In deze zaak is aan de betrokkene, een B.V., een boete opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De overtreding vond plaats op 7 oktober 2023 in Heerenveen. De opgelegde boete bedroeg € 119,00. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 9 oktober 2025 waren de gemachtigde van betrokkene en de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de hoorplicht was geschonden en dat de leaserijder niet op de plaats van de gedraging was. De vertegenwoordiger van de officier van justitie betwistte dit en stelde dat de schending van de hoorplicht niet structureel was. De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht inderdaad was geschonden, maar dat dit niet op beleidsniveau was en slechts het gevolg was van een fout van één beoordelaar. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De proceskosten werden niet voor vergoeding in aanmerking genomen.