ECLI:NL:RBNNE:2025:4716

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
C/18/249762 / FA RK 25-5399
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake mishandeling en verwaarlozing van kinderen in gezinshuis

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2], die onder voogdij staan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De beschikking volgt op een eerdere tussenbeschikking van 6 november 2025, waarin de rechter al zorgen had geuit over de plaatsing van de kinderen in [Gezinshuis B]. De kinderen hebben verklaard dat zij mishandeld zijn door de gezinshuismoeder en haar partner, met stelselmatige slagen en fysieke correcties. Ook hebben zij melding gemaakt van hondenbeten en het verplicht uitvoeren van huishoudelijke taken die als kinderarbeid kunnen worden gekwalificeerd. De rechter heeft de verklaringen van de kinderen als betrouwbaar beoordeeld, mede door de overeenkomsten met objectieve gegevens zoals zichtbaar letsel. Er is besloten dat er nader onderzoek moet plaatsvinden door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de politie. De rechter heeft vastgesteld dat er geen pleegouders zijn die aanspraak kunnen maken op het blokkaderecht zoals geregeld in artikel 1:336a BW, en heeft alle andere verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens: C/18/249762 / FA RK 25-5399

beschikking van 18 november 2025 over de wijziging in het verblijf

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
die is gevestigd in Amsterdam,
en die hierna 'de GI' wordt genoemd,
over

[kind 1] ,

die is geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
en die hierna ' [kind 1] ' wordt genoemd, en

[kind 2] ,

die is geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
en die hierna ' [kind 2] ' wordt genoemd.

Het (verdere) procesverloop

Op 6 november 2025 heeft de rechter een tussenbeschikking gegeven, nadat hij op diezelfde dag mondeling had beslist op het verzoek van de GI om het verblijf van [kind 1] en [kind 2] te wijzigen. In die beschikking heeft de rechter, samengevat weergegeven, verstaan dat er geen pleegouders zijn die een beroep kunnen doen op het in artikel 1:336a van het Burgerlijk Wetboek (hierna 'BW') geregelde blokkaderecht en beslist dat voor zover die pleegouders er wel zijn, hij toestemming geeft aan de GI voor de overplaatsing van [kind 1] en [kind 2] naar [Gezinshuis A] . De rechter heeft een mondelinge behandeling bepaald en iedere verdere beslissing aangehouden.
Op 14 november 2025 heeft de rechter het verzoek mondeling behandeld. Hij heeft toen gesproken met [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] , die de GI vertegenwoordigen en [naam vertegenwoordiger] , die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna 'de Raad') vertegenwoordigt.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de rechter die deze beschikking geeft, samen met een andere rechter gesproken met [kind 1] en [kind 2] .
Ten slotte is bepaald dat vandaag deze beschikking wordt gegeven.

De (verdere) beoordeling

Zorgen over de plaatsing
In deze zaak gaat het om [kind 1] , nu tien jaar oud, en [kind 2] , nu negen jaar oud. Beiden staan onder voogdij van de GI. De GI heeft hen geplaatst in [Gezinshuis B] , gevestigd te [plaats] .
Er zijn ernstige zorgen ontstaan over deze plaatsing. Al langer waren er twijfels over de pedagogische vaardigheden van de personen die de feitelijke verzorging van de in het gezinshuis geplaatste kinderen op zich nemen. Sinds kort zijn daar ernstige signalen van mishandeling en verwaarlozing bijgekomen.
Aanleiding zorgen
De zorgen zijn toegenomen nadat op de school van [kind 2] werd opgemerkt dat zij door een hond was gebeten en rondliep met een onbehandelde bijtwond. Tijdens een gesprek hierover met het hoofd van de school heeft [kind 2] feiten en omstandigheden benoemd die duiden op ernstige mishandeling. Het schoolhoofd heeft daarop contact opgenomen met de aan de GI verbonden jeugdbeschermer, die vervolgens ook met [kind 2] heeft gesproken. Hierna is besloten om beide kinderen onmiddellijk in veiligheid te brengen door hen over te plaatsen naar een ander gezinshuis. Tevens werd direct de rechter geïnformeerd, omdat onduidelijk was of er gezinshuisouders waren die in een zodanige betrekking tot [kind 1] en [kind 2] stonden, dat zij recht hebben op het blokkaderecht als bedoeld in artikel 1:336 BW. Dit heeft geresulteerd in de beschikking van 6 november 2025.
Gesprekken bij de rechter
Op 14 november 2025 heeft de rechter eerst gesproken met [kind 1] en [kind 2] en aansluitend met de betrokken jeugdbeschermers, in aanwezigheid van de Raad.
[kind 1] en [kind 2] hebben, samengevat weergegeven, aan de rechter verklaard dat de mishandelingen begonnen zijn ongeveer een maand na hun plaatsing, nu ongeveer drie jaar geleden. Ze vertelden dat zij stelselmatig zijn geslagen met vuist of vlakke hand, wanneer zij in de ogen van de gezinshuismoeder of haar partner iets verkeerd deden, en zij hebben ook verteld over fysieke correcties in de vorm van oor trekken of draaien. Ook meldden zij dat de hond hen mocht bijten; van [kind 2] was daarvan een verse en forse wond zichtbaar, van [kind 1] een litteken. De kinderen gaven aan dat zij met deze verwondingen niet naar de huisarts mochten en dat over de hondenbeten niet gesproken mocht worden. Verder vertelden ze dat ze verplicht huishoudelijke taken en werkzaamheden op de boerderij moesten verrichten, die niet anders kunnen worden uitgelegd dan als ontoelaatbare kinderarbeid. Het ging daarbij om het opruimen van dode dieren, uitmesten van hokken, stalarbeid en schoonmaakwerkzaamheden. Als deze taken niet op tijd klaar waren, moesten zij voor straf een maaltijd overslaan.
Beoordeling verklaringen en vervolgstappen
De verklaring van beide kinderen is gedetailleerd, specifiek en intern consistent, zonder grote tegenstrijdigheden tussen verschillende momenten waarop zij hun verhaal hebben verteld.​ Hun verklaring komt overeen met andere (objectieve) gegevens of bewijsmiddelen, zoals het zichtbare letsel dat beide kinderen hebben getoond. ​
De rechter heeft tijdens het gesprek gebruik gemaakt van een neutrale interviewmethode die voorkomt dat kinderen gestuurd of beïnvloed worden.​
De verklaringen van beide kinderen zijn grotendeels spontaan en bevatten details die moeilijk door derden verzonnen kunnen zijn.​
Er zijn geen aanwijzingen voor beïnvloeding door ouders, hulpverleners of andere volwassenen.​
De rechter heeft in overweging genomen dat er nooit volledige zekerheid over de betrouwbaarheid van een verklaring van kinderen bestaat en dat in het bijzonder bij kinderen een zorgvuldige en professionele aanpak essentieel is om de kans op een juiste inschatting te vergroten.​
De rechter is tot de slotsom gekomen dat beide kinderen een betrouwbare verklaring hebben gegeven over hun verzorging en opvoeding in [Gezinshuis B] .
Dit vereist dat nader onderzoek plaatsvindt, zowel door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de politie.
De betrokken jeugdbeschermers hebben inmiddels melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en aangekondigd aangifte te zullen doen bij de politie. Op advies van de Raad zullen zij tevens een klacht indienen bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd.
De rechter constateert voor het overige, in lijn met wat daarover is overwogen in de beschikking van 6 november 2025, dat het gezinshuis, noch de daaraan verbonden of daar werkzame personen, een blokkaderecht hebben. De exploitant van het gezinshuis is uitgenodigd om deel te nemen aan de mondelinge behandeling zodat zij op de verklaringen van de kinderen kon reageren, maar heeft van die uitnodiging geen gebruik gemaakt. Er zijn daarom aan de rechter geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit kan volgen dat vorenbedoeld blokkaderecht van toepassing is.
De rechter neemt daarom de volgende beslissing.

De beslissing

De rechter:
verstaat dat er geen pleegouders zijn die een beroep kunnen doen op het in artikel 1:336a BW geregelde blokkaderecht;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, bijgestaan door mr. R.C. Bernard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.