Op 9 oktober 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete was opgelegd voor het rijden van 26 km per uur boven de toegestane snelheid op een autoweg buiten de bebouwde kom, op 16 juli 2024. Betrokkene reed met zijn dochter naar het ziekenhuis vanwege haar ademhalingsproblemen en besloot om harder te rijden dan toegestaan, omdat hij dacht dat wachten op een ambulance langer zou duren. De officier van justitie had het beroep van betrokkene tegen de boete ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting werd de situatie van betrokkene besproken, waarbij hij aanvoerde dat er sprake was van overmacht. De vertegenwoordiger van de officier van justitie pleitte voor een matiging van de boete tot nihil. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de boete terecht was opgelegd, de bijzondere omstandigheden aanleiding gaven om de sanctie te matigen tot nul euro. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en bepaalde dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt.