstal van de Opel heeft gepleegd. Enkel de aangifte van de diefstal en de omstandigheid dat bijna twee weken na de diefstal een bivakmuts met daarop het DNA van verdachte in de gestolen auto is aangetroffen, is hiertoe onvoldoende. De verklaring van verdachte dat hij de auto van iemand heeft gekocht en ongeveer een week in zijn bezit heeft gehad, is voorts niet geheel onaannemelijk. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde opzetheling van de Opel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 4 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de Opel gekocht voor 500,- van een jongen. Het klopt dat ik de auto niet meteen hoefde te betalen, maar dat ik de auto wel meteen mocht meenemen. Ik heb de sleutel en het kentekenbewijs van de jongen gekregen. Het klopt dat ik de auto die avond heb opgehaald bij een parkeerplaats achter een supermarkt. Ik heb niet gecontroleerd of de naam op het kentekenbewijs overeenkwam met de naam van de jongen. Ik heb niet gecontroleerd of het kenteken op het kentekenbewijs overeenkwam met het kenteken op de auto. Ik heb de auto ongeveer een week in mijn bezit gehad.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte op pagina 99 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022098830 d.d. 23 maart 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik was bij een kennis. Toen ik daar was kwam een jongen binnen. Ik wist toen nog niet wie hij was, maar ik zei tegen hem dat ik nog een autootje zocht. Hij kwam van [adres] . Ik weet dat die jongens regelmatig wel wat hebben staan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2021, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] (namens
[slachtoffer 3] ):
Op 28 oktober 2021 omstreeks 23:45 uur heb ik de bedrijfsauto, Opel Astra, kenteken [kenteken ] , geparkeerd aan de [adres] . Toen ik op 29 oktober 2021 omstreeks 05:00 uur de bedrijfsauto weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze was weggenomen.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 129 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming Plaats: [adres]
Datum en tijd: 11 november 2021 te 10:36 uur Omstandigheden: voertuig stond gesignaleerd als gestolen Voertuig: personenauto
Merk/type: Opel Astra Kenteken: [kenteken ]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte de gestolen Opel Astra heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat hij de auto heeft gekocht en dat hij gedurende ongeveer een week ook in de auto heeft gereden. Over de omstandigheden waaronder verdachte de auto heeft verkregen, heeft verdachte verklaard dat hij op een avond tegen een jongen van wie hij niet wist wie hij was heeft gezegd dat hij een auto zocht, dat die jongen van [adres] kwam en dat verdachte wel wist dat die jongens regelmatig wat te koop hebben staan. Hij heeft de auto voor 500,- gekocht en hoefde het bedrag niet meteen te betalen. Hij kreeg wel de sleutel en het kentekenbewijs van de auto en heeft de auto nog diezelfde avond opgehaald bij een parkeerplaats achter een supermarkt. Hij heeft niet gecontroleerd of de naam op het kentekenbewijs overeenkwam met de naam van de jongen van wie hij de auto kocht én of het kenteken op het kentekenbewijs overeenkwam met het kenteken op de auto. Door aldus te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van het verkrijgen van de auto bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 11 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Parketnummer 18/295249-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend,
volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 30 januari 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023023235 d.d. 3 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] (namens [bedrijf 7] B.V.).
Parketnummer 18/133898-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1,2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Er zijn geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 primair ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht de onder 1, 2 en 4 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 25 december 2022, opgenomen op pagina 44 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023136817 d.d. 10 augustus 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 8] ).
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2022, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (namens Qbuzz).
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 mei 2023, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (namens [bedrijf 6] B.V.).
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Ten laste gelegd is dat verdachte op of omstreeks 26 mei 2023 8,78 gram amfetamine aanwezig heeft gehad. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Carabain blijkt dat de amfetamine op 29 mei 2023 bij een insluitingsfouillering in de kleding van verdachte is aangetroffen. Volgens vaste jurisprudentie bestrijkt de term omstreeks één dag voor en één dag na de tenlastegelegde datum. De datum van 29 mei valt buiten dit bereik. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Parketnummer 18/068197-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 26 december 2022, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022342716 d.d. 27 december 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .

Bewezenverklaring

In de zaak met parketnummer 18/089225-23 acht de rechtbank feit 1, 2 en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 31 maart 2023 te Assen, een auto, Mercedes-Benz Sprinter ( [kenteken ] ), die geheel aan BUKO, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door inklimming;
2) hij op 31 maart 2023 te Assen, een aanhanger en 30 stuks steigermateriaal, die geheel aan [bedrijf 1]
B.V. toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4) hij op 29 maart 2023 te Emmen, opzettelijk een auto, Volkswagen Polo ( [kenteken ] ), geheel toebehorende aan Europcar Nederland B.V. en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener van die auto (onder de toezegging van teruggave), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In de zaak met parketnummer 18/185562-22 acht de rechtbank feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 24 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en over de grond te sleuren aan de arm en polsen en nek en de kleding;
2) hij op 24 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "'Ik sla je kapot en ik flikker je mijn pand uit" en "Als je hier weer komt sla ik je neus kapot en breek ik nog meer dingen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In de zaak met parketnummer 18/125311-24 acht de rechtbank het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Hij op of omstreeks 10 december 2021 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, een gas barbecue en aanhangwagen en oranje dekkleed, die geheel aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
In de zaak met parketnummer 18/130848-23 acht de rechtbank feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 25 april 2023 te Emmen in het besloten lokaal, te weten een pand/appartement, gelegen aan de [adres] bij [bedrijf 4] , bij een ander dan bij verdachte in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 29 maart 2023 schriftelijk de toegang tot dat pand/appartement ontzegd voor de duur van 1 maand;
2) hij op 25 april 2023 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk één raam, deuren, één muur en kozijnen die geheel of ten dele aan [bedrijf 4] B.V. toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
In de zaak met parketnummer 18/141338-23 acht de rechtbank met betrekking tot de Volvo het primaire feit en met betrekking tot de Opel het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 17 december 2022 te Groningen een Volvo met kenteken [kenteken ] , die geheel aan [bedrijf 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2) hij in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 11 november 2021 in Nederland een Opel met kenteken [kenteken ] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
In de zaak met parketnummer 18/295249-23 acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, 4 velgen met banden, die geheel aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming.
In de zaak met parketnummer 18/133898-23 acht de rechtbank feit 1, 2 en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij (meermalen) in de periode van 24 december 2022 tot en met 27 december 2022 te Groningen autos, (met kenteken [kenteken ] en [kenteken ] en [kenteken ] ), meerdere laptops en sleutels en werkkleding en telefoon en portable power supply booster en portofoon die geheel aan Qbuzz B.V. en/of [bedrijf 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2) hij in de periode van 23 december 2022 tot en met 27 december 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een voertuig (voorzien van kenteken [kenteken ] ) dat geheel aan Qbuzz B.V. toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4) hij op 26 mei 2023 te Nieuwe Pekela opzettelijk een voertuig, Volkswagen Transporter ( [kenteken ] ), geheel toebehorende aan [bedrijf 6] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker (tijdens het maken van een proefrit), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In de zaak met parketnummer 18/068197-23 acht de rechtbank het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk pasjes en sleutels en geld, die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/089225-23
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 2: diefstal;
Feit 4 subsidiair: verduistering.
Parketnummer 18/185562-22
Feit 1: mishandeling;
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling.
Parketnummer 18/125311-24
Primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Parketnummer18/130848-23
Feit 1: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen.
Parketnummer 18/141338-23
Feit 1 primair (Volvo): diefstal;
Feit 2 subsidiair (Opel): opzetheling.
Parketnummer 18/295249-23
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Parketnummer 18/133898-23
Feit 1: diefstal, meermalen gepleegd;
Feit 2: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4 primair: verduistering.
Parketnummer 18/068197-23
Primair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/089225-23 onder 1, 2 en 4 primair, onder parketnummer 18/185562-22 onder 1 en 2, onder parketnummer 18/125311-24 primair, onder parketnummer 18/130848-23 onder 1 en 2, onder parketnummer 18/1411338-23 primair (ten aan zien van de Volvo) en subsidiair (ten aanzien van de Opel), onder parketnummer 18/295249-23, onder parketnummer 18/133898-23 onder 1, 2, 3 en 4 primair en onder parketnummer 18/068197-23, wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast vordert de officier van justitie opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis op het moment van de uitspraak, nu uit de reclasseringsrapportages volgt dat verdachte de schorsingsvoorwaarden (herhaaldelijk) heeft overtreden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij het onvoorwaardelijk deel van die gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest en het overige deel voorwaardelijk wordt opgelegd. De raadsman heeft benadrukt dat een gevangenisstraf van langere duur niet passend is. Hij heeft hiertoe allereerst aangevoerd dat de feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Voorts heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is op 7 september 2023 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Hij heeft vervolgens gedurende 14 maanden een klinische behandeling ondergaan. Deze heeft hij ook positief afgerond. Ondanks een periodieke terugval in middelengebruik is verdachte sinds zijn schorsing nagenoeg niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Verdachte heeft thans zicht op een plek bij [instelling] , een beschermd woonlocatie. Deze plek wil verdachte niet verliezen. Tot slot dient rekening gehouden te worden met een (forse) overschrijding van de redelijke termijn in alle strafzaken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) d.d. 2 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in totaal 15 strafbare feiten gepleegd. In de periode van 29 oktober 2021 tot en met 31 maart 2023 heeft hij zich schuldig gemaakt aan zes diefstallen uit een bedrijfspand en/of van een bedrijventerrein (waarvan een met braak en twee met inklimming), een poging tot diefstal met braak, twee verduisteringen, een opzetheling en het wegmaken van pasjes, sleutels en geld. Met dit handelen heeft verdachte laten zien weinig respect te hebben voor het eigendom van anderen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel aan zijn eigen (financieel) gewin heeft gedacht. Hij heeft ten koste van anderen op een makkelijke en snelle manier geld willen verdienen om te kunnen voorzien in zijn drugsverslaving en heeft zich daarbij geen rekenschap gegeven van de schade, overlast en onveiligheidsgevoelens die hij bij anderen zou veroorzaken.
Daarnaast heeft verdachte zich in dezelfde periode, op 24 juli 2022, schuldig gemaakt aan de mishandeling en bedreiging van de ex-vriend van zijn toenmalige (ex-)vriendin. Zonder noemenswaardige aanleiding heeft verdachte aangever geduwd, als gevolg waarvan aangever op de grond is gevallen, waarna hij hem aan zijn arm, pols, nek en kleding over de grond heeft gesleept en uit het pand van [bedrijf 4] , een beschermd woonlocatie, heeft gezet. Daarbij heeft verdachte aangever ook bedreigd. Dit handelen van verdachte heeft voor aangever niet alleen fysieke, maar ook psychische gevolgen gehad. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat aangever pijn aan zijn pols, elleboog en nek heeft ervaren en dat hij zich enige tijd angstig en onveilig heeft gevoeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Tot slot heeft verdachte zich op 25 april 2023 schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk en vernieling bij [bedrijf 4] omdat hij het niet eens was met de huuropzegging door [bedrijf 4] en het pandverbod dat aan hem was opgelegd. Dit zijn hinderlijke feiten waarmee verdachte overlast en (financiële) schade heeft veroorzaakt. Verdachte heeft bovendien opnieuw laten zien weinig respect te hebben voor andermans eigendommen. Daarnaast heeft verdachte laten zien zich weinig aan te trekken van de grenzen die anderen hebben gesteld. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 oktober 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages die in het kader van de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zijn opgemaakt:
- het psychologisch Pro Justitia rapport d.d. 1 februari 2024, opgemaakt door R.A. Sterk, psycholoog;
- de reclasseringsrapportages d.d. 9 oktober 2025 en 30 oktober 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker.
Het advies van de psycholoog
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken en van een ernstige stoornis in amfetaminegebruik, welke een negatieve gedragsspiraal en maatschappelijke teloorgang met zich meebrengen.
Verdachte is emotioneel instabiel en is uit op directe behoeftebevrediging. Hij is niet goed in staat om innerlijke frustratie te verdragen en zijn behoeftebevrediging uit te stellen. Vanuit zijn antisociale houding lost hij problemen op middels crimineel en grensoverschrijdend gedrag. Hoewel verdachte bewust kiest voor antisociaal gedrag, speelt daarbij een belangrijke rol dat t hij in zijn mogelijkheden sterk wordt beperkt door zijn psychische problematiek. Als gevolg daarvan is hij niet goed in staat om zijn wil ten aanzien van zijn gedragskeuzes geheel in vrijheid te bepalen. Het advies van de psycholoog is daarom om verdachte de ten laste gelegde feiten, voor zover hij die bekent, verminderd toe te rekenen. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten die verdachte ontkent, heeft de psycholoog geen zicht gekregen op de toedracht van deze feiten vanuit het perspectief van verdachte. De psycholoog onthoudt zich daarom van een uitspraak over de mate waarin deze feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Zonder behandeling van zijn stoornissen, schat de psycholoog het herhalingsgevaar in als hoog tot zeer hoog. Om het recidiverisico te verminderen, is een behandeling in een forensische en klinische setting noodzakelijk. Deze behandeling is reeds gestart bij [instelling] . Bij een veroordeling adviseert de psycholoog de voortzetting van deze behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Het advies van de reclassering
Uit de reclasseringsrapportages volgt dat verdachte in de periode van december 2022 tot en met zijn aanhouding op 31 maart 2023 dagelijks verdovende middelen en benzodiazepines heeft gebruikt. Op 7 september 2023 is verdachte, in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, opgenomen in [instelling] . Verdachte heeft deze klinische opname na veertien maanden positief afgerond. Verdachte is vervolgens doorgestroomd naar een beschermde woonlocatie bij [instelling] . Na twee maanden is hij teruggevallen in middelengebruik. Uit het reclasseringsrapport van 30 oktober 2025 volgt dat thans problemen bestaan op vrijwel alle leefgebieden van verdachte. Zo heeft hij geen stabiele huisvesting, een grote schuldenlast, omgang met een negatief sociaal netwerk en gebruikt hij verdovende middelen. De reclassering schat om deze redenen het herhalingsgevaar in als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met reclasseringstoezicht het middelengebruik van verdachte te doorbreken en te werken aan blijvende gedragsverandering. Verdachte is niet gemotiveerd voor een ambulante behandeling en een kortdurende klinische opname. Hij houdt zich niet aan de regels van beschermd wonen en overtreedt herhaaldelijk de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. Zijn impulsieve gedrag, waardoor verdachte zijn eigen plan trekt, bemoeilijkt de samenwerking verder. Het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan eventuele bijzondere voorwaarden wordt daarom door de reclassering ingeschat als hoog. De reclassering acht alleen het stringente kader van de ISD-maatregel een reële mogelijkheid om de verslavingsproblematiek van verdachte (duurzaam) aan te pakken en het recidiverisico te verminderen. Nu verdachte op dit moment niet aan de wettelijke vereisten voor de ISD-maatregel voldoet, is oplegging van deze maatregel nog niet mogelijk. In geval van een veroordeling adviseert de reclassering daarom om aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Bij het bepalen van (de hoogte van) de straf weegt de rechtbank tot slot nog het volgende mee.
De rechtbank waardeert het dat verdachte ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven. Daarmee laat hij zien dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
Tegelijkertijd lijkt het besef dat hij hulp en begeleiding nodig heeft om zijn verslavingsproblematiek (blijvend) aan te pakken en zijn leven op de rit te zetten én dat hij zelf medebepalend is voor het succes daarvan, nog niet volledig tot verdachte te zijn doorgedrongen. Dit baart de rechtbank zorgen voor de toekomst.
De conclusies van de rechtbank
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog in het Pro Justitia rapport over. Hoewel dit advies alleen ziet op de onder parketnummer 18/0890225-23 ten laste gelegde feiten, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat de bij verdachte geconstateerde problematiek ook zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de andere ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed. Met de officier van justitie ziet de rechtbank daarom in de problematiek van verdachte aanleiding om hem de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank zal met deze omstandigheid rekening houden bij het bepalen van de (hoogte van de) straf.
Overschrijding van de redelijke termijn
Gelet op het tijdsverloop houdt de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Deze redelijke termijn is bij het oudste feit (parketnummer 18/125311-24) aangevangen op 14 februari 2022, de dag dat verdachte als verdachte is verhoord door de politie. Bij het jongste feit (parketnummer 18/130848-23) is de redelijke termijn aangevangen op 25 april 2023, de dag dat verdachte is aangehouden, verhoord door de politie en in verzekering is gesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank doet op 18 november 2025 uitspraak. Daarmee is de redelijke termijn in alle strafzaken overschreden. Hoewel de rechtbank rekening houdt met de tijd die gemoeid is geweest met de planning van de gelijktijdige berechting van de strafzaken van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de strafprocedure onwenselijk lang heeft geduurd en dat dit niet aan de verdediging is toe te rekenen. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient een overschrijding van de redelijke termijn tot strafvermindering te leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de (hoogte van de) straf in strafverminderende zin rekening houden met dit tijdsverloop.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de door verdachte gepleegde misdrijven, niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Tegelijkertijd dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de langdurige en intensieve klinische behandeling die verdachte reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ondergaan én positief heeft afgerond, en de overschrijding van de redelijke termijn. Dit, samen met het feit dat de rechtbank tot een deels andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende, acht de rechtbank een straf in de vorm van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 253 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 72,44 ter zake van materiële schade en 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[bedrijf 4] , vertegenwoordigd door [naam] en [naam] , tot een bedrag van 3.762,10 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 6] , tot een bedrag van 2.763,03 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Q-Buzz, vertegenwoordigd door [naam] , tot een bedrag van 11.013,31 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu de gestelde schade voldoende is komen vast te staan.
Benadeelde partij [bedrijf 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard, nu uit (de bijlagen bij) het voegingsformulier niet blijkt dat de personen die de vordering namens de benadeelde partij hebben ondertekend en ingediend ook bevoegd zijn om de benadeelde partij (in rechte) te vertegenwoordigen. Daarnaast is de gestelde schade onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering ook om deze reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Bij het bepalen van de hoogte van het schadebedrag dient te worden aangesloten bij het bedrag genoemd in bijlage 4 van het voegingsformulier, te weten 2.295,-, met dien verstande dat van dit bedrag de BTW dient te worden afgetrokken.
Benadeelde partij Qbuzz
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is komen vast te staan.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn de door de benadeelde partij geleden schade te vergoeden. De raadsman heeft daarbij de kanttekening geplaatst dat de immateriële schadevergoeding dient te worden verlaagd omdat de aangehaalde jurisprudentie niet overeenkomt met het ten laste gelegde feit. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de eigen schuld van aangever in de zin van artikel 6:101 BW.
Benadeelde partij [bedrijf 4]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet is ondertekend noch is ingediend door een persoon die bevoegd is om de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering moet worden afgewezen nu de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en niet in verhouding staat tot het ten laste gelegde handelen van verdachte.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn de door de benadeelde partij geleden schade te vergoeden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de hoogte van het schadebedrag dient te worden aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie dan wel dat het schadebedrag dient te worden bepaald door het bedrag op bijlage 3 en op bijlage 4 door twee te delen en de aldus verkregen bedragen bij elkaar op te tellen, met dien verstande dat van dit resultaat de BTW dient te worden afgetrokken.
Benadeelde partij Qbuzz
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard omdat zowel de gestelde schade als de causale relatie tussen deze schade en het handelen van verdachte onvoldoende is onderbouwd. Een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om alsnog de benodigde informatie te krijgen om de gestelde schade te kunnen beoordelen, levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de materiële schadeposten Tachochraaf, Wensink Tacho uit- en inbouw en Sleepkosten Poort kunnen worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 18/185562-22 feit 1 en 2)
Het verzoek, voor zover betrekking hebbend op de materiële schadeposten, is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Polo PM Legend: 59,99;
  • Zonnebril HEMA: 12,45.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Nu de hoogte van het schadebedrag door de verdediging niet is betwist, zal de rechtbank de gestelde materiële schade geheel toewijzen.
De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. Rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 350,- billijk. Voor het overige deel zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij -anders dan door de raadsman betoogd- geen (eigen) bijdrage geleverd aan het ontstaan van de schade. Het is verdachte geweest die benadeelde
onverhoeds en zonder duidelijke aanleiding heeft geduwd en over de grond het pand uit heeft gesleept. Van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW is dan ook geen sprake. Het hiertoe strekkende verweer wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte aan de benadeelde partij een schadevergoeding moet betalen van 422,44 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2022. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [bedrijf 4] (parketnummer 18/130848-23 feit 2)
De rechtbank constateert dat de vordering van de benadeelde partij is ondertekend en ingediend door [naam] en [naam] . Een machtiging of een uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat zij hiertoe bevoegd zijn, ontbreekt. Als gevolg hiervan kan de rechtbank thans niet vaststellen dat voornoemde personen bevoegd zijn om de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 6] (parketnummer 18/295249-23)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aangetoond dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van 2.295,-. Bij het bepalen van dit bedrag is de rechtbank aangesloten bij bijlage 4 van het voegingsformulier. In deze bijlage staat de prijs vermeld van een gebruikte set Volvobanden (bestaande uit vier banden inclusief velgen). De vordering van de benadeelde partij zal tot voornoemd bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2023. Voor het overige deel zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij Q-Buzz (parketnummer 18/133898-23, feit 1 en 2)
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, beschikt de rechtbank niet over voldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Het ter onderbouwing van de gestelde schade bijgevoegde schadeoverzicht met bijbehorende facturen acht de rechtbank hiertoe onvoldoende, nu de gestelde schade door de verdediging op essentiële punten
gemotiveerd is betwist. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen om een toelichting te geven op de vordering. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien zij over onvoldoende informatie beschikt om een reële inschatting te kunnen maken van de daadwerkelijk geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de onder parketnummers 18/089225- 23, 18/141338-23 en 18/133898-23 inbeslaggenomen voorwerpen, zoals omschreven op de bijbehorende beslaglijsten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/089225-23
De rechtbank zal de inbeslaggenomen kentekenplaten (goednummer 1590236) verbeurd verklaren. Gebleken is dat het onder feit 4 primair bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen is begaan. De rechtbank zal gelasten dat de inbeslaggenomen bankbescheiden (goednummers 1589321, 1589324, 1589326 en 1588328), computer (goednummer 1589329), zaklantaarn (goednummer 1589331), mappen (goednummers G1719835, G1719804, G1719810 en G1719815), en kantoorbenodigdheden (goednummer G1719831), het document (goednummer G1719848) en de tas (goednummer G1590047), worden teruggegeven aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan of kunnen worden aangemerkt, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Parketnummer 18/141338-23
De rechtbank zal de inbeslaggenomen gereedschappen (goednummers 1557941, 1438005 en 1438008), kleding (goednummers 1557939, 1557943 en 1438007) en zonnebril (goednummer 1438006) verbeurd verklaren. Gebleken is dat het primaire feit (diefstal van de Volvo) dan wel het subsidiaire feit (verduistering van de Opel) met behulp van of met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren.
Parketnummer 18/133898-23
De rechtbank zal de inbeslaggenomen acculaders (goednummer 1608573), lamp (goednummer 1608573), muts (goednummer 1608494) en autogereedschap (goednummer 1608495) verbeurd verklaren. Gebleken is dat feit 4 primair met behulp van of met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 138, 285, 300, 310, 311,
321, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/089225-23 onder 3 en 4 primair en onder parketnummer 18/133898-23 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/089225-23 onder 1, 2 en 4 subsidiair, onder parketnummer 18/185562-22 onder 1 en 2, onder parketnummer 18/125311-24 primair, onder parketnummer 18/130848-23 onder 1 en 2, onder parketnummer 18/141338-23 primair (Volvo) en subsidiair (Opel), onder parketnummer 18/295249-23, onder parketnummer 18/133898-23 onder 1, 2 en 4 primair en onder parketnummer 18/068197-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 253 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/185562-22:
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 422,44 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit materiële en immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 422,44 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Ten aanzien van parketnummer 18/130848-23 feit 2:
[bedrijf 4]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van parketnummer 18/295249-23:
[slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 6] te betalen:
  • het bedrag van 2.295,- (zegge: tweeduizendtweehonderdvijfennegentig euro), bestaande uit materiële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van 2.295,- (zegge: tweeduizendtweehonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Ten aanzien van parketnummer 18/133898-23, feit 1 en 2
Qbuzz
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.

Beslag

Verklaart verbeurd:
Parketnummer 18/089225-23
2 stk kentekenplaat (goednummer 1590236).
Parketnummer 18/141338-23
1 stk gereedschap (goednummer 1557941);
  • 2 stk kleding (goednummers 1557939 en 1557943);
  • 2 stk gereedschap (goednummers 1438005 en 1438008);
  • 1 stk zonnebril (goednummer 1438006);
  • 1 stk kleding, (goednummer 1438007).
Parketnummer 18/133898-23
  • 22 stk acculader (goednummer 1608573);
  • 1 stk lamp (goednummer 1608573);
  • 1 stk muts (goednummer 1608494);
  • 1 stk autogereedschap (goednummer 1608495).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van:
Parketnummer 18/089225-23
  • 1 stk bankbescheiden Rabobank (goednummer 1589321);
  • 1 stk bankbescheiden Rabobank (goednummer 1589324);
  • 1 stk bankbescheden ING (goednummer 1589326);
  • 1 stk bankbescheden ING (goednummer 1588328);
  • 1 stk computer Huawei (goednummer 1589329);
  • 1 stk zaklantaarn (goednummer 1589331);
  • 1 stk map (goednummer G1719835);
  • 2 stk kantoorbenodigdheden (goednummer G1719831);
  • 1 stk map (goednummer G1719804);
  • 1 stk document (goednummer G1719848);
  • 2 stk map (goednummer G1719810);
  • 1 stk map (goednummer G1719815);
  • 1 stk tas (goednummer G1590047).
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187; HR 26 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9182.