ECLI:NL:RBNNE:2025:5079

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
18/154874-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstallen, openlijke geweldpleging en zware mishandeling met jeugddetentie

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder winkeldiefstallen, openlijke geweldpleging en zware mishandeling. De verdachte, geboren in 2007 en thans gedetineerd, is veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2025, onder andere op 15 januari en 14 februari, meerdere parfums heeft gestolen bij Douglas. Daarnaast heeft hij op 12 maart openlijk geweld gepleegd tegen een persoon en op 19 mei heeft hij samen met anderen een andere persoon zwaar mishandeld door deze te steken met een mes. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte ook heeft bekend. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen. De vordering van de officier van justitie tot toepassing van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf is toegewezen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/154874-25
ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/079647-25 en 18/119759-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , adres: [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. Lek, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/119759-25
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2025 te Assen, meerdere parfums, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Douglas ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2025 te Assen, meerdere parfums, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Douglas ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/079647-25
hij, op of omstreeks 12 maart 2025, te Assen, openlijk, te weten, op/aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door:
  • een steen, vaas, zadel en/of stoel, althans één of meer goederen in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien,
  • met een stoel, althans een goed, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan,
  • die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan, en/of
  • die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens lichaam te schoppen;
parketnummer 18/154874-25
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden onder zijn (rechter)oog en/of in zijn (linker boven)been en/of een breuk (van de bovenkant) van zijn neus en/of een breuk onder zijn (rechter)oog, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2]
  • meerdere malen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken onder het (rechter)oog, althans in het gezicht en/of in het (linker boven)been, althans het lichaam en/of
  • meerdere malen althans eenmaal in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of
  • meerdere malen althans eenmaal met een riem, althans een voorwerp op de rug, althans op het lichaam te slaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken onder het (rechter) oog, althans in het gezicht en/of in het (linker boven)been, althans het lichaam van die
[slachtoffer 2] en/of
  • meerdere malen althans eenmaal in het gezicht, althans op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • meerdere malen althans eenmaal met een riem, althans een voorwerp op de rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te Assen openlijk, te weten op/aan het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meerdere malen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken onder het (rechter)oog, althans in gezicht en/of in het (linker boven)been, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of meerdere malen althans eenmaal in het gezicht, althans op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of meerdere malen althans eenmaal met een riem, althans een voorwerp op de rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden onder het (rechter)oog en/of in het (linker bovenbeen en/of een breuk (van de bovenkant) van de neus en/of een breuk onder het (rechter)oog voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad
.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2 van parketnummer 18/119759-25, het ten laste gelegde onder parketnummer 18/079647-25 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/154874-25.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 en 2 van parketnummer 18/119759-25 bewezen kunnen worden. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/079647-25 aangevoerd dat niet is vast te stellen dat aangever geraakt is met een stoel, zodat verdachte voor zover de tenlastelegging daarop ziet partieel moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/154874-25 heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu er onvoldoende duidelijkheid is over de aard van het letsel bij aangever, het herstel van de letsels en eventuele medische ingrepen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte aangever heeft gestoken in zijn been, maar het opzet van verdachte op de andere letsels die aangever heeft opgelopen niet is vast te stellen. Er is in ieder geval sprake van openlijke geweldpleging.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/119759-25
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2025, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025057361 d.d. 18 april 2025, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2025 opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
parketnummer 18/079647-25
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 maart 2025, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025064437 d.d. 24 maart 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever met een stoel heeft geslagen, hetgeen aangever ook verklaart in zijn aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorgaande, anders dan door de raadsvrouw aangevoerd, dat verdachte aangever dus heeft geraakt met deze stoel en acht de rechtbank ook die tenlastegelegde gedraging bewezen.
parketnummer 18/154874-25
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 27 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 19 mei 2025 bij een incident in het centrum van Assen aangever [slachtoffer 2] in zijn been heb gestoken met een mes.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2025, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2025131057/2025131066/2025131126 d.d. 16 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 19 mei 2025 was ik in het centrum van Assen. Op een gegeven moment liep het uit de hand en werden mijn vriend [vriend slachtoffer 2] en ik aangevallen. Ze hebben mij in een hoekje gedrukt en geslagen. Ik kreeg klappen op mijn hoofd en rug. Hierdoor heb ik veel pijn aan mijn hoofd en neus. Ook ben ik gestoken in mijn linkerbeen. Als gevolg van het steken met een mes op mij en het slaan ben ik gewond geraakt aan mijn linkerbeen, aan mijn gezicht en op mijn rug. Ik heb een steekwond aan mijn linker bovenbeen en mijn gezicht is gezwollen en opgezet. Op mijn rug heb ik striemen. Ik moet nog een nachtje in het ziekenhuis blijven vanwege verwondingen aan mijn hoofd en ik kan mijn linkerbeen moeilijk bewegen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2025, opgenomen op pagina 152 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op donderdag 22 mei 2025 heb ik beelden uitgekeken in zaak PL01002025131057. Ik heb de beelden uitgekeken van een telefoon camera ter hoogte van het [adres] te Assen.
Ik zag een groep personen op de hoek van een pand met elkaar vechten en de persoon achteraan een steek/slaan beweging maken.
Ik zag persoon 1 enkele meters naar achter lopen en de groep meer naar de hoek gaan. Ik zag persoon 2 samen met een andere persoon naar de grond gaan.
Ik zag persoon 2 door een persoon naar achteren op de grond worden gegooid. Ik zag persoon 3 een spring schop geven aan persoon 2.
Ik zag persoon 2 tegen de muur worden gedrukt.
4. ​
​Een geneeskundige verklaring, op 3 juni 2025 opgemaakt en ondertekend door [neuroloog] , neuroloog, opgenomen op pagina 99 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar geneeskundige verklaring:

Medische informatie betreffende:

Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Uitwendig waargenomen letsel:
  • zwelling gelaat
  • 2 x steekwond bovenbeen (behandeld door chirurg) Overige van belang zijnde informatie:
  • aangezichtsfracturen (behandeld door MKA-chirurg)
5. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten bijlage 1 bij het formulier “verzoek tot schadevergoeding” ingediend op 19 november 2025 namens [slachtoffer 2] , opgenomen op p. 8 e.v. voor zover inhoudend:
Betreft: dhr. [slachtoffer 2]
Bovengenoemde patiënt zagen wij op 13-06-2025 op de Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie (MKA).

Aanvullend onderzoek

CT-aangezicht: Fors aangezichtsletsel rechts met fracturen van orbita bodem lamina papyracea, laterale wand sinus maxillaris, processus frontalis os maxillaris links, en os nasale.

Conclusie:

Op MKA-gebied multipele aangezichtsfracturen (met name rondom orbita rechts) in anatomische stand. Volledig herstel mag worden verwacht al is onzeker of het gevoel in de rechterwang volledig terugkomt.
6. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten bijlage 1 bij het formulier “verzoek tot schadevergoeding” ingediend op 19 november 2025 namens [slachtoffer 2] , opgenomen op pagina 13 e.v. voor zover inhoudend:
Patiënt: [neuroloog] Specialist: Neurologie
Twee steekwonden tot in ieder geval in spier. Een diepe lateraal ongeveer 5 cm boven de knie en een in biceps femoris.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat aangever op 19 mei 2025 in het centrum van Assen door meerdere personen is aangevallen, waarbij hij geschopt en geslagen is. Tijdens deze aanval op aangever heeft verdachte hem tweemaal met een mes in zijn been gestoken. Aangever heeft als gevolg hiervan twee steekwonden in zijn been en meerdere breuken in zijn gezicht opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat aangever met een mes onder zijn oog of in zijn gezicht is gestoken. Er is weliswaar letsel geconstateerd onder het oog, maar dat wordt “snij/steekletsel” genoemd. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om vast te stellen dat verdachte ook in het gezicht heeft gestoken. Het letsel zou ook verklaard kunnen worden door botsend geweld. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor zover de tenlastelegging ziet op het steken onder het oog of in het gezicht.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 19 mei 2025 ontstaat er op enig moment een vechtpartij in het centrum van Assen, waarbij aangever wordt geslagen, getrapt en gestoken. Uit camerabeelden van het incident volgt dat aangever wordt geslagen en getrapt door meerdere personen terwijl verdachte toekijkt, waarna verdachte zich bij de groep voegt en aangever tweemaal in zijn been steekt. Vervolgens loopt verdachte weg, terwijl aangever dan nog altijd wordt geslagen en getrapt door anderen. Uit bestendige rechtspraak volgt dat de bijdrage van de medepleger in de regel wordt geleverd tijdens het begaan van het feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage kan ook worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.1 Nu verdachte actief en in belangrijke mate heeft deelgenomen aan het geweld, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Opzet
De rechtbank is gelet op voorgaande tevens van oordeel dat bij verdachte en zijn mededaders sprake was van opzet op de bij aangever geconstateerde letsels. De rechtbank stelt voorop dat, door tweemaal met een mes in het been te steken, verdachte in ieder geval vol opzet heeft gehad op de steekletsels in het been van verdachte. De rechtbank is echter op grond van hetgeen hiervoor beschreven van oordeel dat bij verdachte tevens sprake is geweest van opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, op de bij aangever toegebrachte gezichtsfracturen, nu de vechtpartij reeds begonnen was en verdachte zag hoe aangever geslagen en getrapt werd, toen verdachte zich daarbij voegde.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat aangever als gevolg van het geweld dat op hem is uitgeoefend twee - door een chirurg behandelde - diepe steekwonden in zijn been en meerdere aangezichtsfracturen heeft opgelopen, waarvoor aangever een aangezichtschirurg heeft moeten consulteren. Aangever moest - in verband met het hoofdletsel - een dag worden opgenomen om te bezien hoe één en ander zich ontwikkelde.
De rechtbank is van oordeel dat aard van de aan aangever toegebrachte letsels en de combinatie van deze letsels naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Aangever is naar aanleiding van het incident kort opgenomen geweest in het ziekenhuis ter observatie en had bij opname krachtsverlies in zijn linkerbeen. Daarnaast is chirurgisch ingrijpen noodzakelijk geweest ter behandeling van zowel het aangezichtsletsel als de steekwonden in het been. De rechtbank acht gelet op voorgaande het primair ten laste gelegde bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1 en 2 van parketnummer 18/119759-25, het ten laste gelegde onder parketnummer 18/079647-25 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/154874-25 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/119759-25
1.
hij op 15 januari 2025 te Assen meerdere die aan Douglas ( [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 14 februari 2025 te Assen meerdere parfums die aan Douglas ( [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/079647-25
hij op 12 maart 2025 te Assen openlijk, te weten op/aan [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door:
  • een steen, vaas en zadel in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien,
  • met een stoel tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan,
  • die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan, en
  • die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens lichaam te schoppen;
parketnummer 18/154874-25
primair.
hij op 19 mei 2025 te Assen tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steekwonden in zijn linker bovenbeen, een breuk van de bovenkant van zijn neus en een breuk onder zijn rechteroog, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2]
  • meerdere malen met een mes, te steken in het linker bovenbeen, en
  • meerdere malen in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en
  • meerdere malen althans eenmaal met een riem, althans een voorwerp op de rug, althans op het lichaam te slaan
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/119759-25
diefstal.
diefstal.
parketnummer 18/079647-25
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
parketnummer 18/154874-25
primair. medeplegen van zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast en verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden en dat de rechtbank deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaart.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en oplegging van een jeugddetentie gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de eigen schuld van aangever bij de vechtpartij ten laste gelegd onder parketnummer 18/079647-25.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadviezen, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Allereerst heeft verdachte zich op 15 januari 2025 en 14 februari 2025 schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen, waarbij hij meerdere parfums bij de Douglas heeft weggenomen. Dit soort feiten zijn overlastgevend, hetgeen de rechtbank verdachte kwalijk neemt. Vervolgens heeft verdachte zich op 12 maart 2025 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, door vanuit het niets in [adres] te Assen samen met anderen met diverse goederen richting aangever [slachtoffer 1] te gooien, alsmede aangever te slaan en schoppen. De rechtbank is, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, van oordeel dat geen sprake is van eigen schuld aan de kant van aangever, wat zou moeten leiden tot strafmatiging voor verdachte. Tot slot heeft verdachte zich op 19 mei 2025 schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling in het centrum van Assen, waarbij verdachte aangever [slachtoffer 2] in zijn been heeft gestoken met een mes. Aangever heeft fors letsel opgelopen na deze geweldsexplosie. De rechtbank acht voornoemd gedrag van verdachte verwerpelijk en zorgelijk. Feiten als deze hebben een grote impact op slachtoffers, hetgeen ook blijkt uit de toelichtingen op de verzoeken tot schadevergoeding van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Met name de enorme geweldsexplosie jegens aangever [slachtoffer 2] heeft veel impact gehad. Daar komt bij dat geweld in de openbare ruimte bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten oplegging van een jeugddetentie van langere duur op zijn plaats is.
Persoon van de verdachte
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte eerder strafbeschikkingen opgelegd heeft gekregen, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van verdachte werkt aldus niet straf vermeerderend, maar ook niet straf verminderend.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 12 november 2025. Uit voornoemd advies volgt dat sprake is van een delictpatroon voor zowel openlijke als heimelijke delicten. De belangrijkste risicofactoren zijn het negatieve sociale netwerk en middelengebruik. Verdachte gebruikte middelen waardoor hij zich binnen het AZC niet aan afspraken kon houden en dak- en thuisloos raakte. De belangrijkste beschermende factoren zijn dat hij zich tijdens zijn detentie meewerkend opstelt, abstinent blijft van middelen en gemotiveerd is voor gedragsverandering. Intensieve begeleiding in de vorm van begeleid wonen biedt de meeste garantie om deze positieve ontwikkeling vast te houden en contact met zijn negatieve netwerk te voorkomen. Intenszorg Twente, een instelling voor ambulante begeleiding, is bereid om verdachte te begeleiden. Zij kan woonruimte en dagbesteding bieden en er is vrijwel continu begeleiding in zijn directe omgeving aanwezig. De reclassering adviseert bij een veroordeling oplegging van een meldplicht, ambulante begeleiding, een alcohol- en drugsverbod en dagbesteding als bijzondere voorwaarden. Voorts adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. Ondersteuning, begeleiding en begrenzing door volwassenen en oriëntatie op scholing en de arbeidsmarkt zijn aangewezen om het leven van verdachte vorm te geven. De reclassering heeft tevens geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De deskundige [jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder, heeft ter terechtzitting het reclasseringsadvies bevestigd en nader toegelicht. Ter aanvulling op de reeds in het reclasseringsadvies geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de deskundige geadviseerd als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende ambulante behandeling, zolang de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was 18 jaar oud toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal, zoals door de officier van justitie en de verdediging is verzocht, het jeugdstrafrecht toepassen.
Op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Tevens zullen aan dit voorwaardelijk strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van een persoon en er bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

Benadeelde partij

parketnummer 18/079647-25
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 24,99 ter vergoeding van materiële schade en 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen voor een bedrag van 24,99 aan materiële schade en 300,00 aan immateriële schade, nu dit overeenkomt met hetgeen is toegewezen door de politierechter in de zaak van een medeverdachte, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd dat, gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht, de gijzeling op nihil wordt gesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met 5,00 afschrijving ten aanzien van de oordoppen bij het toe te wijzen bedrag ter vergoeding van materiële schade. De raadsvrouw heeft daarnaast zich op het standpunt gesteld dat het bedrag ter vergoeding van immateriële schade gematigd dient te worden, gelet op het eigen aandeel van aangever bij de vechtpartij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De gevorderde materiële schade zal in zijn geheel worden toegewezen. De oordoppen waren ten tijde van het strafbaar feit blijkens de toelichting op de vordering nog geen jaar oud, zodat de rechtbank geen rekening zal houden met een afschrijvingspercentage. De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat het enkele feit dat in de zaak tegen medeverdachte een lager bedrag is toegewezen onvoldoende is om daar in de zaak van verdachte bij aan te sluiten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat geen enkele sprake is van eigen schuld bij aangever wat zou moeten leiden tot vermindering van de schadevergoedingsplicht. De rechtbank acht een toe te wijzen bedrag aan immateriële schade van 600,00 billijk. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal daarbij het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
parketnummer 18/154874-25
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 49,00 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd dat, gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht, de gijzeling op nihil wordt gesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen, nu de aangehaalde jurisprudentie in de onderbouwing van de vordering niet vergelijkbaar is met onderhavig feit. De raadsvrouw heeft tevens matiging verzocht gelet op de onduidelijkheid omtrent de rol van verdachte bij de vechtpartij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade voldoende is onderbouwd en acht toewijzing van een bedrag van 5.000,00 aan immateriële schade billijk. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal daarbij het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

parketnummer 18/154874-25
Onder verdachte is een geprepareerde tas in beslag genomen. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben geen standpunt ingenomen over het inbeslaggenomen goed. De rechtbank acht de inbeslaggenomen geprepareerde tas vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/119759-25 feiten 1 en 2, parketnummer 18/079647-25 en primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/154874-25 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 150 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. de veroordeelde medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering van het Leger des Heils op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zich laat begeleiden door Intenszorg Twente of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en stelt zich onder behandeling van een nader door de jeugdreclassering aan te wijzen instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De jeugdreclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan het Leger des Heils, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht door het Leger des Heils dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Ten aanzien van parketnummer 18/079647-25
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 624,99 (zegge: zeshonderdvierentwintig euro en negenennegentig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 624,99 (zegge: zeshonderdvierentwintig euro en negenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 24,99 aan materiële schade en 600,00 aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/154874-25
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 5.049,00 (zegge: vijfduizend negenenveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.049,00 (zegge: vijfduizend negenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 49,00 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/154874-25

Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen goed:

1 STK geprepareerde tas
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. J. Faber en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2025.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Zie ECLI:NL:HR:2014:3474 r.o. 3..2.3.