ECLI:NL:RBNNE:2025:4832

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
18-305830-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf in het kader van reclassering en behandeling

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, geboren in 1983. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die eerder was opgelegd bij vonnis van 8 april 2025. In dat vonnis was aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 600 dagen opgelegd, waarvan 515 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd was ingegaan op 23 april 2025. De officier van justitie vorderde op 16 oktober 2025 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting op 14 november 2025 was de veroordeelde niet aanwezig, maar waren de raadsvrouw en de officier van justitie wel aanwezig. De raadsvrouw stelde dat de vordering van de officier van justitie te hoog was en dat de veroordeelde zo snel mogelijk naar een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) moest worden gebracht.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere klinische behandelingen, niet had voldaan aan de bijzondere voorwaarden en dat er risico's waren op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren. De reclassering had aangegeven dat verdere klinische behandeling noodzakelijk was. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen en de veroordeelde 60 dagen in detentie te plaatsen, zodat hij zijn klinische traject kon voortzetten. De rechtbank wees de vordering voor het overige af. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.B.W. Venema, en de rechters mr. R.B. Maring en mr. L.S. Wachters, met mr. J. van der Wiel als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-305830-24
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 28 november 2025 in de rechtbank Noord-
Nederland
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.
Procesverloop
Bij onherroepelijk vonnis van 8 april 2025 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is aan de veroordeelde - onder meer - een gevangenisstraf van 600 dagen opgelegd, waarvan 515 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld. De proeftijd is ingegaan op 23 april 2025.
De officier van justitie heeft bij vordering van 16 oktober 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2025, waarbij aanwezig waren raadsvrouw mr.
M.M. Scholten, de officier van justitie mr. J.G.F. van Boven en via een telefoonverbinding mw. [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker, als deskundige.
De veroordeelde is, alhoewel daartoe op geldige wijze opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 28 november 2025.

Motivering

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen voor 200 dagen. De veroordeelde kan vervolgens aansluitend op zijn detentie met DV&O naar een kliniek worden gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is het eens met de officier van justitie, met dien verstande dat zij 200 dagen te veel vindt. De veroordeelde moet zo snel mogelijk naar een FPA, zonder behandeling gaat het niet goed. Zij stelt zich daarom op het standpunt dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen voor 30 dagen.
Oordeel van de rechtbank
De veroordeelde heeft, blijkens het schrijven van Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, gedateerd 9 oktober 2025, de bij voornoemd vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden niet nageleefd. De veroordeelde heeft zich na een lange periode van klinische behandeling, tweemaal onttrokken aan de behandeling bij de FPA te [instelling 1] en is driemaal teruggevallen in middelengebruik. Op dit moment is er geen contact meer met de veroordeelde en worden er risicos gezien op het gebied van middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding.
Uit de toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting blijkt dat verdere klinische behandeling van veroordeelde nodig wordt geacht om gedragsverandering en risicobeperking te bewerkstelligen.
Veroordeelde zou daarvoor terecht kunnen in FPA [instelling 2] . Deze kliniek is bereid veroordeelde te plaatsen en hoewel er nog geen opnamedatum is, is de verwachting dat plaatsing relatief snel gerealiseerd kan worden. De reclassering ziet dus nog mogelijkheden voor voortzetting van het huidige toezicht en stelt
voor dat veroordeelde een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf uitzit om straks vanuit detentie het behandelingstraject weer op te pakken.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen en veroordeelde aldus in de gelegenheid te stellen zijn klinische traject af te maken en de hulp en begeleiding vanuit de reclassering te laten voortduren. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor 60 dagen en voor het overige afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
- beveelt de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis
van rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 8 april 2025, voor de duur van 60 dagen;
- wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 november 2025.
Mrs. Maring en Wachters zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.