ECLI:NL:RBNNE:2025:4999

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
18-135382-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde opzetverkrachting met vrijspraak in andere zaak

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde opzetverkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 mei 2025 in Groningen, waar de verdachte seks had met het slachtoffer in een steeg, terwijl het slachtoffer herhaaldelijk had aangegeven dat zij dit niet wilde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de verbale signalen van onwil van het slachtoffer heeft genegeerd en dat hij haar heeft geduwd en haar kleding heeft uitgetrokken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig zijn aangetast. In een andere zaak, met parketnummer 18-061527-25, is de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie voor de gekwalificeerde opzetverkrachting toegewezen, maar de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade is niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling door een zorgverlener.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-135382-25
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-061527-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-135382-25:
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Groningen, althans in Nederland met een persoon, te weten [slachtoffer 1] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten meermalen althans eenmaal
  • zijn penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te brengen en/of duwen en/of bewegen
  • de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en naar zijn (ontblote) penis te duwen en/of brengen en (vervolgens) zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en/of duwen terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door meermalen althans eenmaal
  • de broekrok en/of string van die [slachtoffer 1] naar beneden te trekken
  • die [slachtoffer 1] te duwen waardoor zij op de grond viel
  • die [slachtoffer 1] te slaan (op haar billen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Groningen, althans in Nederland met een persoon, te weten [slachtoffer 1] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten meermalen althans eenmaal
  • zijn penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te brengen en/of duwen en/of bewegen
  • de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en naar zijn (ontblote) penis te duwen en/of brengen en (vervolgens) zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en/of duwen terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak.
Parketnummer 18-061527-25:
hij op of omstreeks 31 oktober 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten geen contact meer te hebben met een persoon genaamd [naam] en/of de code van zijn telefoon af te geven en/of te tonen wat op zijn bankrekening stond door
  • die [slachtoffer 2] bij de arm te pakken en te zeggen mee te lopen
  • de telefoon, met daarin de ID en een pinpas, de sleutels en/of een biljet van 20 euro uit de jaszak van die [slachtoffer 2] te pakken
  • een foto te maken van voornoemde ID en pinpas
  • de locatiegegevens van de telefoon van die [slachtoffer 2] uit te zetten
  • een filmpje te maken waarin die [slachtoffer 2] moest zeggen dat hij een persoon genaamd [naam] nooit meer zou spreken en nooit meer zou zien
  • een persoon genaamd [naam] op alle social media te blokken.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-135382-25:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Parketnummer 18-061527-25:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , de verklaring van getuige [getuige 1] , een filmpje waarop aangever onder dwang moest zeggen dat hij geen contact meer met zijn vriendin zou hebben en een filmpje van de ID-kaart van aangever.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Verdachte heeft een rol gespeeld bij de dwang die uiteindelijk grotendeels door de medeverdachte is uitgeoefend op aangever, aangezien verdachte bewust de samenwerking is aangegaan met de medeverdachte. Verdachte heeft aangever en medeverdachte uit een hectische situatie gehaald en meegenomen naar een rustigere plek. Daarnaast blijkt, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte, dat hij op minder dan twee meter afstand stond, hetgeen blijkt uit een filmpje waarop de benen van verdachte ook zichtbaar zijn. Met andere woorden, het kan niet anders dan dat verdachte weet moet hebben gehad van hetgeen er zich afspeelde tussen de medeverdachte en aangever.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-135382-25:
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van verkrachting als bedoeld in artikel 243 lid 2 Sr. Dat aangeefster vrijwillig is meegegaan met verdachte naar de steeg en dat de seks met wederzijdse instemming plaatsvond volgt uit de verklaringen van verdachte, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] . Verdachte is gestopt en heeft op geen enkel moment gehoord dat aangeefster geen seks meer wilde.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de situatie meer past bij hetgeen strafbaar gesteld in artikel 242 Sr.
Parketnummer 18-061527-25:
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-135382-25:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2025, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2025114241 d.d. 27 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: vraag verbalisanten
A: antwoord aangeefster
A: Ik ben met hem meegelopen en we kwamen uit bij die steeg. Ik had een plastic tas mee met spullen. Dat viel elke keer. En elke keer als ik dat wilde oppakken dan ging hij verder. Dan trok hij mijn broek naar beneden en ging hij in mij. Dan riep ik weer dat hij moest stoppen maar hij ging elke keer weer verder. Ik weet toen dat ik geduwd ben en op de grond ben gevallen. En dat hij toen ook weer verder ging daarmee.
V: Je noemt dat het in die steeg dat twee keer volledig misgaat. Wat gaat er dan mis?
A: Dat ik mijn spullen liet vallen en hij mijn string en broekje naar beneden trok. En hij toen in mij ging en ik al begon te roepen van 'stoppen'.
V: Hij ging in jou vertelde jij?
A: Ja met zijn penis in mijn vagina.
V: Je vertelt dat hij jouw broek en string naar beneden deed. Hoe deed hij dit? A: Gewoon trekken naar beneden.
V: Hoe stond hij ten opzichte van jou?
A: Hij stond achter mij en hij duwde hij mij naar voren. V: Hij stond achter jou en wat gebeurde er als eerste? A: Hij trok mijn broekrok en string naar beneden.
V: Hij heeft jouw broekrok en string tot je enkels naar beneden gedaan. Jij was druk met je spullen. En toen?
A: Toen duwde hij mij naar voren en ging hij in mij. V: Hoe heeft hij kunnen merken dat jij dit niet wilde?
A: Dat ik aan het huilen was en letterlijk schreeuwde dat hij moest stoppen.
V: Hij zat in jou. Jij huilde en schreeuwde dat hij moest stoppen. Hoe stopte het?
A: Omdat er volgens mij iemand aankwam. Hij hoorde volgens mij iemand aankomen en
deed hij zijn broek omhoog. Maar er kwam niemand en toen ging hij verder. Hij duwde mij toen keihard naar voren en toen viel ik op de grond. Toen ging hij op dezelfde manier verder maar dan op de grond. Ik ben toen nog harder gaan schreeuwen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 2 mei 2025, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik herinner mij ook dat hij stond en ik bukte om mijn spullen te pakken. En toen drukte hij zijn piemel in mijn mond. Hij pakte mijn hoofd vast en drukte zijn piemel in mijn mond. Hij is eerst in mijn vagina geweest en toen drukte hij zijn piemel in mijn mond en daarna deed hij zijn piemel weer in mijn vagina.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 mei 2025, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Ik lag vanmorgen in mijn bed te slapen. Ik werd wakker van geschreeuw. Ik hoorde een vrouwenstem schreeuwen: "Stop au hou op!" Ik hoorde daar een reactie van een mannenstem op met: "Hoezo? En wat dan." Ik kreeg hierdoor sterk de indruk dat hij niet akkoord was dat zij geen seks met hem wilde. Ik hoorde de vrouw opnieuw schreeuwen “Au ik wil niet meer”. Ik hoorde mijn buurman vragen of hij hulp nodig had. Ik hoorde dat deze man tegen mijn buurman zei: "je moetje er niet mee bemoeien." Hij bleef doorgaan terwijl de vrouw meerdere keren zei niet doen. Ik hoorde dat de vrouw zei: "Ik wil naar huis."
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 mei 2025, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Ik lag vanmorgen in mijn bed te slapen. Ik werd wakker van gekreun en geschreeuw. Ik hoorde een vrouwenstem schreeuwen: "Nee, niet doen schat, au au!". Of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat het geroep uit de steeg was. Ik stond op dat moment
bij een raam. Terwijl ik daar stond hoorde ik de vrouw zeggen: "Nee hou op, ik wil niet meer. Ik wil naar huis”.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 mei 2025, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Nadat mijn buurjongen begon te roepen naar het seksende stel, hoorde ik dat het geluid van de vrouw wanhopiger begon te klinken. Mijn buurjongen en ik besefte toen dat het niet helemaal goed ging. Na het geroep van de buurjongen, werd het geroep van de vrouw steeds wanhopiger. Het klonk alsof zij het echt niet wilde. Volgens mij moest ze ook huilen. Ik hoorde een paar keer: “Stop stop” en “Ik wil dit niet, laten we gaan”. Dat soort kreten. Het klonk echt wel heftig. Met wanhoop en paniek in haar stem. Uiteindelijk hoorde ik ook dat zij moest huilen, dat was op een normale toon.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2025, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op het fragment [bestandsnaam 1] zijn geen beelden van beide personen te zien, wel is er geluid te horen. Het tijdstip dat staat aangegeven is 06.43.44 - 06.45.01 op 2 mei 2025.
06.43.49: Vrouwenstem: “Kan niet, Nee, kan niet. Nee Oehoe. Stop. Stop 06.43.57: Auuuuww.(huilende toon), au, au.au.
06.44.20: Nee, nee, nee. Au !.( Hard geluid, alsof er iets valt.) 06.44.48: Stop, stop
06.44.55: Stop alsjeblieft!
Op het fragment [bestandsnaam 2] , 2 mei 2025 om 06.45.14 is te zien dat de deur waar de camera is bevestigd open staat, een man, getuige [getuige 3] , staat in de deuropening en kijkt in de richting van twee mensen.
Een vrouwenstem zegt: “Stop.” Getuige zegt: Alles goed hier?” Verdachte zegt: Ja.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde wordt weersproken door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de getuigenverklaringen van omwonenden, de geluidsopnames van een ringdeurbelcamera, de door aangeefster beschreven omstandigheden en het feit dat zij meermaals heeft gezegd dat zij het niet (meer) wilde, blijkt dat bij haar de wil tot seksueel contact met verdachte ontbrak en dat dit voor verdachte duidelijk moet zijn geweest.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.
Parketnummer 18-061527-25:
Vrijspraak
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij al enige tijd contact zou hebben met een meisje, de
ex-vriendin van de medeverdachte, en dat de medeverdachte hier met hem over in gesprek wilde gaan. In de aanloop naar en tijdens dit gesprek zou de verdachte aangever vast hebben gepakt en gehouden, waardoor de medeverdachte dwang op aangever kon uitoefenen. Aangever heeft verklaard dat hij uit angst heeft meegewerkt en zijn spullen heeft afgegeven. De verdachte ontkent en verklaart dat hij zich afzijdig hield en dat hij zich niet heeft bemoeid met het gesprek tussen medeverdachte en aangever, aangezien medeverdachte de initiator van het gesprek was nu het ging om de (ex)-vriendin van hem en aangever.
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan vastgesteld worden dat verdachte aangever en medeverdachte bij de arm heeft gepakt en heeft meegenomen naar een rustigere plek, zodat zij daar een gesprek konden voeren. Verdachte heeft verklaard dat hij wist waarover zij zouden gaan praten, dat het gesprek vervolgens ook rustig verliep en dat hij zelf op enkele meters afstand stond. Vast staat dat er een video van de aangever, is aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte, waarop aangever zegt dat hij geen contact meer zal hebben met zijn vriendin. Ook staat vast dat verdachte te zien is op dit filmpje en dat hij op dat moment ook dichtbij moet hebben gestaan. De rechtbank is echter van oordeel dat voornoemde bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht is om te kunnen concluderen dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachte.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit in de zaak met parketnummer 18-135382-25 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-135382-25:
Primair
hij op 2 mei 2025 te Groningen met [slachtoffer 1] seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten meermalen
  • zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en naar zijn penis te brengen en vervolgens zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door en vergezeld van dwang en geweld, door
  • de broekrok en string van die [slachtoffer 1] naar beneden te trekken
  • die [slachtoffer 1] te duwen waardoor zij op de grond viel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-135382-25:
Primair. Opzetverkrachting, voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de bijzondere voorwaarden opgelegd worden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft in de strafeis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak aangehouden moet worden en dat er een deskundige moet worden aangesteld, zodat er nader onderzoek kan worden gedaan naar de persoonlijkheid van verdachte. Uit de reclasseringsrapportages blijkt dat er aanwijzingen zijn van problematiek bij verdachte en gelet op de houding van verdachte bij de verhoren en de moeizame communicatie met hem is het van belang om meer inzicht in zijn persoon te krijgen. Het lijkt er vanaf het begin op dat geen sprake is van onwil van verdachte, maar van een niet-begrijpen.
De raadsman heeft subsidiair gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, gelet op de jeugdige leeftijd en de persoonlijkheid van verdachte. In het verlengde hiervan dient een voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een werkstraf aan verdachte opgelegd te worden, of een straf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages van 4 mei 2025, 13 mei 2025 en 29 oktober 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 2 mei 2025 schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting, door seks te hebben met het slachtoffer terwijl zij meerdere malen op niet mis te verstane wijze had aangegeven dit zij dit niet wilde. Verdachte heeft de broekrok en string van het slachtoffer uitgetrokken en heeft haar op de grond geduwd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij meerdere keren is voorbijgegaan aan de (verbale) tekenen van onwil bij het slachtoffer. Op het moment dat omwonende studenten in de gaten kregen dat het seksuele contact tussen verdachte en slachtoffer niet met wederzijdse instemming plaatsvond, besloot verdachte te vertrekken en het slachtoffer achter te laten in de steeg.
Een verkrachting betekent per definitie een ernstige en grove aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het betreft in zijn algemeenheid een uitermate schokkende, ingrijpende, beangstigende en vernederende gebeurtenis voor het slachtoffer met niet zelden langdurige psychische en emotionele naweeën alsook nadelige gevolgen op seksueel gebied. Ook in onderhavige zaak is dat het geval blijkens de ter zitting voorgedragen schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, zonder zich te bekommeren over de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 november 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd over de persoonlijkheid van verdachte en zal het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak afwijzen. De rechtbank heeft acht geslagen op de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportages en op de houding van verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak. Anders dan het standpunt van de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar
.De rechtbank is van oordeel dat het dossier en de over verdachte opgemaakte rapportages onvoldoende aanwijzingen bevatten dat verdachte ten tijde van het strafbare feit handelde onder invloed van een stoornis. Ook verdachtes gedrag tijdens de behandeling van de zaak op zitting, de wijze van reageren door verdachte en de coherente en besliste wijze van beantwoording door verdachte van de vele vragen die hem over het feit zijn gesteld, geven de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat er aanwijzingen zijn voor een mogelijke stoornis.
Commune strafrecht
De verdachte was 18 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De reclassering heeft na overleg met de Raad voor de Kinderbescherming in hun laatste advies niet geadviseerd tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verdachte is weliswaar van jonge leeftijd en er is sprake van impulsiviteit, maar aan de andere kant ziet de reclassering dat verdachte bewuste keuzes maakt en in minimale mate beïnvloedbaar lijkt te zijn. Hij lijkt niet gevoelig voor aansturing en wil eigenlijk ook helemaal geen begeleiding door de jeugdreclassering.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de onderbouwing van de verdediging niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een pedagogisch doel dat dient te leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht niet toepassen.
Wel houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening met de laagbegaafdheid en de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, mogelijk te maken. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaren passend en geboden is.
Ten slotte zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18-135382-25:
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.000,00 ter vergoeding van materiële schade en 9.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Parketnummer 18-061527-25:
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-135382-25:
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 1] volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Er is sprake van rechtstreekse schade en de vordering is voldoende onderbouwd.
Parketnummer 18-061527-25:
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard moet worden wegens gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-135382-25:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien het toekomstige gevorderde kosten betreffen en er op dit moment geen onderbouwing van deze kosten ligt. De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade verzocht om dit bedrag aanzienlijk te matigen.
Parketnummer 18-061527-25:
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens gebrek aan onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-135382-25:
Materiële schade
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de materiële gestelde kosten (toekomstige kosten) niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 2 mei 2025. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.
Parketnummer 18-061527-25:
Omdat de rechtbank het ten laste gelegde feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht en verdachte daarvoor vrijspreekt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18-061527-25 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-135382-25 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en dat hij zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover niet in andere voorwaarden reeds opgenomen. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar de veroordeelde zich voor zal inzetten om deze te behalen.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door AFPB of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde, als onaangekondigde controles betreffen.
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde, als onaangekondigde controles betreffen.
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van een opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , parketnummer 18-135382-25, primair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 9.000,00 (zegge: negenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 9.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 80 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , parketnummer 18-061527-25:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] zijn eigen proceskosten draagt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2025.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.