In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 5 februari 2025, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten. Verzoekster had op 16 januari 2025 haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, omdat het Uwv op 15 januari 2025 had beslist op haar bezwaarschrift en dit bezwaar gegrond had verklaard. De voorzieningenrechter heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar het Uwv gaf aan geen aanleiding te zien voor een vergoeding, omdat de beslissing op bezwaar niet was ingegeven door het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het Uwv met zijn besluit van 15 januari 2025 aan verzoekster tegemoet is gekomen. Dit is van belang, omdat als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter legt uit dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt, voldoende is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
In deze zaak zijn er geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelt de kosten vast op € 907,-, te betalen aan de rechtsbijstandverlener van verzoekster. Daarnaast wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.