ECLI:NL:RBNNE:2025:4808

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
18/080173-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor 21 gekwalificeerde diefstallen en één poging daartoe, gepleegd tegen kwetsbare ouderen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich in een periode van nog geen maand schuldig heeft gemaakt aan 21 gekwalificeerde diefstallen en één poging daartoe. De feiten vonden plaats op verschillende locaties in Nederland, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte op geraffineerde wijze kwetsbare ouderen hebben gedupeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 februari 2025 benzine heeft gestolen bij een tankstation, gevolgd door meerdere diefstallen van persoonlijke bezittingen en geldbedragen van ouderen. De verdachte heeft zijn daden bekend, maar de verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor sommige feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de diefstallen hebben ondervonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/080173-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. R. Janssens. Ter terechtzitting van 25 november 2025 is het onderzoek gesloten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 februari 2025 te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid benzine (van in totaal ongeveer 47,32 liter), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Shell [tankstation] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2025 te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 47,32 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid benzine, geheel of ten dele toebehorende aan Shell [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke benzine verdachte en/of zijn mededaders bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres] , hadden getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en/of zijn mededaders aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2025 te Zwaag, gemeente Hoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro) en/of een of meerdere pinpassen en/of een identiteitskaart en/of een rijbewijs en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 17 februari 2025 te Zwaag, gemeente Hoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1578,85 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1578,85 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 1] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1078,85 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen;
4
hij op of omstreeks 21 februari 2025 te Hilversum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een pinpas en/of sleutels en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 21 februari 2025 te Hilversum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 592,79 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 592,79 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 2] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 92,79 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen;
6
hij op of omstreeks 22 februari 2025 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op of omstreeks 22 februari 2025 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 400 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 400 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 3] weggenomen pinpas bij een geldautomaat geld op te nemen;
8
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of een identiteitskaart en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 40 tot 50 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 4] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 27,20 euro) en/of bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 500 euro) op te nemen
10
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
11
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1683,55 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1683,55 euro) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 5] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1183,55 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen
12
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Heerenveen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een creditcard en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 250 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
13
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Heerenveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 6] weggenomen creditcard bij een
geldautomaat geld op te nemen;
14
hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Meppel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas en/of een pinpas en/of een (Samsung) telefoon en/of een portemonnee en/of een identiteitskaart en/of diverse pasjes en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15
hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Meppel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid giraal geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 7] weggenomen pinpas bij een geldautomaat op verschillende tijdstippen geld proberen op te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16
hij op of omstreeks 10 maart 2025 te Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 120 euro) en/of een pinpas en/of een identiteitskaart en/of verschillende pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
17
hij op of omstreeks 10 maart 2025 te Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 8] weggenomen pinpas in meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1109,39 euro) en/of bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 400 euro) op te nemen;
18
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
19
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 10] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 110 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 800 euro) op te nemen;
20
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 290 euro) en/of een of meerdere pinpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
21
hij op of omstreeks 12 maart 2025 te Veendam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een identiteitskaart en/of verschillende pasjes en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 225 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
22
hij op of omstreeks 12 maart 2025 te Veendam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 12] weggenomen pinpas boodschappen te betalen (totaal 226,42 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 1050 euro) op te nemen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle (primair) tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde vanwege gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de fotos gemaakt bij het tankstation niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft getankt. Of verdachte als bijrijder in de auto aanwezig was, kan evenmin worden vastgesteld op basis van de camerabeelden. Al zou verdachte in de auto hebben gezeten, dan is dat enkele feit onvoldoende om te komen tot het medeplegen van diefstal of verduistering. Gelet op het voornoemde dient verdachte vrijgesproken te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat afgezien van de feiten 10 en 21 voor alle ten laste gelegde feiten geldt dat de diefstal van contant geld niet kan worden bewezen. In al die zaken is er alleen een aangifte en wordt de diefstal van contant geld niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Derhalve dient verdachte in die zaken (partieel) vrijgesproken te worden van de diefstal van contant geld. Voor de overige feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte de feiten heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 3 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik in een Ford Mondeo met kenteken [kenteken] heb gereden. De auto is van mijn neef en ik heb de auto op 12 februari 2025 bij hem opgehaald in België. Sindsdien rij ik in de auto. Op 14 februari 2025 ben ik met de auto weer naar mijn neef in België gereden. Vervolgens ben ik samen met een kennis genaamd [naam] op 15 februari 2025 in de avond rond 19:00 uur vanuit België weer naar Nederland gereden.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 februari 2025, opgenomen op pagina 248 e.v. van deel 1 van het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 april 2025, inhoudend als verklaring van [medewerker tankstation] :
Pleegdatum/tijd: op zaterdag 15 februari 2025 om 22:54 uur
Hij deed aangifte namens het slachtoffer Shell [tankstation] , [adres] .
Aangifte bijzonderheden over de werkwijze: klant tankt, stapt in en rijdt weg zonder te betalen. De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken voertuigen de volgende aanvullende informatie: Voertuig: Personenauto
Merk/type: Ford Kleur: Blauw Land: Roemenië
Kenteken: [kenteken]
Bijlage goederen Object: benzine
Totale hoeveelheid: 47,32 liter

Bewijsoverweging feit 1

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 15 februari 2025 rond 22:54 is getankt bij de Shell [tankstation] te [plaats] en dat voor de getankte hoeveelheid van 47,32 liter benzine niet is betaald. De betrokken auto betreft een Ford Mondeo met het Roemeense kenteken [kenteken] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die auto vanaf 12 februari 2025 heeft geleend van zijn neef in België en dat hij sindsdien de vaste bestuurder is van de auto. Eveneens heeft verdachte verklaard dat hij op 14 februari 2025 met de auto naar zijn neef in België is gereden om vervolgens op 15 februari 2025 rond 19:00 uur in de avond samen met een kennis genaamd [naam] , weer naar Nederland te rijden.
Gelet op voornoemde verklaring van verdachte in combinatie met de aangifte en het tijdstip waarop er getankt is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die op 15 februari 2025 rond 22:54 uur met de Ford Mondeo bij de Shell in [plaats] was om te tanken. Dat het niet verdachte is die te zien is op de camerabeelden van het tankstation maakt dit niet anders, nu verdachte die avond samen met [naam] onderweg was. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het feit dat men direct na het tanken het tankstation verlaat en er niet op enig moment gedragingen worden verricht om voor de brandstof te betalen, verdachte en [naam] niet de intentie hebben gehad om voor de brandstof te betalen. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de primair ten laste gelegde diefstal van benzine.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2025, opgenomen op pagina 227 e.v. van deel 2 van het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 april 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2025, opgenomen op pagina 242. e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 4 en 5
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de
rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2025, opgenomen op pagina 14 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Feiten 6 en 7
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2025, opgenomen op pagina 89 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Feiten 8 en 9
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 196 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [naam] .
Feiten 10 en 11
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2025, opgenomen op pagina 101 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2025, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 12 en 13
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 55 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2025, opgenomen op pagina 76 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 14 en 15
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 29 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 34 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 16 en 17
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 78 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] .
Feiten 18 en 19
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 117 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 10] .
Feit 20
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 143 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 11] .
Feiten 21 en 22
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2025, opgenomen op pagina 147 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 12] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2025, opgenomen op pagina 157 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Algemene bewijsoverweging

Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] , naast de diefstal van de pinpassen van aangevers, ook schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de ten laste gelegde contante geldbedragen.
Daartoe neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering de gehele tenlastelegging betreft en niet ziet op elk onderdeel daarvan. Derhalve hoeft niet elk afzonderlijk deel van de tenlastelegging te steunen op minimaal twee bewijsmiddelen. Dat van het wegnemen van contante geldbedragen alleen blijkt uit de aangiftes, is derhalve geen belemmering om tot een bewezenverklaring te komen. Daar komt bij dat de rechtbank de verklaringen van de aangevers betrouwbaar acht. Veelal worden die verklaringen wat betreft de opname van contante geldbedragen ondersteund door bankafschriften. Bovendien is het gebruikelijk dat mensen contant geld, identiteitsbewijzen en andere goederen bij zich dragen in portemonnee of tas. Dat is zeker zo in de leeftijdsgroep die slachtoffer is gemaakt van het handelen van verdachten. Ook de hoogte van de door aangevers opgegeven contant opgenomen geldbedragen is niet ongebruikelijk in de door aangevers
geschetste context. Gelet op al het voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] , naast de diefstal van de pinpassen van aangevers, ook verantwoordelijk is voor de diefstal van de contante geldbedragen, identiteitsbewijzen en andere goederen zoals in de tenlastelegging opgenomen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 15 februari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid benzine (van in totaal ongeveer 47,32 liter), die aan Shell [tankstation] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 17 februari 2025 te Zwaag, tezamen en in vereniging een ander, een tas en een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro) en meerdere pinpassen en een identiteitskaart en een rijbewijs en diverse pasjes, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 17 februari 2025 te gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1578,85 euro), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1578,85 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 1] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1078,85 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen;
4
hij op 21 februari 2025 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, een tas en een portemonnee en een rijbewijs en een pinpas en sleutels en diverse pasjes, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 21 februari 2025 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 592,79 euro), die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 592,79 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 2] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 92,79 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen;
6
hij op 22 februari 2025 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op 22 februari 2025 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 400 euro), die aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 400 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 3] weggenomen pinpas bij een geldautomaat geld op te nemen;
8
hij op 27 februari 2025 te Rosmalen, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een pinpas en een rijbewijs en een kentekenbewijs en een identiteitskaart en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 40 tot 50 euro), die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
hij op 27 februari 2025 te Rosmalen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro), die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 4] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 27,20 euro) en bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 500 euro) op te nemen;
10
hij op 2 maart 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro), die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
11
hij op 2 maart 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1583,55 euro), die aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1583,55 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 5] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1183,55 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 400 euro) op te nemen;
12
hij op 4 maart 2025 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, een creditcard en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 250 euro), die aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
13
hij op 4 maart 2025 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro), die aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 6] weggenomen creditcard bij een
geldautomaat geld op te nemen;
14
hij op 5 maart 2025 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, een tas en een pinpas en een (Samsung) telefoon en een portemonnee en een identiteitskaart en diverse pasjes en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), die aan [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15
hij op 5 maart 2025 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid giraal geld, die aan [slachtoffer 7] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen hoeveelheid giraal geld onder hun bereik te brengen door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 7] weggenomen pinpas bij een geldautomaat op verschillende tijdstippen geld proberen op te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16
hij op 10 maart 2025 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 120 euro) en een pinpas en een identiteitskaart en verschillende pasjes, die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
17
hij 10 maart 2025 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro), die aan [slachtoffer 8] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 8] weggenomen pinpas in meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1109,39 euro) en bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 400 euro) op te nemen;
18
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro) en een pinpas en een rijbewijs en diverse pasjes, die aan [slachtoffer 10] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
19
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro), die aan [slachtoffer 10] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 10] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 110 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 800 euro) op te nemen;
20
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 290 euro) en meerdere pinpassen, die aan [slachtoffer 11] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
21
hij op 12 maart 2025 te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een pinpas en een rijbewijs en een identiteitskaart en verschillende pasjes en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 225 euro), die aan [slachtoffer 12] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
22
hij op 12 maart 2025 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro),die aan [slachtoffer 12] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 12] weggenomen pinpas boodschappen te betalen (totaal 226,42 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 1050 euro) op te nemen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair diefstal door twee of meer verenigde personen
2. diefstal door twee of meer verenigde personen
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas.
4. diefstal door twee of meer verenigde personen
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
6. diefstal door twee of meer verenigde personen
7. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
8. diefstal door twee of meer verenigde personen
9. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
10. diefstal door twee of meer verenigde personen
11. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
12. diefstal door twee of meer verenigde personen
13. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen creditcard
14. diefstal door twee of meer verenigde personen
15. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
16. diefstal door twee of meer verenigde personen
17. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
18. diefstal door twee of meer verenigde personen
19. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
20. diefstal door twee of meer verenigde personen
21. diefstal door twee of meer verenigde personen
22. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de (primair) ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en negen maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte al ruim acht maanden in voorlopige hechtenis zit en dat in die tijd zijn moeder is overleden. Het verlies van zijn moeder alsmede het feit dat verdachte de uitvaart niet heeft kunnen bijwonen, valt hem zwaar. Die persoonlijke omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de strafoplegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 28 juli 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van nog geen maand schuldig gemaakt aan in totaal 21 gekwalificeerde diefstallen en één poging daartoe. Deze werden gepleegd op verschillende plekken verspreid door heel Nederland. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op geraffineerde wijze telkens kwetsbare mensen op hoge leeftijd ernstig gedupeerd. Veelal werd eerst de pincode afgekeken op het moment dat de slachtoffers geld aan het pinnen waren. Vervolgens werden zij doormiddel van een babbeltruc, vaak in combinatie met handelingen waardoor zij werden afgeleid, beroofd van hun tas/portemonnee, waarna de verdachten de gestolen pinpassen gebruikten om dure kleding en boodschappen te kopen of om contant geld te pinnen. Met voornoemd handelen heeft verdachte laten zien totaal geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Wat de feiten naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk en strafverzwarend maakt, is dat verdachte doelbewust misbruik heeft gemaakt van goedgelovige en kwetsbare ouderen. Verdachte heeft louter uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de directe en indirecte gevolgen van zijn handelen op juist deze slachtoffers. Naast het feit dat de slachtoffers financiële schade hebben geleden, ervaren veel van hen gevoelens van onveiligheid en hebben zij het vertrouwen in de medemens verloren. Het vertrouwen wat zij juist zo nodig hebben, nu zij gelet op hun hoge leeftijd meer en meer afhankelijk worden van die medemens. Daarmee heeft verdachte de slachtoffers niet alleen beroofd van geld en andere goederen, maar ook van hun zelfredzaamheid en veiligheidsgevoel. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Blijkens het advies van de reclassering en de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting heeft verdachte geen binding met Nederland en wil hij terugkeren naar [land] . Verdachte heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan hulp of interventies in een forensisch kader. Hoewel verdachte de tenlastegelegde feiten veelal bekent, neemt verdachte zowel tegenover reclassering als tijdens het onderzoek ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Verdachte legt de schuld veelal
buiten zichzelf door te stellen dat het drugsgebruik zijn handelen heeft veroorzaakt. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat aan het strafbare handelen van verdachte alleen maar een einde is gekomen doordat verdachte op enig moment is aangehouden. Verdachte is niet uit eigen beweging gestopt met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals aangevoerd door de raadsvrouw geen aanleiding voor enige strafmatiging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot zakkenrollerij in georganiseerd verband waarbij gevangenisstraffen tussen de twee en drie maanden per feit als uitgangspunt gelden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2025. Daaruit volgt dat verdachte in Nederland eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit betreffen veroordelingen van 2015 en langer geleden. Blijkens het uittreksel van het European Criminal Records Information System (ECRIS) d.d. 21 maart 2025 is verdachte in Frankrijk, Engeland en Duitsland meermalen veroordeeld voor diefstallen tot meerdere langere gevangenisstraffen. De laatste veroordeling was in Duitsland en dateert van 2021. Uit het ECRIS blijkt dat verdachte veelvuldig op rooftocht gaat door Europa. Na het uitzitten van de gevangenisstraffen pakt hij de draad steeds weer op. Het staat ook vast dat het stelen op de manier als hiervoor is beschreven bijzonder lucratief is. Gelet op het aantal eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de wijze waarop verdachte in de onderhavige zaak te werk is gegaan, lijkt het er zelfs op dat verdachte het plegen van strafbare feiten als de manier ziet om inkomsten te verwerven. Lange gevangenisstraffen in verschillende landen hebben niet geleid tot een andere kijk op zijn gedrag. Er lijkt echter geen ander middel voorhanden te zijn om de maatschappij tegen verdachte te beschermen dan hem uit de maatschappij te verwijderen door het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De bewezenverklaarde feiten vragen daar ook om en de rechtbank hiertoe ook overgaan. De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal langer zijn dan die van de medeverdachte omdat er in het geval van verdachte meer feiten bewezenverklaard zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 1874,25 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 870,00 ter vergoeding van materiële schade en
500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
3. [ [slachtoffer 5] , tot een bedrag van 1683,55 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 6] , tot een bedrag van 0,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 234,95 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 11] , tot een bedrag van 300,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 12] , tot een bedrag van 1621,00 ter vergoeding van materiële schade en 150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich per benadeelde partij op het volgende standpunt gesteld.
[slachtoffer 1]
De vordering van [slachtoffer 1] tot vergoeding van materiële schade is voldoende onderbouwd en komt in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking.
[slachtoffer 2]
Op basis van de aangifte kan de vordering tot vergoeding van materiële schade toegewezen worden tot een bedrag van 565,00. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de vordering niet onderbouwd. Dat deel van de vordering dient derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 5]
De vordering van [slachtoffer 5] tot vergoeding van materiële schade is voldoende onderbouwd en komt in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking.
[slachtoffer 6]
De vordering van [slachtoffer 6] dient niet ontvankelijk verklaard te worden nu alle schade van de benadeelde partij reeds vergoed lijkt te zijn en de benadeelde partij ook geen schadebedrag heeft opgegeven.
[slachtoffer 8]
De vordering van [slachtoffer 8] kan gedeeltelijk toegewezen worden namelijk tot een bedrag van 214,95. Anders dan wordt gevorderd blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer 8] 120,00 contant geld, en niet de opgegeven 140,00, in haar portemonnee had toen haar portemonnee werd gestolen. De rest van de vordering is voldoende onderbouwd. Derhalve kan het bedrag van 214,95 toegewezen worden.
[slachtoffer 11]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] dient gedeeltelijk toegewezen te worden, namelijk tot een bedrag van 290,00 nu dat het bedrag is dat aan materiële schade vastgesteld kan worden op basis van de aangifte.
[slachtoffer 12]
De gevorderde materiële schade van [slachtoffer 12] is voldoende onderbouwd en kan derhalve toegewezen worden. De gevorderde immateriële schade ter hoogte van 150,00 euro kan, ondanks nadere onderbouwing daartoe, ook toegewezen worden. Uit de vordering blijkt dat [slachtoffer 12] kampt met slaapklachten en psychische problemen. Eveneens blijkt uit de aanvullende opmerking dat [slachtoffer 12] opgenomen is geweest in een verpleeghuis en zware medicatie heeft gekregen. Er is geen aanleiding om aan voornoemde informatie te twijfelen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt derhalve ook voor toewijzing in aanmerking.
Met betrekking tot alle (deels) toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen dient de wettelijke rente toegekend te worden en dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor de diefstal van contant geld heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 11] op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden voor zover de vorderingen zien op materiële schade bestaande uit weggenomen contant geld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd is en derhalve niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er worden verschillende bedragen gevorderd, maar uit de vordering blijkt niet hoe die bedragen tot stand zijn gekomen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Met betrekking tot de benadeelde partij [slachtoffer 1] bevinden zich in het dossier twee vorderingen tot schadevergoeding van gelijke datum. Bij de beoordeling is de rechtbank uitgegaan van de vordering strekkende tot vergoeding van materiële schade ter hoogte van
1874,25, nu op die vordering is aangetekend dat het de herstelvordering betreft. Daarmee wordt de eerste vordering als ingetrokken beschouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële schade ter hoogte van 1874,25 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, acht de rechtbank
wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Het overige deel van de vordering is door de verdediging niet betwist. Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 1] met betrekking tot de materiële schade worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde. Op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 565,00.
Het overige deel van de gevorderde materiële schade acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Derhalve zal de rechtbank dat deel van de vordering afwijzen.
Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 2] met betrekking tot de materiële schade (gedeeltelijk) worden toegewezen tot een bedrag van 565,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De benadeelde partij heeft naast vergoeding van materiële schade ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Hoewel de rechtbank gelet op de hoge leeftijd van [slachtoffer 2] begrijpt dat de bewezenverklaarde feiten veel impact hebben op haar leven en gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt, vormen gevoelens van angst en onveiligheid nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt derhalve niet ontvankelijk verklaard. Dat deel van
de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële schade ter hoogte van 1683,55 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 10 en feit 11 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 maart 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 6]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 6] niet ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de schade reeds is vergoed en de benadeelde partij derhalve geen schade meer heeft is daarmee het belang aan de vordering komen te ontvallen.
[slachtoffer 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 16 en feit 17 bewezen verklaarde. Op basis van de aangifte van [slachtoffer 8] is de rechtbank van oordeel dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 214,95.
Anders dan door de raadsvrouw bepleit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld van [slachtoffer 8] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Anders dan wordt gevorderd blijkt uit de aangifte echter dat [slachtoffer 8] 120,00, en niet de opgegeven 140,00, in haar portemonnee had toen de portemonnee werd gestolen. Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 8] met betrekking tot de materiële schade (gedeeltelijk) worden toegewezen tot een bedrag van 214,95 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2025. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 20 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw bepleit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld van [slachtoffer 11] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
Op basis van het benadelingsbedrag dat blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 11] is de rechtbank van oordeel dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 290,00.
De rechtbank zal de vordering (gedeeltelijk) toewijzen tot voornoemd bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2025. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 12]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële schade ter hoogte van 1621,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 21 en feit 22 bewezen verklaarde. Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 12] met betrekking tot de materiële schade worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De benadeelde partij heeft naast vergoeding van materiële schade ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Gelet op de hoge leeftijd van [slachtoffer 12] begrijpt de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten veel impact hebben op haar leven hebben en gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Hoewel de rechtbank geen afbreuk wil doen aan de psychische klachten van de benadeelde partij zoals thans onderbouwd in de vordering, is de rechtbank van oordeel dat die psychische klachten geen aantasting in
de persoon als bedoeling in artikel 6:106 BW vormen. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de auto, een Ford Mondeo, verbeurd verklaard dient te worden nu de auto van cruciaal belang is geweest bij het plegen van de tenlastegelegde feiten. De inbeslaggenomen telefoon van verdachte kan aan verdachte worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen auto verbeurdverklaren en overweegt daartoe als volgt.
Zoals in de strafmotivering al is overwogen, heeft verdachte met de medeverdachte in nog geen maand tijd door heel Nederland veelvuldig diefstallen gepleegd. Om zich snel te kunnen verplaatsen hebben zij de inbeslaggenomen auto gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat hoewel de auto niet direct gebruikt is bij de bewezenverklaarde diefstallen, het gebruik van de auto wel mogelijk heeft gemaakt dat verdachte en de medeverdachte een plaats delict snel hebben kunnen verlaten om zo ergens anders in het land verder te kunnen met hun trucs om bejaarde mensen veel geld afhandig te maken. De rechtbank is van oordeel dat de auto onder deze omstandigheden kan worden aangemerkt als een voorwerp met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Nu verdachte niets anders in Nederland deed dan het plegen van de bewezenverklaarde strafbare feiten acht de rechtbank het aannemelijk dat voor zover de auto al toebehoorde aan de neef van verdachte, deze eigenaar van het voertuig op zijn minst redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat met behulp van de auto op verschillende plekken in Nederland strafbare feiten zouden worden gepleegd, zodat ook dan de auto verbeurverklaard kan worden. De rechtbank zal hiertoe beslissen.
De telefoon van verdachte dient aan verdachte teruggegeven te worden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36e, 36f, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van feiten 2 en 3, [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1874,25 (zegge: duizend achthonderdzevenenveertig euro en vijfentwintig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1874,25 (zegge: duizend achthonderdzevenenveertig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 4 en 5, [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 565,00 (zegge: vijfhonderdvijfenzestig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] met betrekking tot de materiële schade voor het overige af.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 565,00 (zegge: vijfhonderdvijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 10 en 11, [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 1683,55 (zegge: duizend zeshonderddrieëntachtig euro en vijfenvijftig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 1683,55 (zegge: duizend zeshonderddrieëntachtig euro en vijfenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 12 en 13, [slachtoffer 6]
Verklaart de vordering van [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van feiten 16 en 17, [slachtoffer 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 8] te betalen:
  • het bedrag van 214,95 (zegge: tweehonderdveertien euro en vijfennegentig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 8] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van 214,95 (zegge: tweehonderdveertien euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 20, [slachtoffer 11]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 11] te betalen:
  • het bedrag van 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 11] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat te betalen een bedrag van 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 21 en 22, [slachtoffer 12]
Wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 12] te betalen:
  • het bedrag van 1621,00 (zegge: duizend zeshonderdeenentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 12] met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 12] aan de Staat te betalen een bedrag van 1621,00 (zegge: duizend zeshonderdeenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslag
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt ten aanzien van:
1 STK GSM, (Omschrijving: zwart, merk: Honor).
Verklaart verbeurd:
1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: blauw, merk: Ford).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2025.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.