Bewijsoverweging feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 15 februari 2025 rond 22:54 is getankt bij de Shell [tankstation] te [plaats] en dat voor de getankte hoeveelheid van 47,32 liter benzine niet is betaald. De betrokken auto betreft een Ford Mondeo met het Roemeense kenteken [kenteken] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die auto vanaf 12 februari 2025 heeft geleend van zijn neef in België en dat hij sindsdien de vaste bestuurder is van de auto. Eveneens heeft verdachte verklaard dat hij op 14 februari 2025 met de auto naar zijn neef in België is gereden om vervolgens op 15 februari 2025 rond 19:00 uur in de avond samen met een kennis genaamd [naam] , weer naar Nederland te rijden.
Gelet op voornoemde verklaring van verdachte in combinatie met de aangifte en het tijdstip waarop er getankt is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die op 15 februari 2025 rond 22:54 uur met de Ford Mondeo bij de Shell in [plaats] was om te tanken. Dat het niet verdachte is die te zien is op de camerabeelden van het tankstation maakt dit niet anders, nu verdachte die avond samen met [naam] onderweg was. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het feit dat men direct na het tanken het tankstation verlaat en er niet op enig moment gedragingen worden verricht om voor de brandstof te betalen, verdachte en [naam] niet de intentie hebben gehad om voor de brandstof te betalen. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de primair ten laste gelegde diefstal van benzine.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2025, opgenomen op pagina 227 e.v. van deel 2 van het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 april 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2025, opgenomen op pagina 242. e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 4 en 5
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de
rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2025, opgenomen op pagina 14 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Feiten 6 en 7
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2025, opgenomen op pagina 89 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Feiten 8 en 9
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 196 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [naam] .
Feiten 10 en 11
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2025, opgenomen op pagina 101 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2025, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 12 en 13
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 55 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2025, opgenomen op pagina 76 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 14 en 15
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 29 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 34 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 16 en 17
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 78 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] .
Feiten 18 en 19
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 117 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 10] .
Feit 20
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 143 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 11] .
Feiten 21 en 22
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2025, opgenomen op pagina 147 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 12] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2025, opgenomen op pagina 157 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .