ECLI:NL:RBNNE:2025:4776

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
C/18/246173 / FT RK 25/837
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een complexe schuldsaneringszaak met goede trouw verweer

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 15 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord. De schuldenaar, geboren in 1961, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 28.621,23, verdeeld over 16 schuldeisers. Hij heeft op 4 maart 2025 een schuldregeling aangeboden, waarbij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) een netto saneringskrediet van € 211,17 heeft verstrekt. EG Services (Netherlands) B.V., een van de schuldeisers, heeft echter niet ingestemd met dit voorstel. De rechtbank heeft op 1 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de schuldenaar en zijn vertegenwoordigers aanwezig waren, maar EG heeft ervoor gekozen niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling door de GKB op de juiste wijze is uitgevoerd en dat het aanbod van de schuldenaar het maximaal haalbare is gezien zijn complexe persoonlijke situatie, waaronder ernstige lichamelijke en psychische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van EG om in te stemmen met het dwangakkoord onredelijk is, vooral gezien het feit dat een ruime meerderheid van de andere schuldeisers het aanbod heeft aanvaard. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en EG opgedragen in te stemmen met de schuldregeling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Assen
zaaknummer: C/18/246173 / FT RK 25/837
vonnis van 15 september 2025
in de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
hierna te noemen [schuldenaar] ,
bijgestaan de Gemeentelijke Kredietbank,
gevestigd te Assen, hierna te noemen de GKB,
tegen
EG Services (Netherlands) B.V.,
statutair gevestigd te Breda ,
verweerster, hierna te noemen EG ,
vertegenwoordigd door LAVG TankCollect,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen.

1.De feiten

1.1.
[schuldenaar] heeft een schuldenlast van € 28.621,23, verdeeld over 16 schuldeisers. [schuldenaar] heeft op 4 maart 2025 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Dit akkoord houdt – samengevat – in dat de GKB een netto saneringskrediet verstrekt van (netto) € 211,17 op basis van de maandelijkse afloscapaciteit van verzoeker van € 12,64. Aan de concurrente schuldeisers is een percentage van 0,72% van hun vordering tegen finale kwijting aangeboden.
1.2.
EG is niet akkoord gegaan met dit voorstel.
1.3.
De schuld aan EG bedraagt € 113,63, wat neerkomt op een percentage van 0,39% van de totale schuldenlast. De overige 15 schuldeisers hebben het voorstel van [schuldenaar] aanvaard.
1.4.
Op 29 juli 2025 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).

2.De procedure

2.1.
Het verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord (hierna: het verzoek dwangakkoord) is behandeld ter zitting van 1 september 2025. Hierbij zijn verschenen [schuldenaar] , vergezeld door de heer [schuldhulpverlener] van de GKB. Bij de behandeling was voorts de heer [woonbegeleider] , woonbegeleider bij [bedrijf] aanwezig.
2.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verweerschrift van EG van 26 augustus 2025. TankCollect, de gemachtigde van EG , heeft in de begeleidende brief bij het verweerschrift verklaard dat TankCollect en EG niet ter zitting zullen verschijnen.
2.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de GKB erop geattendeerd dat bij het verzoek dwangakkoord twee VTLB berekeningen zijn aangetroffen en dat het netto inkomen dat in beide berekeningen is gebruikt niet met elkaar overeenkomt. De rechtbank heeft GKB in de gelegenheid gesteld om vast te stellen welke berekening als uitgangspunt moet worden genomen om de hoogte van het aanbod vast te stellen. De GKB is een termijn van een week verleend om - indien nodig - een hernieuwd aanbod aan EG te doen.
2.4.
De GKB heeft de rechtbank op 2 september 2025 schriftelijk bericht dat zij het saneringskrediet heeft aangepast naar een bedrag van € 911,38 op basis van de maandelijkse afloscapaciteit van € 57,64, waardoor het uitkeringspercentage aan de concurrente schuldeisers uitkomt op 3,27% van hun vordering. De GKB heeft vervolgens een aangepast aanbod aan EG gedaan, welk aanbod EG heeft afgeslagen.
2.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.Standpunten van partijen

3.1.
[schuldenaar] heeft verklaard dat het aangeboden akkoord het maximaal haalbare is. [schuldenaar] heeft ter zitting zijn persoonlijke situatie nader omschreven, waarbij hij heeft benadrukt dat hij een turbulent leven heeft gehad en dat hij nog steeds kampt met ernstige lichamelijke en psychische problematiek. [schuldenaar] woont in een beschermde woonomgeving en ontvangt een bijstandsuitkering van de gemeente [gemeente] op basis van de zak- en kleedgeldnorm. Een deel van zijn schulden is ontstaan door verslavingsproblematiek. [schuldenaar] heeft ook schulden die in verband staan met strafrechtelijke veroordelingen.
3.2.
In haar verweerschrift heeft EG – kort samengevat – aangegeven dat het verzoek dwangakkoord moet worden afgewezen. De vordering van EG is ontstaan doordat verzoeker heeft getankt zonder te betalen. De schuld is volgens EG daarom niet te goeder trouw ontstaan, mede gelet op de verslavingsproblematiek van [schuldenaar] . Het ontbreken van de goede trouw, in het verlengde waarvan verzoeker niet in aanmerking komt voor de WNSP, speelt volgens EG een voorname rol bij de beoordeling of EG in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Verder vindt EG dat de gezondheidsklachten van verzoeker onvoldoende onderbouwd zijn. EG acht niet gebleken dat verzoeker niet in staat is betaalde arbeid te verrichten. Omdat toekomstige positieve resultaten uit arbeid bij een saneringskrediet niet ten goede komen aan de schuldeisers, gaat de voorkeur van EG uit naar een wettelijke schuldsaneringsregeling.

4.De beoordeling van het dwangakkoordverzoek

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van [schuldenaar] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. De rechtbank gaat daarbij uit van het aangepaste aanbod van de GKB van 2 september 2025. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweersters weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de GKB. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Het voorstel van [schuldenaar] is het maximaal haalbare
4.6.
Uit de informatie die de GKB op 2 september 2025 heeft verstrekt blijkt dat de maandelijkse afloscapaciteit € 57,64 bedraagt en dus niet het aanvankelijk gehanteerde bedrag van € 12,64. De kans dat [schuldenaar] in staat zal zijn om in de nabije toekomst een zodanig inkomen te verwerven zodat er een aanzienlijke hogere afloscapaciteit ontstaat, acht de rechtbank verwaarloosbaar. Dat leidt de rechtbank af uit de huidige feitelijke (leef- )omstandigheden van [schuldenaar] . [schuldenaar] is momenteel 64 jaar oud, hij heeft een turbulent verleden en woont in een beschermde woonomgeving. Gezien deze situatie ontvangt [schuldenaar] een bijstandsuitkering op basis van de zak- en kleedgeldnorm. Daarnaast heeft [schuldenaar] onweersproken gesteld dat hij kampt met psychische en fysieke problemen. Een hogere afloscapaciteit, zoals EG in het verweerschrift betoogt, zal pas aan de orde zijn als [schuldenaar] fulltime zou gaan werken tegen minimaal het minimumloon. Gelet op de complexe situatie en geringe belastbaarheid van [schuldenaar] komt de rechtbank tot het oordeel dat de kans dat hij met die werkzaamheden in achttien maanden tijd een zodanige afloscapaciteit zal verwerven dat hij daarmee het bewindvoerderssalaris zal kunnen voldoen en daarnaast een hogere uitkering aan de schuldeisers zal kunnen doen dan nu wordt aangeboden, nihil is. Daarmee is de rechtbank ook van oordeel dat het aanbod - gebaseerd op een saneringskrediet - het maximaal haalbare voor [schuldenaar] is.
4.7.
Nu de vooruitzichten voor EG als schuldeiser bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, is het uitgangspunt dat EG op grond van de inhoud van de aangeboden schuldregeling in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Immers moet er op grond van deze vooruitzichten van uit worden gegaan dat EG geen belang heeft bij de weigering van de instemming, terwijl [schuldenaar] en de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling. Het belang van de overige schuldeisers is, evenals het belang van EG , gelegen in de betere vooruitzichten bij de aanvaarding van de aangeboden schuldregeling dan bij verwerping daarvan en het belang van [schuldenaar] is gelegen in het feit dat hij buiten het wettelijk traject zijn schulden kan regelen, hetgeen in overeenstemming is met hetgeen de wetgever met de gedwongen schuldregeling heeft beoogd.
4.8.
De rechtbank neemt bij haar beslissing voorts in aanmerking dat uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt dat een ruime meerderheid van de schuldeisers (samen ruim 99% van het gehele schuldenbedrag vertegenwoordigend) heeft verklaard in te willen stemmen met het aangeboden akkoord.
4.9.
EG heeft ten slotte nog aangevoerd dat [schuldenaar] te kwader trouw is ten aanzien van het laten ontstaan van de schulden, nu er sprake is van diefstal van brandstof. De rechtbank overweegt dat het aspect van goeder trouw vooral een rol speelt bij de beoordeling van het subsidiaire verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, waar de rechtbank pas aan toekomt indien zij het dwangakkoord zou afwijzen. De omstandigheid dat genoemd verweer mogelijk grond voor afwijzing van het WSNP-verzoek oplevert, maakt niet dat het verzoek tot het uitspreken van een dwangakkoord zou moeten worden afgewezen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY0966) volgt immers dat toewijsbaarheid van het WSNP-verzoek geen vereiste is voor toewijsbaarheid van een dwangakkoord. De rechtbank kan daarentegen het al dan niet ontbreken van de goeder trouw wel laten meewegen bij de beoordeling van onderhavig verzoek om een dwangakkoord op te leggen.
4.10.
De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. Ter zitting heeft [schuldenaar] toegelicht dat sprake is geweest van terugval in drugs en dat hij door een diep dal is gegaan. Inmiddels ontvangt hij hulp en begeleiding. Ook is er sprake van beschermingsbewind. De schuld van EG dateert van 29 december 2022. Voor de toets van de goeder trouw kijkt de rechtbank naar schulden die zijn ontstaan in de drie jaren voorafgaand aan het indienen van het verzoek. De vordering van EG valt (nog net) binnen deze termijn. Gezien de door [schuldenaar] geschetste omstandigheden komt de rechtbank evenwel tot het oordeel dat deze vordering niet aan toewijzing van het dwangakkoord in de weg staat.
4.11.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord toewijzen.
4.12.
De toewijzing van het primaire verzoek tot toepassing van het dwangakkoord brengt met zich dat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling geen behandeling meer behoeft.
BESLISSING
De rechtbank
- beveelt EG Services (Netherlands) in te stemmen met de hierboven genoemde schuldregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma, en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2025, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.