In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand. Het college had op 26 maart 2025 besloten om eisers recht op bijstandsuitkering per 1 februari 2025 in te trekken, omdat eiser zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Eiser had niet gereageerd op verzoeken om bankafschriften en andere informatie. Na een hoorzitting en verdere correspondentie heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het college bij de beoordeling van de zaak niet alle relevante informatie heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de uitkering en de afwijzing van de aanvraag niet op de juiste gronden zijn gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat het college de rekeningafschriften van een kinderrekening van eisers dochter niet heeft meegenomen in de beoordeling, wat leidt tot een motiveringsgebrek en strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiser gegrond is en herroept de besluiten van het college. Eiser heeft recht op bijstand vanaf 1 februari 2025 en het college moet de bijstand na betalen. De rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en bepaalt dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden.