ECLI:NL:RBNNE:2025:4894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
18.173153.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld in Assen

Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een diefstal met geweld. De zaak vond plaats in Assen en betreft een incident dat zich voordeed op 3 juni 2025. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P.E.M. Pover, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met anderen plegen van een diefstal van diverse goederen, waaronder een telefoon, portemonnee, geldbedrag, kleding en een auto, waarbij geweld werd gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten, onder wie medeverdachte [medeverdachte 1], een plan hadden om de diefstal te plegen. Tijdens het bezoek aan het slachtoffer in diens woning, werd de verdachte agressief en gebruikte hij geweld om de goederen te stelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.173153.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 juni 2025 te Assen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een telefoon en/of
  • een portemonnee en/of
  • een geldbedrag (van ongeveer 500 euro) en/of
  • schoenen en/of
  • een shirt, althans een kledingstuk en/of
  • parfum en/of
  • autosleutels en/of huissleutels en/of
  • een auto (Fiat Punto) en/of
  • een kluis met inhoud (te weten: een geldbedrag en/of goud en/of zilvermunten) en/of
  • een rugzak met inhoud (te weten: oefenpantserplaten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • bovenop die [slachtoffer] te zitten en/of
  • die [slachtoffer] bij zijn polsen en/of bij zijn arm(en) vast te pakken en/of
  • die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
  • die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met vlakke hand) te slaan in het gezicht, althans op het hoofd en/of
  • die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal te duwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van een diefstal van een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van een diefstal met geweld van de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden.1
Gelet op de inhoud van het dossier en de behandeling van de zaak ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) had getuige [getuige 1] een paar weken voor 3 juni 2025 in huis genomen, omdat hij nergens anders terecht kon. Via getuige [getuige 1] kwam aangever in contact met verdachte. In de avond van 3 juni 2025 om circa 19:18 uur2 bezochten verdachte en ene [naam] (naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 1] )3 aangever in zijn woning aan [adres] . Ze werden beiden binnengelaten. Verdachte begon op enig moment drugs te gebruiken. Aangever was het daar niet mee eens en zei hier wat van. Om 20:45 uur kreeg aangever via de telefoon een foto toegestuurd.
Verdachte wilde deze foto zien en probeerde vervolgens de telefoon van aangever af te pakken. Hij werd agressief en pakte aangever bij zijn polsen en armen vast. Ook medeverdachte [medeverdachte 1] begon zich er mee te bemoeien en pakte aangever bij zijn linkerarm, terwijl verdachte de telefoon van aangever probeerde af te pakken. Medeverdachte [medeverdachte 1] bleef aangever vasthouden, terwijl verdachte ook probeerde om de portemonnee uit aangever zijn rechter broekzak te pakken. Aangever en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] raakten in een worsteling, waarbij verdachte aangever met gebalde vuist in zijn gezicht sloeg. Aangever probeerde zich los te wrikken en begon op enig moment te schreeuwen. Hier schrok medeverdachte [medeverdachte 1] van, waarna hij de woning verliet. Toen ontstond er wederom een worsteling, nu tussen aangever en verdachte, waarbij verdachte aangever nog met kracht twee klappen met de vlakke hand gaf op zijn kaak en op zijn slaap/jukbeen. Verdachte pakte vervolgens de telefoon en de portemonnee van aangever af en haalde 500,- uit de portemonnee.
Verdachte liep vervolgens naar de achtertuin en gooide daar de telefoon en de lege portemonnee in de hoek van de tuin. Daarna liep hij weer naar binnen en pakte hij twee paar schoenen, een shirt en een parfumflesje. Die nam hij mee en vertrok. Aangever kwam er binnen achter dat ook zijn autosleutels waren weggenomen en dat zijn auto, een grijze Fiat Punto ook weg was. De politie kwam ter plaatse en tijdens het opnemen van de aangifte liet de buurman beelden zien van zijn ring videodeurbel.4 Op deze beelden was te zien dat er om circa 19:22 uur nog een derde man binnen was geweest in de woning van aangever en dat deze man naar buiten liep met een kluis. Ook had deze man een rugzak meegenomen uit de woning.5 Aangever liep na het zien van deze beelden gelijk naar boven en zag dat de kluis die op de eerste verdieping van zijn woning stond ook was weggenomen. In deze kluis zat circa
500,- cash 20 gram goud en bijna een kilo aan zilvermunten met daarop de afdruk van Maple (Oak) Leaf.6 In de rugzak zaten oefenpantserplaten. Op fotos is te zien dat aangever verwondingen heeft aan zijn gezicht en polsen. 7
De politie ging vervolgens op zoek naar de hen ambtshalve bekende verdachte. Zij zagen hem op 3 juni 2025 ter hoogte van [adres] en hielden hem om 21:22 uur aan als verdachte.8 Tijdens de fouillering van verdachte werden onder meer 433,- aan contant geld en autosleutels van een Fiat aangetroffen.9 De Fiat Punto met kenteken
[kenteken 1] werd twee dagen later op 5 juni 2025 aangetroffen in een parkeergarage.10 Op beelden is te zien dat verdachte de auto kort na het wegnemen bij aangever op 3 juni 2025 om 21:04 uur de garage binnen reed. Hij verliet vervolgens lopend de garage.11
Op de beelden van de ring videodeurbel van de buurman is te zien dat verdachte12 en medeverdachte [medeverdachte 1] om 19:18 uur bij de woning van aangever aankwamen. Om 19:22 uur kwam een derde persoon aanlopen bij de woning met een Basic Fit tas. Hij liep direct door naar binnen, naar het lijkt zonder aan te bellen of dat er een deur moest worden geopend.
Om 19:27 uur liep deze derde persoon uit de woning, waarbij hij aan de voorzijde van zijn lichaam met twee handen een vierkant ogend voorwerp droeg onder een donkergrijs ogende deken. Om 19:32 uur liep deze derde persoon weer naar binnen in de woning. Om 20:12 uur kwam hij pas weer naar buiten. Hij had toen de Basic Fit tas weer op zijn rug en die stond open. Ook droeg de derde persoon een grote rugzak in
camouflagekleuren bij zich.
Om 20:51 uur is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] de woning verlaat. Hij riep dat verdachte mee moest komen. Medeverdachte [medeverdachte 1] bleef een paar minuten bij de woning staan en stond druk te telefoneren. Hij probeerde verdachte mee te krijgen, maar zo zegt hij aan de telefoon: “die luistert nooit”. Uiteindelijk renden ze samen weg om 20:54 uur. Op te beelden is te zien dat verdachte met hoge snelheid wegreed in een grijze Fiat Punto. Gelijktijdig reed een rode Citroën C1 weg.13
Op 4 juni 2025 werd medeverdachte [medeverdachte 2] staande gehouden, terwijl hij samen met getuige [getuige 2] in een rode Citroën C1 met kenteken [kenteken 2] zat. De verbalisanten die medeverdachte [medeverdachte 2] op dat moment staande hielden keken op een eerder gestuurde foto van de beelden en herkenden de persoon met de grote rugzak in camouflagekleuren op het fragment, en enige tijd later ook op de beelden, als dezelfde persoon welke zij staande hielden, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] .14
Getuige [getuige 2] verklaarde dat de rode Citroën C1 met kenteken [kenteken 2] van medeverdachte [medeverdachte 2] is. Zij reed in deze auto, maar soms ook een rare Fransman. Medeverdachte [medeverdachte 2] reed ook wel eens zelf, ondanks dat hij geen rijbewijs had. Verder verklaarde zij dat [bijnaam medeverdachte 2] de bijnaam van medeverdachte [medeverdachte 2] is en dat medeverdachte [medeverdachte 2] een aantal keren bij haar was blijven slapen, omdat hij geen onderdak had.
Medeverdachte [medeverdachte 2] sloeg wel eens wat spullen bij haar op. Die werden opgehaald door een vriendin toen medeverdachte [medeverdachte 2] vast zat.15
Getuige [getuige 3] benoemde dat hij van horen zeggen heeft dat [bijnaam medeverdachte 2] een kluis had gestolen met zilveren munten en goud. [bijnaam medeverdachte 2] zou die hebben gestald bij getuige [getuige 2] . Daarnaast verklaarde getuige [getuige 3] dat hij een rode Citroën C1 met kenteken [kenteken 2] had verkocht aan een dame, naar later bleek een katvanger. De auto was eigenlijk voor [bijnaam medeverdachte 2] . [bijnaam medeverdachte 2] wilde de auto niet betalen. Via appcontact liet [bijnaam medeverdachte 2] weten dat hij goud (van het merk umicore) en zilveren munten van het merk Maple Leaf kwijt moest voor een vriend, ene [medeverdachte 1] .16
Uit de whatsappgesprekken uit de telefoon van getuige [getuige 3] volgt dat [getuige 3] en [bijnaam medeverdachte 2] op 19 juni 2025 onderhandelden over in ieder geval 20 gram goud.17
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij medeverdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] wel eens bij de woning van aangever had uitgenodigd. Hij noemde daarbij ook de telefoonnummers van de personen.18 Getuige [getuige 3] verklaarde eveneens dat verdachte wel met [bijnaam medeverdachte 2] omging.19
Het telefoonnummer dat door getuige [getuige 1] aan [bijnaam medeverdachte 2] werd toegeschreven ( [06-nummer] ) is in de politiesystemen gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit het
onderzoek volgt dat er telefonische contacten zijn geweest tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] . Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft meerdere keren telefonisch contact gehad op 2 juni 2025, maar ook op 3 juni 2025 belden zij met elkaar om 20:38 uur.20 Medeverdachte [medeverdachte 1] was toen nog in de woning bij aangever. Het telefoonnummer van verdachte komt ook voor in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] .21
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij niet goed meer weet wat er in de avond van 3 juni 2025 is gebeurd, omdat hij veel drugs had gebruikt. Aangever zag hij als een vriend, bij wie hij wel eens thuis kwam.22
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij verdachte in de avond van 3 juni 2025 tegenkwam bij de Jumbo en dat verdachte zei: “I got a job for you”. Ze zijn vervolgens lopend naar de woning van aangever gegaan. Op een gegeven moment werd verdachte lastig. Zij waren toen al ruim een uur in de woning van aangever. Aangever wilde dat zij weggingen. Medeverdachte [medeverdachte 1] had toen een kameraad gebeld om hem op te halen. Nadat hij verdachte hoorde zeggen ”Picture, picture” zat verdachte opeens bovenop aangever. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij hierna is weggelopen.23
Bewijsoverwegingen
Medeplegen van een diefstal met geweld
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. Hij heeft aangever in zijn woning bestolen van zijn telefoon, portemonnee, een geldbedrag, schoenen, een shirt, parfum, autosleutels en een auto. Verdachte heeft daarbij geweld gebruikt om de diefstal gemakkelijker te maken. De rol van medeverdachte [medeverdachte 1] bij het toepassen van het geweld levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen voor een wezenlijke bijdrage en daarom voor het medeplegen.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden eveneens wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de derde persoon is geweest die, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij aangever in de woning op bezoek waren, ongezien een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud uit de woning van aangever heeft weggenomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen spreken van het medeplegen van deze heimelijke diefstal van een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud.
Medeplegen van de diefstal van een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] elkaar kenden en dat zij al eerder op uitnodiging van getuige [getuige 1] in de woning van aangever zijn geweest. Er is dus gelegenheid geweest om te zien dat er een kluis in de woning aanwezig was. In de avond van 3 juni 2025 om circa 19:18 uur bezochten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever in zijn woning. Om 19:22 uur, slechts vier minuten later, kwam medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning en het valt dan op dat de voordeur kennelijk openstond. Medeverdachte [medeverdachte 2] liep daarna meerdere keren de woning in en uit, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] nog in de woning waren. Medeverdachte [medeverdachte 2] nam om 19:27 uur een kluis met inhoud en om 20:12 uur een rugzak met inhoud mee uit de woning
.
Om 20:38 uur belden medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar. Om 20:51 uur verliet medeverdachte [medeverdachte 1] de woning. Uiteindelijk kwam ook verdachte om 20:54 uur uit de woning, waarna verdachte wegreed in de grijze Fiat Punto van aangever. De rode Citroën C1, die gelinkt kan worden aan medeverdachte [medeverdachte 2] , reed tegelijkertijd ook weg. Kennelijk heeft medeverdachte [medeverdachte 2] gewacht tot verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] uit de woning kwamen. Dit alles duidt op een gezamenlijk vooropgezet plan om de deur open te laten en medeverdachte [medeverdachte 2] een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud ongezien weg te laten
nemen, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever bezig hielden.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de diefstal van een kluis met inhoud en een rugzak met inhoud eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 3 juni 2025 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander,
  • een telefoon en
  • een portemonnee en
  • een geldbedrag van ongeveer 500 euro en
  • schoenen en
  • een shirt en
  • parfum en
  • autosleutels en
  • een auto (Fiat Punto)
die aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • bovenop die [slachtoffer] te zitten en
  • die [slachtoffer] bij zijn polsen en bij zijn armen vast te pakken en
  • die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht te slaan, en
  • die [slachtoffer] meerdere malen, met vlakke hand te slaan in het gezicht.
en tezamen en in vereniging met anderen,
  • een kluis met inhoud (te weten: een geldbedrag en goud en zilvermunten) en
  • een rugzak met inhoud (te weten: oefenpantserplaten), die eveneens aan [slachtoffer] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
medeplegen van diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, waaronder een klinische behandeling voor de maximale duur van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is gelet op de specifieke omstandigheden van onderhavig geval.
De raadsman is van mening dat sprake is van een delict gepleegd in een drugsmilieu. Verdachte weet zich ook niet goed te herinneren wat er precies in de avond van 3 juni 2025 is gebeurd, omdat hij onder invloed was van drugs. Deze omstandigheid moet aldus de raadsman tot uitdrukking komen in de op te leggen straf. Daarnaast dient strafverlichtend te werken dat het gepleegde geweld beperkt is gebleven. De raadsman heeft daarom gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 26 augustus 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 oktober 2025, het uittreksel ECRIS uit Frankrijk van 6 november 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gezamenlijk vooropgezet plan om het slachtoffer [slachtoffer] te bestelen. Tijdens een bezoek van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aan het slachtoffer hielden zij de voordeur open, zodat medeverdachte [medeverdachte 2] ongezien een kluis met daarin een flinke waarde en een rugzak met inhoud uit de woning kon stelen. Het geweld dat daarna in de woning werd gebruikt, was geen onderdeel van het plan. Verdachte had drugs gebruikt en werd naar het lijkt uit het niets agressief. De situatie liep uit de hand. Verdachte viel het slachtoffer aan en mishandelde hem. Verdachte ging er vervolgens vandoor met o.a. geld, een telefoon en de auto van het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte er niet alleen voor gezorgd dat het slachtoffer financiële schade heeft opgelopen, maar hierdoor heeft hij ook op brutale wijze misbruik gemaakt van de gastvrijheid van het slachtoffer en zijn gegeven vertrouwen. Dat het feit zou zijn gepleegd in een drugsmilieu, zoals de verdediging heeft betoogd, doet, als dat al waar zou zijn, niets af aan de strafwaardigheid van het gedrag van verdachte en zijn medeverdachten. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting op de vordering schadevergoeding blijkt dat het incident een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte een fors strafblad heeft. Hij is in Frankrijk veelvuldig veroordeeld, waaronder voor diefstallen, heling, smaad, bedreiging, vals geld en ontsnappen uit de gevangenis. Ook in Nederland is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten, waaronder wegens diefstallen, mishandeling en Opiumwet feiten. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van voornoemd advies van de reclassering. Uit dit advies volgt onder meer dat verdachte de afgelopen jaren geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat hij zich bevond in een crimineel en problematisch milieu. Verdachte kampt al langere tijd met verslavingsproblematiek en heeft geen dagbesteding van structurele aard, hetgeen van invloed is op zijn financiële situatie. Daarnaast zorgt het milieu (dat hij zelf als problematisch omschrijft) waarin hij zich begeeft en het middelengebruik voor conflicten met anderen. In hoeverre zijn psychosociaal functioneren hierbij een rol speelt, is vanwege het ontbreken van diagnostiek, moeilijk vast te stellen. Op dit moment kan enkel zijn bereidwillige houding ten opzichte van hulpverlening en reclassering als beschermende factor worden aangemerkt. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Zijn middelenproblematiek vormt een prominent onderdeel van het leven van verdachte, in combinatie met een negatief sociaal netwerk, alsmede een gebrek aan stabiliteit op het gebied van huisvesting, dagbesteding en financiën. De taalbarrière zal vermoedelijk een belemmering vormen voor het toekomstig reclasserings- en hulpverleningstraject, maar dit vormt geen uitsluitingsgrond voor bijvoorbeeld een klinische opname. De reclassering heeft verdiepingsdiagnostiek aangevraagd, die benodigd is voor een klinische aanmelding.
De reclassering zal monitoren wanneer verdiepingsdiagnostiek wordt afgenomen en daaropvolgend een aanvraag doen bij het IFZ voor een indicatiestelling. Indien er een lange wachtlijst is voor een klinische opname, kan er in de tussentijd alvast worden ingezet op ambulante behandeling en mogelijk huisvesting.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en uit oogpunt van normhandhaving niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op voornoemd advies van de reclassering ziet de rechtbank ook reden om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte heeft begeleiding nodig, waarbij een spreekwoordelijke stok achter de deur van belang is. Daarom zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een ter terechtzitting toegelichte (mondelinge) vordering tot schadevergoeding.
Gevorderd wordt een bedrag van totaal 4.161,- (te weten de kosten van de aangeschafte cameras van 558,-, de weggenomen geldbedragen van 500,- en 433,- alsmede het op geld waardeerbare weggenomen goud en zilver, zijnde op het moment van de diefstal een bedrag van respectievelijk 1.895,- en 775,-), ter vergoeding van materiële schade en
1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij de door hem gestelde materiële en immateriële schade voldoende heeft onderbouwd.
Het weggenomen geldbedrag van 433,- is in beslag genomen en kan aan het slachtoffer als rechthebbende worden teruggegeven, zodat dit deel van de vordering kan worden afgewezen.
Het overige deel van de vordering kan hoofdelijk worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak voor het medeplegen van de diefstal van de kluis op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade van 2.670,- (zijnde het op geld waardeerbare weggenomen goud en zilver) dient te worden afgewezen. Het gevorderde weggenomen geldbedrag van 433,- dient eveneens te worden afgewezen, omdat deze onder verdachte in beslag is genomen en kan worden teruggegeven aan het slachtoffer. De gevorderde kosten van de aangeschafte cameras van totaal 558,- en het weggenomen geldbedrag van 500,- zijn voor toewijzing vatbaar, nu deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde.
De gevorderde immateriële schade van 1.000,- dient te worden afgewezen, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden bestaande uit de kosten voor het aanschaffen van cameras van totaal 558,- en de weggenomen inhoud van de kluis zijnde een geldbedrag van 500,- en het op geld waardeerbare weggenomen goud en zilver, te weten op het moment van de diefstal een bedrag van respectievelijk 1.895,- en 775,-. Deze schade van totaal 3.728,- is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en voor toewijzing vatbaar.
De vordering voor zover die ziet op de gevorderde materiële schade van 433,- zal worden afgewezen, omdat dit weggenomen bedrag aan de benadeelde partij kan worden teruggegeven als rechthebbende.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade van 1.000,- voldoende is onderbouwd en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde diefstal met geweld. Aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is voldaan. De benadeelde partij is op brute wijze door iemand die hij vertrouwde in zijn woning overvallen en is na dit incident met therapie begonnen. Door de gedragingen van verdachte is de benadeelde partij in zijn persoon aangetast. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen en acht het gevorderde bedrag van
1.000,- billijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal gelet op het vorenoverwogene de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van totaal 4.728,- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2025. De vordering zal voor het overige deel niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het medeplegen van de diefstal van een kluis met inhoud samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de hieruit voortvloeiende schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding die voortvloeit uit dit feit, te weten de kosten voor het aanschaffen van cameras van totaal 558,- en de weggenomen inhoud van de kluis zijnde een geldbedrag van 500,- en het op geld waardeerbare weggenomen goud en zilver, te weten op het moment van de diefstal een bedrag van respectievelijk 1.895,- en 775,- van totaal
3.728,-, niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald en andersom.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte de bewezen verklaarde diefstal met geweld van de andere spullen in de woning samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uit dit feit voortvloeiende schade, zijnde de immateriële schade van 1.000,-. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte deze schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Uit de zich in het dossier bevindende lijst van inbeslaggenomen goederen van 20 oktober 2025 blijkt dat onder verdachte een geldbedrag van 433,90 in beslag is genomen. Dit geldbedrag dient aan de rechthebbende, te weten aangever [slachtoffer] , te worden teruggegeven.
Dit bedrag komt immers overeen met de aangifte en wordt kort na de diefstal bij verdachte in zijn zak aangetroffen.
Daarnaast is onder verdachte een telefoon (Motorola, zwart) in beslag genomen. Deze telefoon dient aan verdachte te worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zich meldt bij het Leger des Heils Reclassering op het adres [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat opnemen in een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
4. dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
6. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 4.728,- (zegge: vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 4.728,- (zegge: vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 3.728,- aan materiële schade en 1.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of medeverdachten [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] voldoet aan de betalingsverplichting die voortvloeit uit het bewezenverklaarde medeplegen van de diefstal van een kluis met inhoud, zijnde een bedrag van totaal 3.728,-, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan allen.
Bepaalt dat als verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] voldoet aan de betalingsverplichting die voortvloeit uit de bewezenverklaarde diefstal met geweld van de andere spullen uit de woning, zijnde een bedrag van totaal 1.000,-, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van 433,90.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon (Motorola, zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van der Werff, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. A.S. Venema- Dietvorst, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2025.
Mr. H. van der Werff en mr. J. van Bruggen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer in de voetnoten wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt bedoeld een ambtsedig proces-
verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar in de voetnoten wordt verwezen naar dossierpagina's middels de afkorting p. betreffen dit pagina's van het procesdossier met proces-verbaalnummer: 2025145587 (onderzoek: BOSZEGGE / NN3R025062) d.d. 20 augustus 2025 van Politie Noord Nederland, Districtsrecherche Drenthe.
2 Pv van bevindingen d.d. 5 juni 2025, p. 93 e.v.
3 Pv van bevindingen d.d. 5 juni 2025, p. 93 e.v.
4 Pv van aangifte d.d. 3 juni 2025, p. 65 e.v.
5 Pv van bevindingen d.d. 5 juni 2025, p. 93 e.v.
6 Pv van bevindingen d.d. 1 september 2025, aanvullend pv
7 Pv van aangifte, foto bijlagen p. 70 e.v.
8 Pv van aanhouding verdachte d.d. 3 juni 2025, p. 149 e.v.
9 Pv van bevindingen d.d. 3 juni 2025, p. 83 e.v.
10 Pv van bevindingen d.d. 5 juni 2025, p. 114 e.v.
11 Pv van bevindingen d.d. 16 juni 2025, p. 120
12 Pv van bevindingen d.d. 3 juni 2025, p. 83 e.v.
13 Pv van bevindingen d.d. 5 juni 2025, p. 93 e.v.
14 Pv van bevindingen d.d. 4 juni 2025, p. 106 e.v. en pv van bevindingen d.d. 4 juni 2025, p. 118 e.v.
15 Pv van verhoor verdachte d.d. 18 augustus 2025, p. 239 e.v.
16 Pv van verhoor getuige d.d. 6 augustus 2025, p. 138 e.v.
17 Pv van bevindingen d.d. 14 oktober 2025, met bijlagen, aanvullend pv
18 Pv van bevindingen d.d. 4 juni 2025, p. 131 e.v.
19 Pv van verhoor getuige d.d. 6 augustus 2025, p. 138 e.v.
20 Pv van bevindingen d.d. 13 augustus 2025, p. 124 e.v.
21 Pv van bevindingen d.d. 7 augustus 2025, p. 126 e.v.
22 Pv van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2025, p. 165 e.v.
23 Pv van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2025, p. 190 e.v.