Op 4 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De zaak draaide om een incident dat plaatsvond op 11 juni 2025, waarbij de verdachte een ander met een stok op het hoofd zou hebben geslagen. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer(exces) van de verdachte niet aannemelijk was, omdat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich in een situatie van noodweer bevond. De rechtbank concludeerde dat het ondervragingsrecht van de verdediging was geschonden, omdat getuigen niet konden worden gehoord, wat leidde tot een oneerlijk proces. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen.