ECLI:NL:RBNNE:2025:4807

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
18/179827-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake poging tot zware mishandeling, bedreiging en belaging in relatie tot ex-partner

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenvonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten jegens zijn ex-partner. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 11 juni 2025 in Emmen een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd door zijn ex-partner meermalen in het gezicht te slaan en haar bij de keel te grijpen, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en is hij wederrechtelijk haar woning binnengedrongen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte over de persoon van de verdachte en heeft besloten dat er verdiepingsdiagnostiek moet worden uitgevoerd. De verdachte is bijgestaan door een advocaat en het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door een officier van justitie. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging bevestigd, ondanks de argumenten van de verdediging dat er sprake was van niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft de zaak geschorst voor verdere beoordeling van de verdachte en de uitvoering van de verdiepingsdiagnostiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer: 18/179827-25
parketnummer vordering na voorwaardelijke veroordeling: 18/019966-23
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam, waarnemend voor mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Potijk.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten (zijn ex-partner) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (met zijn vuist(en)) in haar gezicht heeft geslagen en/of die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met zijn arm om haar nek heeft gewurgd althans haar keel heeft dicht geknepen/geduwd en/of die [slachtoffer] heeft geslagen op haar lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Emmen, althans in Nederland, (zijn ex-partner) [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met zijn vuist(en)) in haar gezicht te slaan en/of die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en/of die [slachtoffer] (vervolgens) met zijn arm om haar nek te verwurgen, althans haar keel dicht te drukken/duwen en/of die [slachtoffer] te slaan op haar lichaam;
2
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Emmen, althans in Nederland, (zijn ex-partner) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door tegen die [slachtoffer] te zeggen: "ik ben het [verdachte] als er iemand naast je had gelegen dan had ik jullie vermoord" en/of "Ik ga je dood maken!" en/of "als je niet van mij bent dan ben je van de grond", in elk geval woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
3
hij in of omstreeks
  • de periode van 1 april 2022 tot en met 31 januari 2023 en/of
  • de periode van 1 januari 2025 tot en met 17 juni 2025
te Emmen en/of Leeuwarden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn ex-partner) [slachtoffer] , door:
  • haar meermalen berichten te sturen via e-mail en/of facebook messenger,
  • geldbedragen naar haar over te maken middels bankoverboekingen en daarbij berichten in de omschrijvingen van die bankoverboekingen op te nemen,
  • meermalen door de straat te rijden waar zij woont,
  • uit zijn auto te stappen bij haar woning en in de buurt van haar woning aanwezig te zijn,
  • op 11 juni 2025 in de nacht haar de woning binnen te dringen,
  • haar op 11 juni 2025 in een auto te achtervolgen en/of klem te rijden en/of
  • op 17 juni 2025 telefonisch contact met haar op te nemen vanuit de gevangenis, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaak;
5
hij op of omstreeks 11 juni 2025, te Emmen in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf [adres] bij [slachtoffer] , in elk geval bij een ander, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen terwijl verdachte bedreigingen heeft geuit en/of zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen "ik ben het [verdachte] als er iemand naast je had gelegen dan had ik jullie vermoord" en/of "Ik ga je dood maken!" en/of "als je niet van mij bent dan ben je van de grond", in elk geval woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
6
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2025 tot en met 11 juni 2025 te Emmen, althans in Nederland een (personen)auto (BMW 520 D kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Emmen, althans in Nederland, een (personen)auto (BMW 520 D kenteken [kenteken] ), althans een of meer voorwerpen
Sub b
-heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
-gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde belaging op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor zover het de periode 1 april 2022 tot en met 31 januari 2023 betreft. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de berichten die verdachte heeft gestuurd ten tijde van een eerdere strafzaak reeds ruimschoots bekend waren en het Openbaar Ministerie er destijds niet voor heeft gekozen verdachte ter zake van belaging te vervolgen. Hiermee heeft het Openbaar Ministerie het recht op vervolging verspeeld omdat verdachte erop mocht vertrouwen dat hij niet alsnog zou worden vervolgd voor het sturen van berichten in die periode.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging nu het enkele feit dat verdachte destijds niet is vervolgd ter zake van belaging niet bij hem het vertrouwen mocht opwekken dat hij daar niet meer voor vervolgd zou worden.
Oordeel van de rechtbank
De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in de zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
Het enkele feit dat het Openbaar Ministerie verdachte in het kader van een eerdere strafzaak niet mede heeft vervolgd wegens belaging, maakt niet dat dat bij verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen kan
zijn gewekt dat hij ter zake daarvan niet meer zou worden vervolgd. Het Openbaar Ministerie is aldus ontvankelijk in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 6 ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 6 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard aangeefster één of twee slagen tegen het gezicht te hebben gegeven en gelet op de jurisprudentie, aangeefsters verklaring, de medische stukken en de fotos van het letsel bestond hierdoor geen aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. De enkele verdenking dat verdachte aangeefster bij haar keel zou hebben gegrepen en haar op haar lichaam zou hebben geslagen brengt evenmin een aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Er is geen letsel ter hoogte van de keel zichtbaar en de verwonding in de nek lijkt veel weg te hebben van een schaafwond.
Oordeel van de rechtbank
Feit 6
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de BMW waarin hij reed uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde.
Feiten 1, 2, 4 en 5
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 11 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 11 juni 2025 zag ik in de nacht licht branden in de woning van aangeefster [slachtoffer] . Dat deed me wat. Ik ben toen op de schuur geklommen en ben via een open raam haar slaapkamer binnengegaan. In de gang van haar woning vroeg ik of ik in haar telefoon mocht kijken. Dat mocht, en toen knapte er iets bij mij. In de gang heb ik met mijn vuist op haar wang geslagen. In haar woning heb ik haar uitgescholden
voor hoer. Het klopt dat ik aangeefsters televisie heb vernield door er een trap tegen te geven. Het klopt dat ik op de beelden van de deurbelcamera te zien ben.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2025, opgenomen op pagina 58 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers PL0100-2025153206, PL0100-2025151342, PL0100-2025151343, PL0100-2025152283 en PL0100-2025153087 d.d. 20 juni

2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Ik woon in Emmen. Ik heb van 2019 tot 2023 een relatie gehad met [verdachte] . Op 11 juni 2025 omstreeks 1:00 uur lag ik op bed. Mijn slaapkamer bevindt zich op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning. Op 11 juni 2025 omstreeks 2:15 uur schrok ik wakker omdat er iemand naast mijn bed stond. Dit bleek [verdachte] te zijn. Hij zei van: “ik ben het [verdachte] als er iemand naast je had gelegen dan had ik jullie vermoord”. Ik zei tegen hem van doe normaal wat doe je hier. Hij klom toen weer uit het raam en liep over de overkapping en klom via de zijkant naar beneden. Dit is ook de manier hoe hij is binnengekomen. Het slaapkamerraam stond open. Ik ben naar beneden gelopen en heb de voordeur geopend om te zien wat hij van plan was. Ik zag dat hij erg verwilderd en agressief was. Hij deed zijn voet tussen de deur, ik kon de deur niet meer dicht doen. Hij drukte zich vervolgens naar binnen en deed de deur op de haak. In de hal gaf [verdachte] mij met kracht een vuistslag op mijn linkerwang. Mijn wang deed direct pijn. Hij schopte met kracht tegen de televisie aan die daardoor stuk ging. Hij zij toen van: "Ik wil je telefoon zien!". [verdachte] schold de hele tijd en bedreigde mij continu met de dood. “Ik ga je dood maken”, dat heeft hij meerdere keren geroepen. Hij was echt zeer agressief. Ik zei tegen hem dat hij mijn woning uit moest. Hij gaf mij weer een vuistslag op mijn gezicht. Ik kwam ten val. Toen ik op de grond lag heeft hij mij van achteren bij de keel gegrepen. Hij deed een arm mijn keel heen en trok deze stevig aan. Ik kreeg hier door geen lucht meer, het werd mij ook zwart voor de ogen.
Ik schreeuwde diverse keren achter elkaar om hulp. Ik wurgde
[de rechtbank begrijpt: wurmde]mijzelf los, hij bleef mij met kracht slaan op mijn lichaam. Hij heeft ook gezegd dat als je niet van mij bent dan ben je van de grond. Door deze mishandeling heb ik nu pijn aan mijn kaak, arm en hals.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2025, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Wij zagen dat de aangeefster een rode striem had in de nek. Tevens zagen wij dat ze een blauwe striem had op de linker bovenarm.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2025, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 15 juni 2025 heb ik de door aangeefster [slachtoffer] aangeleverde camerabeelden van [adres] bekeken.
Fragment 1: Op 11 juni 2025 om 02.28 uur starten de beelden. Aangeefster rent de woning uit en gaat rechtsaf het voetpad op. Je hoort aangeefster [slachtoffer] meerdere malen hard om hulp roepen. Een manspersoon, verder te noemen verdachte loopt achter haar aan maar keert dan om naar de woning. Aangeefster [slachtoffer] blijft om hulp roepen. Verdachte komt vanuit de woning weer in beeld en zegt onder andere hoer en vuile. Verdachte komt vanaf links het beeld weer inlopen en zegt: " [slachtoffer] kom naar huis, he kom gewoon naar huis er is niks aan de hand, kom". Verdachte loopt de woning weer in, je hoort een harde dreun. Aangeefster geeft aan dat verdachte ergens tegenaan trapte. Verdachte komt de woning weer uit en loopt weg naar links. Hij schreeuwt: "Kankerkut".
Fragment 2: Op 11 juni 2025 02.32.36 je hoort aangeefster [slachtoffer] praten tegen iemand ze zegt: "is hij weg"? Op beeld is te zien daar er een auto aan komt rijden over [adres] gaande in de richting van de [locatie] . Aangeefster zegt: "Hij is hier please kom hierheen". Je hoort een manspersoon schreeuwen: "He He". De auto stopt, het portier aan de bestuurderszijde wordt geopend en slaat vervolgens dicht de
verdachte komt vanuit de richting van de auto aanrennen naar de woning toe en schreeuwt: "He He". Je hoort een harde klap, vermoedelijk trapt verdachte tegen de voordeur aan. Verdachte zegt: "Hallo kanker".
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 juni 2025, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik zag dat de buurvrouw op dat moment aan de voorzijde van haar woning het huis in stapte. De verdachte stond op dat moment op de stoep, voor woning nummer [huisnummer] . Ik hoorde mijn buurvrouw meerdere keren met luide stem om hulp roepen en ze riep meerdere keren: “Auw auw”. Ik wil benadrukken dat ze dit echt meerdere keren met luide stem heeft geroepen. Ik hoorde de verdachte met luide, schreeuwende stem zeggen: “Als je nu je kankerbek niet houdt, dan neuk ik je kankermoeder.”
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Zij verklaart consistent en gedetailleerd en wekt niet de indruk dat zij dat wat zou zijn gebeurd heeft aangedikt. Daarnaast wordt haar verklaring ondersteund door andere bewijsmiddelen, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster wordt allereerst op onderdelen ondersteund door hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij door het slaapkamerraam de woning van aangeefster is binnengedrongen, dat hij aangeefster heeft uitgescholden, dat hij aangeefster met zijn vuist heeft geslagen en dat hij de televisie van aangeefster heeft vernield. Dat verdachte zich die nacht verbaal agressief richting aangeefster heeft geuit blijkt voorts uit de beschrijving van camerabeelden en uit de verklaring van getuige [naam] . De verklaring van aangeefster ten aanzien van het uitgeoefende geweld wordt naast de eigen verklaring van verdachte ondersteund door de waarneming van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , die hebben gezien dat aangeefster een rode striem in haar nek en een blauwe striem op haar linker bovenarm had. Daarnaast heeft getuige [naam] aangeefster meerdere keren “auw, auw horen roepen.
Gelet op het vorengaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van aangeefster ten aanzien van de feitelijke handelingen en uitlatingen van verdachte, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte aangeefster meermalen met zijn vuist in haar gezicht heeft geslagen en dat hij aangeefster bij haar keel heeft gegrepen, zodanig dat aangeefster geen lucht meer kreeg en het zwart voor haar ogen werd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte vervolgens aangeefster op haar lichaam heeft geslagen.
Het hoofd is net als de hals een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. In de hals bevinden zich de luchtweg, het strottenhoofd en slagaders. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het
dichtknijpen van de keel zuurstofgebrek met als gevolg hersenbeschadiging kan optreden. Gelet op de verklaringen van aangeefster dat zij geen lucht meer kreeg en het zwart voor haar ogen werd, kan worden vastgesteld dat verdachte de keel met kracht heeft dichtgeknepen en in ieder geval lang genoeg om de zuurstoftoevoer naar de hersenen te beknotten. Hierdoor was naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanwezig dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als gevolg van het handelen van verdachte. Door op deze manier te handelen heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook aanvaard. Van contra-indicaties voor zijn opzet is niet gebleken. Gelet hierop acht de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Voorts acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefsters woning is binnengedrongen, aangeefster daar met de dood heeft bedreigd en dat verdachte aangeefsters televisie heeft vernield door daar tegenaan te trappen.
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 11 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De bankoverboekingen naar aangeefsters bankrekening zijn afkomstig van mijn bankrekening, dus die overboekingen heb ik gedaan. Het klopt dat het e-mailadres [mailadres] van mij is.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2025, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers PL0100-2025153206, PL0100-2025151342, PL0100-2025151343, PL0100-2025152283 en PL0100-2025153087 d.d. 20 juni
2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 31 maart 2022 heeft hij mijn vingers gebroken. Voor mij was dit de druppel om uit Emmen te verhuizen. Ik was bang dat hij me iets aan zou doen omdat er constant incidenten waren en hij niet van ophouden wist. [verdachte] zocht ook steeds contact met me terwijl ik hem overal op geblokkeerd had. Ik ben toen naar Leeuwarden verhuisd door hem. Maar hij liet me niet met rust. Hij bedreigde me via de e- mail en hij boekte geld naar me over via de bank. In deze overboekingen van 1 cent stonden berichten waarin hij me bedreigde en beledigde. Ik heb ongeveer last van [verdachte] gehad tot en met januari 2023.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 19 juni 2025, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Dit proces-verbaal houdt in een zestal e-mails verzonden van het e-mailadres [mailadres] naar het e- mailadres van aangeefster [slachtoffer] en een achttiental bankoverschrijvingen met daarbij telkens een tekst in de omschrijving van de bankrekening van verdachte naar de bankrekening van aangeefster in de periode van 1 april 2022 tot en met 31 januari 2023.
Bewijsoverweging
Gelet op de lange onderbreking tussen de ten laste gelegde pleegperiodes zal de rechtbank de gebeurtenissen in deze periodes afzonderlijk van elkaar beoordelen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van belaging in de periode van 1 januari 2025 tot en met 17 juni 2025. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de ten laste gelegde gedragingen op 11 juni 2025 en 17 juni 2025 hebben plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank is daardoor geen
stelselmatigeinbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarbij heeft de rechtbank de aard en de geringe duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen in aanmerking genomen.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van
1 april 2022 tot en met 31 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster door haar zes e-mails te sturen en achttien bankoverboekingen te doen en in de omschrijving daarbij berichten op te nemen. De stelling van verdachte dat aangeefster de toegang tot verdachtes e-mailaccount had overgenomen acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het verdachte is geweest die via Facebook Messenger berichten heeft gestuurd onder de namen [accountnaam] en [accountnaam] , zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 april 2022 tot en met 31 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 11 juni 2025 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten zijn ex-partner [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen met zijn vuist in haar gezicht heeft geslagen en die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en vervolgens die [slachtoffer] met zijn arm om haar nek heeft gewurgd en die [slachtoffer] heeft geslagen op haar lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 11 juni 2025 te Emmen zijn ex-partner [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door tegen die [slachtoffer] te zeggen: "ik ben het [verdachte] als er iemand naast je had gelegen dan had ik jullie vermoord" en "Ik ga je dood maken!" en "als je niet van mij bent dan ben je van de grond";
3
hij in de periode van 1 april 2022 tot en met 31 januari 2023 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van zijn ex- partner [slachtoffer] , door:
  • haar meermalen berichten te sturen via e-mail en
  • geldbedragen naar haar over te maken middels bankoverboekingen en daarbij berichten in de omschrijvingen van die bankoverboekingen op te nemen,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij op 11 juni 2025 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een televisie die aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft vernield;
5
hij op 11 juni 2025 te Emmen in de woning [adres] , bij [slachtoffer] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen terwijl verdachte bedreigingen heeft geuit door tegen die [slachtoffer] te zeggen "ik ben het [verdachte] als er iemand naast je had gelegen dan had ik jullie vermoord" en "Ik ga je dood maken!" en "als je niet van mij bent dan ben je van de grond".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair poging tot zware mishandeling
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
belaging
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl hij bedreigingen uit
Er is sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 2 en 5.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.378,60 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de vergoeding van materiële schade op het standpunt gesteld dat onvoldoende concreet is gemaakt dat aangeefster verhuiskosten zal maken, dat ten onrechte geen rekening is gehouden met afschrijving op de tv, dat bij de reiskosten een rekenfout is gemaakt en dat geen bewijsstuk van de kosten van de urgentieverklaring is overgelegd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade ten opzichte van het gevorderde dient te worden gematigd gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en gelet op de wederkerigheid in het contact tussen verdachte en aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde verhuiskosten en kosten voor een urgentieverklaring heeft gemaakt of zal maken. De gevorderde vergoedingen van 2.195,00 en 65,00, waarvan de hoogte de rechtbank overigens niet onredelijk voorkomt, zullen daarom worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde schade heeft geleden in de vorm van een vernielde televisie. Omdat de televisie ten tijde van de vernieling twee jaren oud was, zal de rechtbank een afschrijvingspercentage (van 20% per jaar) toepassen. De rechtbank zal daarom een vergoeding van 649,00 * 60% = 389,40 toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde reiskosten heeft gemaakt. De rechtbank zal in totaal een vergoeding van 39,03 toekennen ((94,1km * 0,33) + (8,1km * 0,33) + (8,1km * 0,33) + (8,0km * 0,33)).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren voor zover het de vordering tot vergoeding van het eigen risico in 2026 betreft, nu dit gaat om een post die nog niet geleden schade betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde schade bestaande uit de kosten van het eigen risico van 2023, kosten voor een afschrift uit de BRP en kosten voor de aanvraag van een medisch journaal heeft geleden en dat deze schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde. De gevorderde vergoedingen van respectievelijk
299,19, 14,15 en 53,85, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zullen daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van 5.000,00 daarom toewijzen.
De rechtbank zal in totaliteit een vergoeding van 3.055,62 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 juni 2025.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden dienen te worden gesteld een meldplicht, de verplichting tot een klinische opname en de verplichting zich ambulant te laten behandelen. De officier van justitie heeft aangegeven dat de noodzaak van een klinische opname door de reclassering voldoende is onderbouwd en dat de bijzondere voorwaarde zo kan worden vormgegeven dat naar aanleiding van nog uit te voeren verdiepingsdiagnostiek en indicatiestelling een geschikte zorginstelling wordt aangewezen en dat verdachte daar maximaal een jaar dient te verblijven, of zoveel korter als de reclassering en de zorginstelling nodig achten. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Tot slot dient aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] voor de duur van 5 jaren. De duur van de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel dient eveneens dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de geëiste straf te hoog is en heeft bepleit te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke straf, dus een straf zonder bijzondere voorwaarden. In het geval van verdachte heeft het verleden uitgewezen dat een klinische opname geen soelaas biedt en geweldsfeiten hebben zich enkel voorgedaan in het kader van deze relatie met aangeefster [slachtoffer] . Eventueel zou via een voorwaardelijk kader ambulante behandeling verplicht kunnen worden gesteld.
Oordeel van de rechtbank
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting is tijdens de beraadslaging in raadkamer gebleken dat het onderzoek ten aanzien van de persoon van verdachte niet volledig is geweest, zodat het onderzoek moet worden heropend. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het reclasseringsadvies 26 augustus 2025 blijkt dat de reclassering het risico op recidive inschat als hoog. Uit referentenonderzoek volgt dat de wijkagent verdachte omschrijft als psychisch instabiel en verslaafd aan harddrugs en dat gelet op zorgen over de veiligheid van aangeefster de situatie is aangemeld bij het Zorg en Veiligheidshuis Drenthe. De reclassering benoemt dat er signalen zijn dat verdachte mogelijk kampt met een licht verstandelijke beperking en dat verdachte op 15 augustus 2025 is aangemeld voor verdiepingsdiagnostiek om dit te onderzoeken. Zij acht het van belang dat deze verdiepingsdiagnostiek wordt uitgevoerd alvorens er justitiële interventies worden opgelegd. De reclassering vervolgt dat de tenlastegelegde delicten hebben plaatsgevonden in de context van ernstige verslavingsproblematiek, dat bovendien mishandeling en belaging ten laste worden gelegd en dat dit lijkt samen te hangen met het feit dat verdachte de beëindiging van de relatie met
aangeefster niet goed heeft kunnen verwerken. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen waarbij onder meer als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling.
Bij e-mail van 6 november 2025 heeft de reclassering laten weten dat op dat moment nog geen verdiepingsdiagnostiek in uitvoering was en dat een aanvraag voor verdiepingsdiagnostiek in de regel uiterlijk binnen drie maanden in behandeling wordt genomen.
De rechtbank acht het met het oog op de beperking van het recidiverisico noodzakelijk dat verdachte een klinische behandeling zal ondergaan. Op dit moment is echter onvoldoende bekend op welk(e) vlak(ken) verdachte kampt met bepaalde problematiek, welke behandeling verdachte daarvoor zou moeten ondergaan, voor welke duur verdachte zou moeten worden behandeld en op welke locatie verdachte zou kunnen worden behandeld. De rechtbank acht het daarom van belang dat de reclassering alsnog verdiepingsdiagnostiek uitvoert.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de stukken in handen van de officier van justitie stellen teneinde zorg te dragen voor de uitvoering van verdiepingsdiagnostiek door de reclassering en eventuele indicatiestelling. De rechtbank zal de termijn voor oplevering van deze nadere rapportage stellen op zes weken.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek ter terechtzitting;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde zorg te dragen voor het door de reclassering laten uitvoeren van verdiepingsdiagnostiek en laten opvragen van een indicatiestelling, beide binnen een termijn van zes weken;
- schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van één maand, maar niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat bedoeld onderzoek niet binnen een maand kan worden voltooid;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen dag en tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat, met kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de raadsvrouw van de benadeelde partij.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2025.
Mr. A. van den Oever is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.